Verdomd, de berg beweegt! (Badwater 1999)

Zomer 1999 zag Kees Kooman de merkwaardigste wedstrijd van zijn bestaan. De Badwater 135 start op de laagste en warmste plek van de USA en eindigt op een ruim 215 km verderop gelegen berg.

Oorspronkelijk gepubliceerd in Runner’s World, september 1999, p. 56 – 61.

Badwater 135, de gevaarlijkste vorm van loopsport

‘Verdomd, je hebt gelijk: de berg beweegt!’

Tekst: Kees Kooman

Hardlopers die God (of misschien de duivel) willen tarten, proberen zich toegang te verschaffen tot Badwater 135, een wedstrijd over ruim 215 kilometer onder de zwaarst mogelijke omstandigheden. Er vloeien veel tranen bij de finish op 2500 meter hoogte, van pijn en emotie. Bij deze tocht past maar één woord: bizar. ‘Opeens viel hij flauw. En we hadden hem de hele dag koel gehouden door
ijskoud water over hem heen te gooien.’
Verslag van de zwaarste en gevaarlijkste ultraloop ter wereld. Voor wie dergelijke obstakels kan overwinnen, is het leven een peulenschil.

Met een temperatuur van 37 graden is het op deze donderdagmorgen behaaglijk koel voor de tijd van het jaar en vooral voor de plaats van handeling: Badwater in Death Valley, een vallei nabij Las Vegas, die in de goudkoorts van voorbije eeuwen haar naam alle eer heeft aangedaan. Het meest verraderlijke van deze omgeving is het loepzuivere zicht, waardoor afstanden niet te schatten zijn en altijd veel groter blijken dan gedacht. De temperatuur bereikte vorig jaar waarden van meer dan vijftig graden Celsius. In de (zeldzame) schaduw, welteverstaan. Iedere deelnemer aan naar wat zonder twijfel de zwaarste wedstrijd ter wereld kan worden genoemd, weet dat je hier zoveel mogelijk op de witte strepen moet proberen te lopen. Daarmee voorkom je dat de zolen aan het asfalt vastplakken.
Elk jaar verzamelen zich in het heetst van de Amerikaanse zomer op de heetste plek helden (gekken, volgens anderen) voor een wedstrijd over 135 mijl, ruim 215 kilometer, naar Mount Whitney, waarvan de top op 4420 meter hoogte meestal bedekt is met sneeuw. Ongeveer de helft van het parkoers is vlak, maar deze aanmoediging wordt geheel tenietgedaan door de temperatuur. Bergafwaarts lopen is evenmin een pretje, maar het verschrikkelijkste vooruitzicht is toch de vijftig kilometer die geklommen moet worden, met een in totaal te overwinnen hoogteverschil van ongeveer zesduizend meter.
De relatief prettige temperatuur heeft te maken met een natuurverschijnsel dat gisteren spookachtige taferelen veroorzaakte in Stovepipe Wells, uitvalsbasis voor de meeste deelnemers en begeleiders. Heel duidelijk zichtbaar en tergend langzaam kwam de donkere wolk vanuit de Sierra Nevada dichterbij. Bij nader inzien bleek deze te bestaan uit zand, stenen, (heel veel) regen en bliksem, het geheel gedragen door een orkaanachtige wind. De inwoners van deze streek bevestigden dat ze nog nooit zoiets hadden meegemaakt.

Lijkkist
Ben Jones, vanwege zijn grote betrokkenheid (en diverse starts in het verleden) de ‘burgemeester van Badwater’ genoemd, vond de storm prachtig. Als dokter die in deze omgeving de autopsies verricht, vervoert hij het in de wedstrijd onmisbare ijs in een passend omhulsel: een lijkkist. ‘De storm deed me denken aan een film waarin een beroemde tankcommandant in de Tweede Wereldoorlog staat te kijken naar alle mogelijke rampspoed en tegenslag, en zegt: I love it. Ik vond dit ook geweldig. Het maakte de omstandigheden nog dramatischer en wat mij betreft nog aantrekkelijker. We kunnen het alleen beter de Floodwater 135 noemen!’
Het natuurgeweld gaf niet alleen reden tot juichen. Nabije wegen waren vrijwel onbegaanbaar door een uit de woestijn meegevoerde smurrie van vuistgrote kiezels en gele modder. De toegangsweg naar Badwater werd onbegaanbaar verklaard. Maar wat is onbegaanbaar voor atleten die zich hebben voorbereid op een tocht langs de poorten van de hel, die zestig uur in beslag kan nemen?
De start, aanvankelijk verplaatst, wordt vier uur uitgesteld om een tractor met sneeuwschuiver de kans te geven de ergste hindernissen uit de weg te ruimen. Een vertrek op een veel koelere plek en veel te vlakke weg zou immers ieder record zonder bijzondere betekenis maken. En zo vertrekt de bizarre karavaan van 43 avonturiers om tien uur ’s morgens vanuit Badwater (bad vanwege de grote hoeveelheid ongezonde bacteriën in de aanwezige zoutpoel), bijna als vanzelfsprekend begeleid door het Amerikaanse volkslied.
In het wedstrijdreglement wordt niet kinderachtig gedaan over de loerende gevaren: nierklachten tot de dood erop volgt, zonnesteek, hersenbeschadiging en alle symptomen van oververhitting, misselijkheid, hoofdpijn, duizeligheid, te hoge hartslag, niet kunnen zweten, kippenvel in de buurt van de hartstreek, grote irritatie, algehele zwakte en overgeven.
In de slotfase, als de temperatuur tot onder nul kan dalen, staan andere lichamelijke ongemakken te wachten, zoals zwelling van longen en hersenen, verschijnselen die horen bij hoogteziekte. Meer alledaagse plaaggeesten zijn blaren, bijna onvermijdelijk op het gloeiende asfalt (honderd graden op het heetst van de dag). ‘Je bent verantwoordelijk voor je eigen gezondheid’, aldus de huisregels. ‘Er zijn geen verzorgingsposten. Ken je grenzen, ken je lichaam.’

Sauna
Angelika Castaneda en Barbara Warren kennen hun lichaam door en door. De 56-jarige tweeling van Oostenrijkse origine heeft zich in San Diego voornamelijk voorbereid in de sauna. Hardlopen bij temperaturen van zeventig tot tachtig graden. Eerst een kwartier en dan langzaam maar zeker steeds langer, zoals ieder gezond schema dat voorschrijft. Een paar weken geleden hebben ze een duurloop van honderd kilometer afgelegd in Death Valley, bij een temperatuur van een graad of vijftig.
De tweeling deed al vaker mee in Badwater. ‘Het is nog nooit zo koel geweest’, juichen ze een dag voor de wedstrijd in de hotelkamer, nadat ze eerst gevraagd hebben of de airconditioning mag worden uitgeschakeld. Ze tonen een gereedschapskist met zalf, zolen, smeersels voor alle omstandigheden en voor elk drie paar schoenen in oplopende maten, waarvan de neuzen weggeknipt zijn om de gekwelde voeten meer ruimte te bieden. Drie of vier inlegzolen in elke schoen is de beste bescherming tegen blaren.
‘Ik ben ontzettend bang’, zegt Angelika Castaneda. ‘Het onbekende overwinnen: zal ik slagen of falen?’ Ze slaagt met glans, zal tweeëneenhalf etmaal later blijken. Barbara Warren: ‘Ik ben niet bang. Wat komt, dat komt. Het is grappig. We zijn tweelingen, hebben dezelfde antennes, doen al deze extreme en magische dingen samen. Maar Angelika is heel dramatisch en intens, en ik benader de dingen meer wetenschappelijk.’
Angelika: ‘En ik ben bang. Vooral voor de hallucinaties. Het slechtst heb ik het hier altijd tussen twee en vier uur ’s nachts. Schaduwen gaan tegen je praten en worden je vijand. De bosjes worden menselijke gedaantes, ze maken zich los en beginnen met je mee te lopen. Ik heb hele schoolbussen gezien, van die gele, verlicht van binnen. De deuren waren uitnodigend open, de passagiers wachtten op mij. Maar toen ik naderbij kwam, verdween de bus tot mijn grote teleurstelling.’
Barbara: ‘We hebben ook muziek gehoord. Luide, prachtige muziek. O, we komen dichterbij, daar zijn de mensen al en de lichten. We komen dichterbij en… niets. In Lone Pine zie je van verre Mount Whitney, waar de finish is. Ik zeg tegen Angelika: zie jij wat ik zie, de berg beweegt! Verdomd, zegt Angelika, je hebt gelijk, de berg beweegt! Nee, ik ben niet bang dat we gek worden. Ik ben een psycholoog die zich uitstekend met de meeste patiënten kan identificeren. Hallucineren is een kunstgreep van de geest om te overleven.’

Déjà vu’s
Angelika: ‘Het lichaam kan de werkelijkheid niet meer aan en je geest creëert een nieuwe werkelijkheid. Een veel mooiere. Het volgende stadium is nog veel griezeliger, de déjà vu’s. Je kunt plaatsen beschrijven, terwijl je er nog nooit eerder bent geweest. Dat is ons overkomen tijdens survivals op de oceaan, nadat ik in vijf etmalen slechts drie uur had geslapen. Ik kon vooraf twee rotspartijen met een vuurtoren tot in de kleinste details omschrijven. Dat is pas echt eng.’
Barbara: ‘Het is een overlevingsmechanisme dat te vergelijken is met het instinct van trekvogels, die precies weten waar en wanneer ze moeten vliegen. Door slaapgebrek worden je zintuigen zo gevoelig dat ze in kleine antennes veranderen.’
De volgwagen van de tweeling is volgestouwd met ijs, dranken, mineralen (om zouttekorten tegen te gaan) en vloeibaar voedsel. Plus een indrukwekkende hoeveelheid donkergekleurde sjaals van pure zijde, waarmee ze tijdens de wedstrijd veranderen in buitenaardse wezens, moeizaam balancerend op de witte reddingslijn van het asfalt.
‘Gezond? We gaan te ver om nog te kunnen spreken van goed gezond. Maar onze lichamen zijn hierop getraind en in staat om snel te herstellen. Waar het om gaat, is de beloning na afloop. Als je deze obstakels kunt bedwingen, kun je alle problemen in het leven aan. Daarmee willen we voorbeelden zijn. Bewijzen dat je altijd nog een stukje verder, dieper kunt gaan. Lichaam en geest kunnen veel meer dan je denkt.’

Horizontaal
Maar nu hebben we nog nauwelijks een marathon achter de rug (er volgen er nog viereneenhalf), als daar aan de kant van de weg de gestalte opdoemt van een atleet, zij het in horizontale positie. Het is de Canadees Brian Van Oene, die door ondraaglijke kramp door zijn benen is gezakt. Hij zoekt steun bij een baal ijs, die voorzichtig onder zijn gekwetste ledematen wordt geschoven.
Het oponthoud is waarschijnlijk te wijten aan de relatief hoge vochtigheidsgraad in combinatie met verkeerde voedingssupplementen. De Canadees zegt slechts aan één ding te kunnen denken: een duik in het zwembad van Stovepipe Wells, maar daarvoor moet hij nog minstens een halve marathon afleggen. Die gedachte brengt hem weer op de been. Later blijkt dat de tussenstop voor hem tevens het eindstation was.
Daniel R. Jensen is dan nog in de strijd, voor iedereen duidelijk herkenbaar. In februari 1971 stapte hij als twintigjarige in Vietnam op een landmijn en raakte een been kwijt. Protheses braken sindsdien af als luciferhoutjes, totdat in 1990 zijn leven een andere wending kreeg dankzij de fabricage van een kunstbeen waarmee hij kon hardlopen. ‘Als muzikant had ik twintig jaar doorgebracht in meestal zeer rokerige bars. Met mijn nieuwe prothese heb ik de eerste dag twintig minuten hardgelopen, zo blij als een kind. Die zomer deed ik mee aan mijn eerste triatlon.’ De marathon loopt hij inmiddels in 3.30 en speciaal voor Badwater heeft hij een lied gecomponeerd. ‘Dat ga ik spelen bij de finish’, belooft Jensen.
‘Het is ongelooflijk wat er de laatste jaren met me is gebeurd. Vorig jaar heb ik tweeduizend kilometer gefietst van Saigon naar Hanoi. Ik heb de Marathon des Sables gelopen, en goed gelopen. En nu dan Badwater, de zwaarste race ter wereld. Nog geen tien jaar geleden kon ik me niet voorstellen vijf kilometer achtereen te lopen.
Op zoek naar grenzen ga je steeds verder, de verslaving sluipt in je lichaam. Ik heb het moment vervloekt waarop ik ja heb gezegd tegen deze wedstrijd. Net als in de Sahara, waar drie teennagels afscheurden, probeer je nog wat dieper te gaan. Die inspanning brengt gedachten en krachten in je boven, waarvan je niet het geringste idee had dat je ze had.’ De Amerikaan moet ongeveer zestig kilometer voor de finish afhaken om redenen die hij vooraf niet had kunnen vermoeden. Na een rustpauze past zijn prothese niet meer op de gezwollen stomp.

Heel ander mens
Jensen, die de marathon van New York liep met een voormalige Noord-Vietnamese vijand (net als hij op een landmijn getrapt), zegt dat hij door ultralopen een heel ander mens is geworden. In Stovepipe Wells, waar de temperatuur inmiddels inderdaad in de buurt van de vijftig graden is beland, wordt deze mooie gedachte door Ben Jones (66) onderschreven. Dat gaat niet zonder tranen.
De ‘burgemeester van Badwater’ smoort zijn betoog in een langgerekte snik, als hij de aantrekkingskracht van deze hel onder woorden tracht te brengen. ‘Toen ik deze wedstrijd voor het eerst liep, was ik bang dat ik de finish niet zou halen. De volgende keer was een te groot zelfvertrouwen mijn grote angst. Eenmaal aan de finish was het logisch dat je ogen niet droog konden blijven. Je doet het met anderen. De kameraadschap vind ik toch het mooiste aan deze wedstrijd.’
Als arts heeft hij grote twijfels over een dergelijk avontuur, twijfels die hij ook durft uit te spreken. ‘Toen ik voor de vierde keer meedeed, merkte ik dat ik helemaal niet kon plassen. Ik voelde me zo belabberd! Een vriend is door dezelfde nierproblemen bijna in coma geraakt, waardoor een transplantatie noodzakelijk zou zijn geweest. Bovendien hield ik mijn vrouw Denise (dit jaar weer actief in de Badwater 135; KK) alleen maar op. Ik heb toen opgegeven.
Achteraf weet ik dat het een kwestie was van slechte voorbereiding. Ondanks twaalf uur werken per dag lukte het me niet meer mijn praktijk te runnen. Ik ben in een diepe depressie geraakt en heb me vrijwillig laten opnemen in een psychiatrische inrichting. Daar kwam ik er al gauw achter dat de meeste artsen ondanks hun prachtige scans meestal veel gekker waren dan de meeste patiënten. Daarna ben ik behandeld in een kliniek waar veel filmsterren naartoe gaan en waar ik door elektroshocks genezing heb gevonden. Het gaat nu beter met me dan ooit.’
Als volger voelt Jones zich in zijn element, maar hij vraagt zich wel af of een deelnemersveld van 43 niet te veel van het goede is. ‘Ik wil graag anderen motiveren om de finish te halen. Maar ik moet toegeven dat ik me meer op mijn gemak voelde toen de wedstrijd kleinschaliger was. Dit zijn mijn beste vrienden. Dat kan ik niet zeggen van mijn collega’s, artsen. Dat zijn op dit soort dagen regelrechte vijanden. Of ze het gezond vinden? Het interesseert ze niet. O, je gaat weer een paar dagen in de woestijn lopen? Ze komen echt niet kijken. Voor Amerikaanse begrippen vertonen wij afwijkend gedrag. De meesten gaan liever golfen of tennissen, denk je niet?’

Toverformule
Bij gebrek aan sauna’s heeft zijn vrouw in Lone Pine zo vaak mogelijk de autoverwarming voluit gezet en zich zo warm mogelijk gekleed, terwijl de buitentemperatuur al boven de dertig graden uitkwam. ‘Gewenning is de toverformule’, zegt Ben Jones. ‘Dat geldt zelfs voor de begeleiders. Wat heb je eraan als zij aan de hitte bezwijken?’
Bob Ankeney, die in de gevangenis werkt, heeft op het heetst van de dag met een kogelvrij vest getraind, en niet uit angst voor aanslagen. ‘Terwijl het 39 graden was, droeg ik warme kleding op mijn werk. De mensen dachten dat ik gek was. Als ik ze uitlegde dat ik in Death Valley ging lopen, wisten ze het wel zeker.’
Het is inmiddels vijf uur in de middag, als Eric Clifton (41) tot zijn eigen verbazing tegen een eerste (en ook meteen laatste) inzinking oploopt. Hij nadert Townes Pass, na bijna honderd kilometer, met een gerieflijke voorsprong van acht kilometer op de nummer twee, Gabriel Flores (33). Plotseling beginnen zijn benen, tot dan een verbazingwekkend geoliede machine, vol te stromen met lood. Het is namelijk gaan regenen.
De effecten zijn niet verkoelend, maar juist averechts. De luchtvochtigheid neemt enorm toe en hetzelfde geldt voor het stijgingspercentage van deze weg, die lijkt op een rupsbaan. Voor auto’s met oververhitte radiatoren zijn vluchthavens ingericht, maar de lopers zijn op zichzelf aangewezen en op hun begeleiders. Clifton: ‘Het was alsof ik in een sauna liep, waar veel te veel water op de verwarming was gegooid. Of nog beter: ik liep in een stoombad!’

Verstoppertje
Clifton voltooide al 82 ultralopen, vaak als winnaar, maar moest de afgelopen twee jaar opgeven in Death Valley. De ene keer omdat hij te weinig kilometers had gemaakt, de andere keer omdat hij te weinig in de hitte had getraind. Ditmaal heeft hij in zijn woonplaats Albuquerque weinig aan het toeval overgelaten. Maar wat vervloekt hij onderweg de momenten waarop Gabriel Flores, de winnaar van vorig jaar, op de uitgestrekte wegen zijn achterstand begint weg te werken. ‘Ik wilde rusten, maar ik kreeg de kans niet. Ik was zo verschrikkelijk moe. Tegen mijn vrouw heb ik gezegd de autolampen uit te doen, om zo verstoppertje te spelen.’
Maar om half twaalf, begeleider Pozirov kan zich het moment precies herinneren, gaat bij Flores in figuurlijke betekenis het licht uit. ‘Opeens viel hij flauw. We hadden hem de hele dag koel gehouden door ijskoud water over hem heen te gooien. Hij had goed gedronken en hij had zich in zijn Mexicaanse geboorteplaats beter dan ooit voorbereid. Maar opeens verloor hij de controle over zijn bewegingen en raakte bijna in shocktoestand. Hij vertelde dat hij niet meer verder wilde en dat hij het veel te druk had gehad met zijn (autobanden)bedrijf in Los Angeles. We hebben hem op de grond gelegd om hem medisch te verzorgen, en we hebben vooral op hem ingepraat. Mentaal is hij verschrikkelijk sterk. Als het aan zijn geest lag, was hij al bij de finish.’

Watermeloen
We zijn echter nog niet eens bij de Owen’s River, een onzichtbare rivier op dertig kilometer van de eindstreep. In de ochtendschemering eet Eric Clifton een stuk watermeloen. De leider praat traag, alsof hij dronken is, maar volgens zijn begeleider Ian Torrence is het hier schijn die bedriegt. Clifton heeft na de inzinking in de regen een uitstekende nacht achter de rug (‘Ik had steeds het gevoel dat ik maar op zeventig procent van mijn krachten hoefde te presteren’) en zijn voorsprong staat weer als een huis: vijf of misschien wel zeven kilometer. Die schatting wordt later bevestigd door een patrouillerende politiewagen, die het blijde nieuws per luidspreker de wijde wereld inslingert.
Slaapgebrek is voor Clifton niet het grootste probleem in Death Valley. ‘Ik heb mijn ex-vrouw begeleid, terwijl ze ultraraces deed op de fiets over ruim tweeduizend kilometer. Je sliep dan hooguit zeven uur in elf dagen. Daarbij vergeleken is dit niets. Ik probeer mensen niet eens meer uit te leggen wat een dergelijke hardloopwedstrijd voorstelt. Het is zoiets als wanneer een militair moet uitleggen wat oorlog betekent. Dit is een soort oorlog, vooral met jezelf.’
Op de opmerking dat een wedstrijd onder deze omstandigheden eigenlijk niet geschikt is voor een mens, alleen als hij God wil uitdagen, of misschien de duivel, zegt Clifton na de finish op 2500 meter hoogte: ‘Ik vrees dat ik het daar zo langzamerhand mee eens moet zijn.’
Gabriel Flores wordt op dat moment bijna letterlijk de laatste berg opgeduwd, maar nog veel heroïscher is de oorlog die zich afspeelt bij de vrouwen. Aanvankelijk gaat Lisa Smith, de winnares van vorig jaar, aan de leiding. Ze wordt gehinderd door een blaar zo groot als haar voet, maar is verder nog in goeden doen, lichamelijk en zeker geestelijk. Ze heeft een ogenschijnlijk onaantastbare voorsprong op de twintig jaar oudere Angelika Castaneda, die als vanouds zwaar liep te hallucineren in de vroege nacht. ‘Ik zag zoveel lichten en mensen die ik moest omzeilen. Uiteindelijk kreeg ik in de gaten dat ik liep te zwalken.’
Een hazenslaapje van tien minuten zorgt voor enige verlichting. Castaneda heeft last van blaren en ook twee verse knie-operaties (waarbij kunstpezen werden aangebracht) vragen ongewenste aandacht. Maar het nieuws dat Smith, zo mogelijk nog meer zigzaggend, in grote problemen is nabij Lone Pine, geeft haar de kracht om nog dieper uit de voorraadkast van onvermoede energie te putten.
Mark Gassert, een van haar begeleiders: ‘Bizar. Dat is het woord dat bij deze wedstrijd past. Het heeft weinig meer te maken met fysieke kwaliteiten, veel meer met mentale. En laat niemand beweren dat hier geen gevaren aan zijn verbonden. Dit is veruit de gevaarlijkste vorm van loopsport.’

Allergische reactie
Door de hitte bevangen moet Smith een tussenstop maken in een hotel, waar ze in een ijsbad wordt gedompeld. De inzinking heeft waarschijnlijk te maken met een allergische reactie op een zonnebrandmiddel. Volgens de reglementen kunnen deelnemers zoveel rusten als zij willen. Maar het is absoluut verboden om de hulp in te roepen van een infuus. In de beklimming van Mount Whitney, met nog zestien kilometer te gaan, passeert Castaneda – met behulp van bergstokken – haar uitgeputte rivale. Overigens niet zonder haar verontschuldigingen uit te spreken plus de beste wensen voor het vervolg, want je wint in deze ultraloop in de eerste plaats van jezelf en dan pas van de tegenstander.
Smith, die met haar deelname geld inzamelt voor de kankerbestrijding, moet een paar kilometer verderop weer stoppen, omdat ze in coma dreigt te raken. De geschrokken begeleiders brengen haar naar het ziekenhuis in Lone Pine, waar ze aan een infuus wordt geplaatst. De volgende morgen vervolgt ze haar laatste tien kilometer, voorafgegaan door iemand met een opbeurend en toepasselijk spandoekje (‘Never, never quit’), om bij de finish te vernemen dat ze onherroepelijk uit de uitslag wordt verwijderd.
De avond tevoren is Castaneda na het invallen van de duisternis wederom bezocht door de spoken die de pijn verjaagden. Ze besluit de tocht in een hardnekkig stilzwijgen. ‘Het is gebruikelijk bij haar’, zegt Anne Lenferink, een Nederlandse begeleidster. ‘Als de pijn te veel wordt, rekent ze stilzwijgend af met de hallucinaties.’
Pas bij de finish begrijpt Angelika Castaneda wat ze heeft bewerkstelligd: de overwinning én een parkoersrecord. Met haar laatste reserves geeft ze haar zoon een klapzoen, maar niet nadat ze in een stoel is gehesen, waaruit ze voorlopig niet meer overeind kan komen. Ik ben heel, heel erg dankbaar’, stamelt ze, in de laatste kilometers ten minste tien jaar ouder geworden.

Uitslag Badwater 135 (van 1999)

1. Eric Clifton 27.49
2. Gabriel Flores 28.36
3. Mark Godale 29.58
8. Angelika Castaneda 36.58
13. Louise Cooper 40.14
16. Barbara Warren 41.25
33. Scott Weber (laatste) 56.34

Naschrift Martien Baars: dank aan Kees Kooman en Runner’s World voor toestemming om dit artikel over deze bizarre loop op UltraNED te mogen plaatsen.
Dit Badwater artikel is voorlopig de laatste in deze winter-serie over ultraklassiekers, al komt nog wel de reportage van Sido Martens over De Zestig van Texel 1999, ook uit Runner’s World. Wie weet komt er een nieuwe reeks over ultraklassiekers komende winter, al naar gelang bijdragen binnenkomen of ons oog op een mooi artikel over een ultraklassieker valt.