Categorieën
nieuws verslagen

Spartathlonverslag 2022

Het leek Jonathan Koutstaal een goed idee om zijn niet gepubliceerde verslag van zijn Spartathlon van vorig jaar alsnog te publiceren zodat we in een echte Spartathlon stemming komen.

De Spartathlon is niet leuk. Hardlopen is sowieso meestal niet leuk, waarover later meer. De start in het donker aan de voet van de Akropolis is mooi, maar daarna gaat het al bergafwaarts. De route slingert door het drukke Atheense forensenverkeer, over driebaans wegen richting de kust. De vele tientallen platte petten die het verkeer in bedwang houden, zijn letterlijk van levensbelang. Soms staat er niemand bij een afrit en moet er een een bestuurder of een loper vol in de ankers.

De eerste 80 kilometer stinkt het afwisselend naar uitlaatgassen, olieraffinage en dode dieren. Meestal zie je de kadavers niet, maar telkens als je voorbij een braakliggend lapje grond loopt, boort de zware geur van ontbinding zich in je neusgaten een weg omhoog. De bermen zijn bezaaid met zwerfafval. De kustlijn en de blauwe zee aan je linkerhand worden ontsierd door olietankers en petrochemische installaties. De kustweg is minder druk, afgezien van de tientallen huurauto’s met CREW stickers op de achterruit die je steeds inhalen. Om nog maar te zwijgen van de vele loslopende waakhonden.

Vorig jaar voelde ik me bevoorrecht om hier te mogen lopen en daarom boeide al die troep me niet. Nu ben ik chagrijnig omdat het niet lekker loopt en irriteer ik me mateloos aan de drukte en de stank. De coronabesmetting van vorige week heeft zijn tol geëist. Al voor het kanaal van Korinthe zakt mijn hartslag nauwelijks onder de 150, zelfs als ik minutenlang wandel. Nog dik 175 kilometer te gaan en het rennen lukt nauwelijks meer.

Bij de verzorgingsposten put ik nog wat energie uit ontmoetingen met vrienden en bekenden, maar daartussen zakt mijn motivatie steeds tot ver onder nul. Honderd mijl wandelen is nog zo. verschrikkelijk. lang. Minutieus had ik de data van de vorige keer bestudeerd. Alleen Sparta halen was niet genoeg. Onder de 30 uur, dat zou mijn antwoord zijn op de onvermijdelijke vraag waarom. Nu dit doel langzaam maar zeker uit mijn handen glipt, heb ik geen antwoord meer over.

Ik bel mijn hulplijn. Gabriëlla hoort mijn gejeremieer geduldig probeert me omhoog te trekken uit de poel van negativiteit waarin ik al een paar uur wentel. Ik moet toegeven dat ik in gedachten al minstens tien keer de handdoek in de ring heb gegooid, maar dat zou belachelijk zijn nu ik nog twee uur voorsprong heb op de limiet. Hoeveel lopers achter je zouden er een moord voor doen om zo ruim de cutoff bij Korinthe te halen, en jij zou dat gewoon weggooien?

Een lelijke finish, 70 kilometer hardlopen en 175 snelwandelen. Bah. Chagrijnig stap ik door met een tempo van ruim 7 per uur. Net voor het donker wordt geef ik mezelf hardop een peptalk, er is toch niemand die het hoort, laat staan Nederlands verstaat. Dít is jouw ding, dít is waar je goed in bent. Als het niet meer gaat kun je verdomd hard wandelen. En dat desnoods een dag of langer volhouden. Gebruik die lange poten! Dit zeg je toch zelf altijd, dat het pas interessant wordt als het niet meer gaat? Nou, laat maar zien dan! Dit herhaal ik een paar keer, met de nodige krachttermen en armgebaren, tot ik het zelf begin te geloven.

Kort daarna krijg ik bericht dat Michiel en Nicole half Griekenland doorkruisen om me op te vangen bij Mountain Base, op 159 kilometer. Ik voel dat er een complot wordt gesmeed tegen het deel van mijn brein dat wil opgeven. Nu moet ik op zijn minst door tot honderd mijl. Drie uur later wurm ik me tussen de geparkeerde chaos door. Het weerzien doet me goed. Ouwehoeren komt later wel, eerst vijf minuten pitten.

Aan de voet van het rotspad naar de berg haak ik aan bij Mark Bissett, die een paar weken daarvoor UTMB heeft gelopen. Mooi zo. Die kan tenminste een berg op en af lopen. Chamonix en het UTMB-circus levert genoeg gespreksstof op om in 25 minuten naar boven te rammen. In de afdaling haal ik een loper of acht in. Het is een vervelend 4×4-pad met overal losliggende keien, maar het is maar twee kilometer lang. Niet de moeite om daar andere schoenen voor aan te trekken.

De nacht brengt opnieuw het gevecht met slaap. Mig en Panayotis regelen nog twee keer een matje voor een korte powernap. Het helpt, voor even. Ik zing heel hard Gute Nacht, Freunde voor de twee Duitse lopers twintig meter voor me, waarna ik ze in mijn beperkte Duits moet uitleggen hoe dat liedje tot het Nederlandse cultuurgoed is gaan behoren. Alles om de slaap eronder te krijgen. Af en toe lukt het weer om een klein stukje te rennen. Elke minuut die deze lijdensweg korter duurt is er eentje. Ik krijg last van mijn rug, rennen doet zeer. Blaren worden groter en groter. De mantra van Jannet Lange spookt door mijn hoofd. De pijn verdwijnt, de prestatie blijft.

De kernfusiereactor in de lucht heeft ons al vroeg in het vizier en het wordt nu echt heet. Vanaf Tegea is het nog 50 kilometer tot aan Sparta, over de saaiste weg van de hele Pelopponesos. Er is geen moer te zien, alleen strak en eindeloos asfalt met af en toe een helling. Nul schaduw. Radmer haalt me af en toe in, zoals we al sinds de vorige middag haasje-over spelen. Hij is de enige Nederlandse deelnemer die ik heb gezien sinds ik Endy in de vroege avond heb achtergelaten. Bij hem gaat het ook niet vanzelf, maar het verbaast me hoe vrolijk hij er nog bij loopt.

Kort na Tegea haal ik Ian Thomas in, die ik alleen ken van reputatie en zijn blog. Hij komt nauwelijks tot mijn schouder en is 17 jaar ouder dan ik, maar heeft weinig moeite met mijn wandeltempo. In 2020, toen de wedstrijd vanwege corona niet door mocht gaan, liep hij samen met James Ellis tóch van Athene naar Sparta. Zonder verzorgingsposten, zonder politiebegeleiding. We kletsen wat terwijl we de laatste klim slechten. Eenmaal boven pers ik er nog een paar blokjes hardlopen uit, voordat de koek definitief op is.

Tot zover had ik nog weinig last gehad van de hitte, ongetwijfeld door de pittige sauna-sessies vooraf en de handenvol ijsblokjes die ik bij elke gelegenheid mijn kleding propte. Maar de laatste twee uur volgt de zon me als een irritante kleuter met een vergrootglas. Ik word voor de zoveelste keer misselijk, maar het lukt me weer niet om mijn maag te resetten. In het zicht van Sparta zoek ik naar een plekje om alles eruit te gooien, maar de huizen staan hier zij aan zij. Bij de laatste post ga ik even rustig zitten om mijn oranje teamshirt aan te trekken en alle overbodige ballast te dumpen. De tijd zal me een worst wezen.

Ruim twee kilometer nog, twee keer rechtsaf, richting het standbeeld. Ik krijg er weer zin in. Michiel voegt zich bij me, het enthousiasme van het publiek maakt me weer wakker. Ik geef de Spanjaard voor me even de ruimte zijn finish te vieren voordat ik zelf de laatste treden op loop. Ik kus de voeten van Leonidas en weet nu heel erg zeker dat ik dit nooit, nooit meer wil doen.

Een uur later val ik op een terras aan de overkant na een biertje en twee stukken pizza in slaap. Michiel maakt grinnikend een foto. Wij tweeën kunnen echt óveral slapen. Tussen de rotsblokken op een gure col, in een ingestorte schapenstal, tegen iemands garagedeur, op een stoepje in een Grieks gehucht…

Eenmaal thuis overvalt me waar ik al bang voor was: een sterk verlangen om er weer bij te zijn.

Jonathan Koutstaal