Comrades-interview met Hans Roodzant

Vorige week verscheen in De Gelderlander een artikel over één van de meest gepassioneerde Nederlandse Comrades-deelnemers

Artikel uit De Gelderlander van 07-07-2003

Hans Roodzant en de Comrades Marathon

Door PETER KEMPERMAN

ARNHEM – Marathons heb je in allerlei maten en soorten. Maar dé marathon is zonder enige twijfel die van Durban naar Pieter Maritzburg, of omgekeerd, in Zuid – Afrika. Net terug van zijn vierde achtereenvolgende deelname, weet Arnhemmer Hans Roodzant nu al dat hij ook volgend jaar weer van de partij zal zijn. Logisch. Een hardloopwedstrijd over 89 kilometer is immers niet te versmaden. Het vraaggesprek vindt plaats in café-restaurant Dudok. Niet omdat het pas geopende etablissement nabij het marktplein voor veel Arnhemmers nu al the place to be is. Nee, Hans Roodzant heeft om een heel andere reden zijn voorkeur uitgesproken. En dat wordt heel snel duidelijk.

“Het appelgebak”, zo vraagt hij als de vriendelijke serveerster zich meldt, “is die net zo lekker als bij Dudok in Rotterdam?” De verwachtingsvolle blik in de ogen van de 42-jarige Arnhemmer wordt vervangen door een twinkeling als de lieftallige jongedame meldt dat de lekkernij volgens exact dezelfde receptuur is samengesteld.
Beter had het interview niet kunnen beginnen, al is het achteraf de vraag of de financial manager van Nike überhaupt wel aangespoord had moeten worden. Nog voor het woord Comrades, de aanleiding voor de afspraak, is gevallen, is de hardloper namelijk al veranderd in een waterval van halve en hele, met Engelse termen volgepropte zinnen. Het is vroeg op de vrijdagochtend, maar desondanks heeft Roodzant er al een duurloopje van anderhalf uur op zitten. Geen wonder dan ook dat de enorme appelpunt niet lang op zijn bordje blijft liggen. Het zwaar afgetrainde lichaam schreeuwt om aanvulling van de voorraad koolhydraten.

Hardlopen. Als het even kan, doet Hans Roodzant het elke dag. Of hij zit op de fiets, een ontluikende nieuwe hobby. Misschien in 2005 al zal dat gaan uitmonden in deelname aan de beroemde klassieker La Marmotte. Op één dag de alpenreuzen Croix de Fer, Telegraph, Galibier en Alpe d’Huez bedwingen, dat lijkt de Arnhemmer voor de toekomst een prachtige nieuwe uitdaging.
Maar eerst nog één keer de Comrades Marathon. Hoewel de klus er eigenlijk op zit, want Roodzant slaagde vorige maand met glans in zijn streven de ruim 89 kilometer van Pieter Maritzburg naar Durban binnen de zeveneneenhalf uur (zilveren brevet) af te leggen.
“Het plan was zilver te halen en daarna op zoek te gaan naar een nieuwe beproeving”, legt de Arnhemmer uit. “La Marmotte bijvoorbeeld, of de Marathon des Sables, een week lang hardlopen in de woestijn. Maar beide evenementen moeten nog even wachten, want ik heb mijn plan bijgesteld. Dit jaar heb ik de downhill-versie van de Comrades gedaan. Nu wil ik ‘m ook nog een keer uphill, van Durban naar Pieter Maritzburg, binnen de zeveneneenhalf uur lopen. Daarmee kan ik dan tevens voor mezelf vaststellen dat die 7.07.52 van dit jaar geen uitschieter is geweest.”

Wie enige indruk wil krijgen welke ongelooflijke prestatie Hans Roodzant in Zuid-Afrika heeft geleverd, moet weet hebben van alle cijfers en zelf ook een beetje aan het rekenen slaan. Om met de cijfers te beginnen: Hans Roodzant werd 320ste in een veld van 13.310 deelnemers. Daarmee was hij niet alleen met afstand de beste Nederlandse deelnemer, maar ook behoorde hij met zijn klassering tot de beste tweeëneenhalf procent van alle lopers.
Nu nog even de 7.07.52 over 89 kilometers vertaald naar meer te bevatten eenheden. Hans Roodzant liep elke kilometer in 4.45, elke tien kilometer in 48 minuten en elke marathon in ongeveer 3.25 uur. Zijn gemiddelde over de hele afstand bedroeg zo’n dertien kilometer per uur. Dat is, gezien de lengte en zwaarte (heuvelachtig, 28 graden) van het traject, onwaarschijnlijk snel.

Geconfronteerd met die oprechte waardering, wuift Roodzant alle complimenten meteen weg. “Het klinkt misschien gek wat ik zeg, maar Hans Koeleman, mijn collega en Comrades-maatje, en ik hebben vastgesteld dat iedereen dit kan. Misschien dat mijn eindtijd wel wat hoog gegrepen is, maar uitlopen binnen de limiet van twaalf uur is voor veel lopers absoluut bereikbaar. Iedereen heeft namelijk meer in zijn of haar mars dan hij of zij vaak denkt.”

Hans Koeleman was er dit jaar niet bij. De voormalig steeple-specialist en tweevoudig deelnemer aan de Olympische Spelen vond drie keer Comrades, waarbij hij eenmaal na zeventig kilometer moest uitstappen, wel genoeg. Roodzant echter zette door, na 8.08 in 2000, 8.04 in 2001 en 7.52 in 2002 moest er immers nog een keer onder de 7.30 worden gelopen. De eerste indicatie dat dat er voor dit jaar in zat, kreeg de Arnhemmer begin mei, tijdens zijn zogeheten long run.

“Die long run is verplichte kost tijdens de voorbereiding. Ik loop dan zo’n zestig kilometer, altijd van mijn werk in Hilversum naar Arnhem. In 2001 liep ik daar bijna vijfeneenhalf uur over, dit jaar was ik binnen de vijf uur weer thuis. Een half uur sneller, dat was mooi. Daarna heb ik voornamelijk kortere afstanden gedaan, zo hard als maar kon. Nee, in de Comrades loop je geen moment in het rood. Maar het afzien helpt je wel om een vent te worden. In de Comrades moet je namelijk ook door als alles zeer doet.”
Dat laatste was vorige maand zeker het geval. Toch ging het eigenlijk volledig naar wens. “Ik heb een nagenoeg vlakke race kunnen lopen. Hans Koeleman volgde mij via internet en was bang dat ik te hard was gestart, maar ik kon gewoon goed doortrekken. Ook na 65 kilometer, voor de Comrades vaak het breekpunt. Dan crash je of je kunt doorgaan. Voor mij gold dat laatste en daar ben ik, achteraf gezien, nog het meest tevreden over.”
Heel even gloorde zelfs nog een subseven, een tijd onder de zeven uur. Roodzant: “Maar de laatste kilometers, uitgerekend de enige vlakke kilometers, had ik windkracht negen op kop. Toen was ik snel genezen met mijn subseven en heb ik rustig de wedstrijd uitgelopen.”

Waarna, vijf kilo lichter dan eerder op de dag toen hij aan de startstreep stond, de finish wachtte in een volgepakt cricketstadion. “Dat moment is niet te beschrijven. Ik had nog net geen tranen in de ogen, maar was wel heel emotioneel. Het publiek telt mee af, daar krijg je kippenvel van. En helpt je, voor zover je nog iets kunt sturen aan je benen, om voort te gaan. Eenmaal over de finish, voel je pas de vermoeidheid. Ik was helemaal verrot. Mijn hotel bevond zich op loopafstand, normaal zo’n vijf minuten wandelen. Ik geloof dat ik er een half uur over heb gedaan.”

De wedstrijd zelf, vindt Roodzant, laat zich het best vergelijken met de Nederlandse Elfstedentocht op de schaats. “Het heeft diezelfde uitstraling, diezelfde sfeer. De tv zendt alles van begin tot eind uit en de winnaar is een held voor het leven. De zege levert bij elkaar een miljoen rand, zo’n 100.000 euro, op. Dat is in Zuid-Afrika een enorme smak geld. De mensen langs de route juichen je toe en helpen je waar ze maar kunnen. Als je ergens een waterpost mist, komt meteen een toeschouwer je rennend achterna. En overal wordt gebarbecued. Als je wilt, grijp je van alles van de grill. Niemand die daar een probleem van maakt.”

Roodzant liet het vlees voor wat het was. Hij vertrouwde op zijn powergel en nam voor de rest water, energiedrank en cola. “Cola tijdens het laatste deel. Omdat er heel veel suikers in zitten en je er een opkikker van krijgt.”
Goed eten en drinken, is belangrijk. Evenals een goede voorbereiding. Toch maakte Roodzant dit jaar minder kilometers dan voorheen. “Vorig jaar had ik er veel weken bij van honderd kilometer en meer. Dit jaar heb ik me vooral gericht op het lopen van een snelle marathon. Dat zou in Londen gebeuren, maar na één kilometer al struikelde ik daar over een verkeersdrempel. Kwam ik uit op 2.51. Niet slecht, maar minder snel dan ik had gewild.”

Roodzant liep in een regionale wedstrijd ook nog een keer een tien kilometer in 33.40 en werd daarmee tweede achter lokale topper Jeroen Brandts. “Ik heb een redelijke basissnelheid”, weet Roodzant. “Maar de rek is er wel een beetje uit. De trainingsarbeid krijg ik nog wel gedaan, maar de rust is vaak het probleem. Als ik sneller wil worden, zou ik waarschijnlijk mijn baan moeten opzeggen. Ik denk niet dat dat het waard is.”

Want eigenlijk, weet ook Roodzant zelf, is hij al loopgek genoeg. “Gek? Ergens wel, maar Hans Koeleman en ik zeggen liever: gepassioneerd. Daarom ook dat wij helemaal gegrepen zijn door de Comrades Marathon. Dat is zo’n pure wedstrijd, zo puur hardlopen. De enige poespas is leuke poespas.
Zoals het feit dat je je startnummer houdt als je het jaar erop weer meeloopt. En je hebt de zogeheten green numberclub. Als je tien keer deelneemt, krijg je een groen nummer en die hou je dan de rest van je leven.”

Nog ‘slechts’ zes keer dus voor Hans Roodzant. De Arnhemmer lacht: “Tot die club zal ik nooit toetreden. En daar is het mij ook helemaal niet om te doen. Ik loop voor niemand, behalve voor mezelf. Al ben ik wel heel erg blij dat ik de afgelopen vier jaar de Comrades heb kunnen doen. Ik weet dat heel veel dingen in het leven veel belangrijker zijn dan lopen, maar dat neemt niemand me meer af. Elke keer weer als ik erover begin te praten, voel ik weer die sensatie, beleef ik opnieuw die emotie.”

Tot slot: nog een tip voor hardlopers die enthousiast zijn geworden door dit verhaal? Roodzant: “Heel veel tips. Je bent zo sterk als je zwakste schakel, werk daaraan. Ik heb een groot hart, in rust zo’n 36 slagen, maar weinig kracht. Dus heb ik aan krachttraining gedaan. Zuinig lopen, goed verdelen en voortdurend brandstof aanvullen, zijn zaken waar je tijdens de race op moet letten. Al heeft het, op een gegeven moment, allemaal niet meer zo heel veel met hardlopen te maken. Uiteindelijk moet je ‘boven de stof’ gaan staan. Wilskracht, zelfvertrouwen; dat sleept je er pas echt doorheen.”