“En daar komt nummer 319 aan”: zo sprak de speaker op de wielerbaan in Den Burg. “Het is Theo de Jong uit Culemborg. Kom op Theo, eventjes lachen”. Maar dat kon ik niet meer opbrengen. Slechts zelden heb ik het zo zwaar gehad, zo stuk gezeten. De laatste vijf kilometer heb ik veel moeten wandelen, maar toch, ik heb het gehaald.
’s Zaterdag waren we al op Texel aangekomen. De temperatuur was toen circa 7 ° C met windkracht 7 of 8 uit NO. We zaten in een pension in de Koog. Ik was verkouden met een constant lopende neus en had een lichte verhoging. Met paracemol, echinaforce en cinuforce probeerde ik mezelf loopklaar te krijgen Die avond heb ik serieus overwogen om me de volgende dag af te melden als het niet beter zou gaan. Maar zaterdag ging het gelukkig wat beter, dus ik zou maandag lopen.
Zondag was het weer een stuk verbeterd. De zon scheen behoorlijk met een temperatuur van 15 ° C. De wind was niet zo hard meer, niet meer dan windkracht 5, soms 6 uit het oosten. Als het morgen ook zo zou zijn, met nog wat minder wind dan zou het perfect zijn om zestig kilometer hard te lopen.
En maandag was er inderdaad minder wind, het waaide nauwelijks meer, niet meer dan windkracht 2, soms nog minder. En de temperatuur, de temperatuur was perfect, tenminste voor een dagje strandplezier. Voor hardlopen was het voor mij in ieder geval later op de dag te warm.
Bij de start, in het NIOZ-gebouw weer de nodige veellopers waaronder Henry Okkersen, Gijs Honing, Vincent Schoenmakers en Ben Mol. Deze laatste ziet het vandaag als een training voor de 24 uur van Apeldoorn van 30 mei. Gisteren had hij nog vier uur gelopen, dus zou het vandaag wel niet zo denderend gaan, aldus Ben. Toch eindigde hij ruim voor mij. Goed gedaan Ben.
Voor de start het gebruikelijke zenuwachtige gedoe. Sommigen gaan nog gauw even plassen anderen proberen de stopwatch nog even, weer anderen zijn met hun schoenen bezig. En daar is dan de start. We gaan op weg. Na 200 m komt 120 km-loper Simon Pols ons tegemoet. Hij is het eiland al een keer rond geweest. Wij moeten dat nog doen. Helaas heeft hij moeten stoppen.
Op weg naar de Horsmeertjes en het strand is het volop genieten van de omgeving. Allerlei trekvogels zijn weer in het land en zingen dat het een lust is. De fitis laat overal zijn weemoedig liedje klinken, voor mij een typisch lentegeluid. Achter mij hoor ik de stem van Ton Smeets. Hij loopt met ons mee tot de volgende strandopgang. Voor mij zet hij een uniek prestatie neer. Bij mijn weten liep daar nog niet eerder een kunstheup over het strand. En dan ook nog met zoveel gemak. Hij maakte mij deelgenoot van allerlei plannetjes die hij in gedachten heeft. Maar daar zal hij t.z.t. zelf wel over berichten. Het klonk in ieder geval aantrekkelijk.
Samen met Henry Okkersen zoek ik mijn weg over het uitgestrekte strand. Het is goed te belopen, soms wat opgewaaide lage duintjes, maar voor de rest vrij hard strand met veel schelpen. “Zo moet Aruba er ongeveer ook uitzien Henry” zeg ik, “dit is een goede training voor je. Zand, strand, zee en warmte, dan kan je er vast een beetje aan wennen”. Eenmaal op het smalle strand bij paal 10 aangekomen lopen wat langs de vloedlijn waar het zand op veel plaatsen lekker hard is. Hier is het nu nog rustig met recreanten. Later, op het tweede stuk strand, van paal 17 tot 21, is het een stuk drukker. Veel mensen zitten er in badpak van de zon te genieten. Het is alsof het volop zomer is. Kinderen spelen op de grens van water en land, precies waar wij lopers ook langs willen. Pas gemaakte forten en kanalen moeten het daarbij wel eens ontgelden.
Na het eerste stuk strand een steile klim door de duinen over de Jan Ayeslag. Daarna door de bossen, over de Natte vlakweg. Hier is helemaal geen wind, terwijl de zon nog met gemak door de vrijwel nog bladloze bomen schijnt. Maar het is nog steeds genieten. Auto’s, fietsen en wandelaars gaven ons steeds ruim baan, perfect.
Bij de drinkpost na het tweede stuk strand, bij paal 21 staat Marijke, mijn vrouw, ons op te wachten om foto’s van Henry en mij te maken. Even dag zeggen, vertellen hoe het gaat en wat drinken, water en cola, een stukje sinaasappel en daarna wandelend naar de top van de duinovergang. Vandaar weer in draf. Het gaat nog steeds goed, en het is nog steeds genieten. Het graspad naar de slufter is wat hobbelig, maar het loopt wel lekker zacht. Dan bij het begin van de slufter omhoog. Het laatste zeer steile deel, met de traptreden, nemen we wandelend. Later in het jaar, bij de grottenmarathon in Valkenburg, zal het op de Cauberg ook zo steil zijn, maar dan moeten we die helling ruim 25 keer nemen.
Na de klim het duintraject naar de vuurtoren. Af en toe schitterende uitzichten, hoog in de lucht een zingende leeuwerik en nog steeds een lekker tempo. Ik begin het stilaan erg warm te krijgen, maar het is nog goed te doen. Op het 30 km punt noteren we tevreden een tijd van 2.55. En maar weer door, richting vuurtoren. Hier halen we de eerste wandelende hardlopers in. Dat zal mij zelf ook nog meerdere keren gaan gebeuren. Bij de drinkpost bij de vuurtoren even lekker rustig aan gedaan. Het is nu toch wel erg warm geworden. Maar, zo wordt ons verzekerd, nog even en je bent op de dijk. Daar is het wel lekker koel. Dat klinkt goed. Op pad dus. Na enkele honderden meters bemerk ik dat het moeilijk gaat. Ik laat Henry gaan. Heel langzaam loopt hij bij mij vandaan. En daar is de dijk, daar is het koel. Maar, helaas, daar is het net zo warm als elders en loop je op het asfalt, dan is het nog warmer. Er is zo weinig dat je die niet merkt en van afkoelen is geen sprake. Dan maar wat langzamer lopen. Zo gaan de kilometers onder mijn voeten door. Dit is toch wel een saai deel van de route. Van echt genieten is geen sprake meer, alleen waar we op de dijk lopen, met uitzicht op het wad is het weer erg leuk. Overal vogels die nu, bij laag water weer voedsel komen zoeken. Ook bij binnendijkse plassen zijn veel vogels te zien. En allemaal hebben ze het voorjaar in de kop. Kievieten buitelen over de lopers heen en grutto’s en kluten roepen steeds hun naam om ons te laten weten wie ze zijn.
Ondertussen heb ik Henry weer ingehaald. Opeens was het bij hem over en moest hij gaan lopen. De volgende drinkpost is enkele honderden meters verder. Samen wandelen we daar naartoe. Bij de drinkpost zijn natte sponzen genoeg. Ook daar heeft de organisatie weer goed voor gezorgd, zoals in alles. Het is allemaal perfect geregeld. Aan al die vrijwilligers, bij de drinkposten, die het verkeer regelen en ons lopers de weg wijzen, jullie allemaal bedankt. Het was ook voor jullie vaak afzien.
Van het sponzen koel ik heerlijk af, al is het maar tijdelijk. Mijn shirt is helemaal doorweekt met water als we weer gaan lopen. Heel langzaam aan loopt Henry weer op mij uit. Maar enkele kilometers later haal ik hem weer in, hij wandelt weer. Ik besluit door te lopen. Als ik nu weer ga wandelen kom ik niet meer op gang. Enkele kilometers verder moet ik toch gaan wandelen en haalt Henry mij weer in. Ik lijkt wel stuivertje wisselen. Ondertussen zitten we op 50 km Vlak voor de drinkpost komt Vincent naast me lopen. Hij is nog zo fit als een hoentje. Onbegrijpelijk wat een kracht er in dat kleine lichaam schuilt. “Gaat het Theo”, vraagt hij. Nee, het gaat duidelijk niet goed. Ik denk dat ik de laatste weken teveel van mezelf heb gevraagd. Vorige week de marathon van Londen, de week daarvoor de vier uur van Diever. Ik denk dat het teveel is geweest. Van rustige langzame duurlopen is al een tijd geen sprake meer. “Ja maar” zegt Vincent, “de tijden die jij loopt zijn ook geweldig” zo probeert hij me op te beuren. Ik moet er om lachen. Met Vincent bij je verveel je je nooit. Na de drankpost gaat hij er als een haas vandoor en zal binnenkomen in net iets meer dan 6 uur. Geweldig! Ongetwijfeld zal hij daar zelf over berichten na zijn weekje vakantie op Texel.
Ik overdenk mijn eigen woorden: geen langzame duurlopen meer gedaan. De avond ervoor heeft Ton ons weer eens precies uitgelegd waar die goed voor zijn, dat ze echt noodzakelijk zijn. Maar sinds januari heb ik ze eigenlijk nauwelijks meer gelopen. Wel genoeg wedstrijden, behalve drie marathons is dit alweer mijn vijfde ultraloop dit jaar. En dat breekt me nu op, mijn lijf is leeg, hartstikke leeg. Henry heb ik alweer moeten laten gaan. Ik zie hem pas na de finish weer terug. In Oosterend heb ik weer een stukje gelopen en aan een paar mensen die buiten in de zon zaten hoe warm het was. 22° C in de schaduw!
Een eindje voor Oude Schild wordt ik aangemoedigd, zoals langs de hele route gebeurde. De man roept dat de drinkpost voor de haven is. Of zei hij nou voorbij de haven. Het laatste blijkt het geval te zijn. En daarna het 5 km bord, het vrolijkt me nauwelijks op. Die laatste vijf kilometer zijn o zo moeilijk. De wind in de rug en de hellinkjes van het Hoge Land voor me en de zon alsmaar brandend op mijn kop. Toch komt de kerktoren van Den Burg steeds dichterbij. En daar hoef ik niet helemaal naar toe, de wielerbaan ligt voor de kerk en op de wielerbaan is de finish. Nog een haakse bocht naar rechts, de Haffelderweg op, lekker naar beneden toe en dan de wielerbaan op. Daar staat Marijke die weer een foto neemt. Wat zal ik er afgetobd opstaan. En dan, dan kan ik eindelijk na 6 uur 26 minuten en nog wat seconden.
Pas nu ik dit schrijf, een dag na de wedstrijd, ben ik trots op mezelf. Ik heb de zestig van Texel toch maar uitgelopen. Wat dat betreft had speaker gelijk: ik had best even kunnen lachen.
Theo de Jong
viridis@planet.nl