Vier weken geleden was de marathon van Amsterdam mijn laatste wedstrijd. Etten-Leur en Bottrop stonden daarna op het programma, maar zwaar teleurgesteld moest ik deze wedstrijden laten schieten. Enkele dagen na Amsterdam begonnen de bekende verschijnselen van verkoudheid zoals verstopte neus, hoest en pijnlijke keel zich te openbaren. Een paar dagen later ging dit gepaard met flinke koorts en een algeheel ellendig gevoel. Dat noemen ze griep, ook dat nog. Ik werd kwaad op mezelf en vroeg me af waarom ik het zover had laten komen. Ik moet ruim 15 jaar terug in de tijd om me er nog iets van te herinneren hoe het was ziek te zijn. Een gezond lichaam heeft een bepaalde mate van afweer, bij mij was dat dus even niet aanwezig. Na anderhalve week begon ik weer met een lichte training. Je zult het niet geloven maar het is echt waar: mijn linkerbeen kreeg ik niet vooruit. Wel als ik wandelde, maar zo gauw ik in looppas kwam moest ik mijn linkerbeen slepen. Ik kon mijn knie niet meer opheffen. Deze regelrechte aanval op de meest kwetsbare ledematen die onze loopsport kent kwam uit de heup, liep naar de knie en de voet. Op dat moment gingen er heel nare en enge gevoelens door mij heen: moet ik stoppen, hoe gaat het verder, hoe moet ik nu oud worden! Gemiddeld een keer per jaar bezoek ik een chiropracter in België die mijn onderrug en knieën een goede beurt geeft. Daarom snel een afspraak gemaakt. ‘Dat komt goed, straks kunt ge weer lopen, deze middag al. De onderrug deed zijn werk niet goed, nu wel’, vertelde hij me geruststellend nadat ik op diverse plaatsen flink gekraakt was. Opgelucht strikte ik mijn loopschoenen. Alsof er een wonder gebeurd was, langzaam paste mijn been zich aan. Na vier dagen leek het alsof ik het gedroomd had, alles werkte weer.
De wedstrijden die vanuit de manege in Soerendonk gelopen zijn, hebben voor mij een bizondere aantrekkingskracht. De retourtjes marathon, de Fat ass Fifty’s en zeker niet te vergeten de door alle deelnemers geroemde marathon 10-daagse, allen met de voortreffelijke Ton Smeets organisatie. Ik wist wel dat Ton een twee maal 50 km in een weekend wilde organiseren, maar aanvankelijk was zijn bedoeling dit in de Ardennen of in de buurt van zijn woonplaats Eijsden te doen. Aangenaam verrast was ik daarom dat de fifty/fifty zich op onze vlakke Brabantse grond zou afspelen. Bij de voorinschrijving vermeldde ik wel aan beide wedstrijden deel te willen nemen bij algeheel herstel.
Om 10 uur loopt de kleine kantine van de manege vol. Handen schudden, een praatje maken en ondanks dat de wedstrijd nog moet beginnen wordt er al heel wat afgelachen. Heel gezellig deze sfeer. Ik zorg dan ook dat ik altijd ruim een uur tevoren aanwezig ben.
Dick van Es kan het zo typerend uitdrukken: ‘van dat uurtje voor en na de wedstrijd geniet ik het meest. Daar doe ik het hoofdzakelijk voor’. Men weet ook van elkaar waar gelopen is, meestal ook nog de tijd. Ik krijg opmerkingen waarom ik de laatste weken niet meer in de uitslagen voorkom. Op deze belangstellende manier worden onze prestaties gedeeld.
Tegen 11 uur zijn we aan de start door Ton op de hoogte gebracht van het parcours, dat ruim 6 km lang is en 8 keer moet worden afgelegd, weten we alles van de verzorging en waar het keerpunt is. Zo’n 33 deelnemers beginnen aan de 50 km. In de eerste ronde loop ik met Gijs en Hans. We constateren dat het parcours de aanvangsronde is van de Fat ass Fifty. Een leuke afwisselende ronde. In het begin goed begaanbare zandwegen in de bossen. Dan lopen we op een fietspad door de bossen. Verder voeren wegen en fietspaden ons langs mooie veelal nieuwe boerderijen. Het bord Soerendonk geeft aan dat we in het dorp lopen. Je ziet aan de linkerkant een fietscrossbaan voor de jeugd waar ze intensief sportend hun energie kwijt kunnen, hetzelfde wat wij nu aan het doen zijn. We komen bij een wit kerkje, waarna de laatste kilometer door de bossen naar het start- en finishpunt voert. Bij de bevoorrading kun je kiezen uit 4 soorten drank en peperkoek. Omdanks dat het niet warm is neem ik bij iedere doorkomst 2 bekers, ik heb dorst. Ook Hans en anderen hoor ik zeggen dat ze veel dorst hebben.
De eerste ronde in 35 minuten, dat gaat te snel. Ik laat Hans en Gijs gaan en pak mijn eigen tempo op. Het weer is goed voor de tijd van het jaar in tegenstelling tot de 3 Fat ass Fifty’s die ik er eerder liep, toen lag er sneeuw, wel mooi, maar je gaat eerder plat. Tweede ronde 37 minuten, dat is beter. Het gaat lekker, ik voel me goed en geniet. Op zo’n parcours is weinig te beleven en er zijn geen toeschouwers. Is dat niet saai, vroegen kennissen me laatst. Nee, want je ziet genoeg of maakt altijd wel iets mee. Na het bos, bij het begin van het fietspad, is een hondenvereniging gehuisvest die vandaag hun trainingsdag hebben. Veel geblaf en soms een gevaarlijk moment. Er springt een hond uit een auto en komt op me af. Ik stop meteen. ‘Een afgerichte hond doet niks’, zegt de eigenaar. ‘Dat zeggen ze allemaal’, antwoord ik. Stel je voor dat die hond me zou aanzien voor iemand in een boevenpak die hard wegloopt, wat hiervan de gevolgen zijn kun je wel bedenken. In Soerendonk komt een man, een halve ronde lang, met 2 honden aan de lijn bij me fietsen. Hij is nieuwsgierig naar onze sport en wil er alles van weten. ‘Ik heb respect voor jullie. Er zijn maar weinig mensen die dit kunnen opbrengen. Ja, voetballen kijken, straks Schotland-Nederland, dat is hun sport. Naar dat dure stelletje watjes kijken, de uilskuikens’, zegt hij enigszins opgewonden. ‘Maak je er niet druk over, het is maar een spelletje, direct krijg je nog een infarct’, antwoord ik goedmoedig. Even later passeer ik Margriet, de vriendin van Ton. Ik loop even met ze mee. Ze helpt Ton bij het registreren, maar nu loopt ze even een rondje. Leuk te horen dat Ton ook weer het lopen heeft opgepakt, gelukkig dat hij dat weer kan. Samen lopen ze wel zo’n 50 km per week.
De halve afstand in 2.26. Het gaat lekker en omdat ik altijd redelijk vlak loop moet ik binnen de 5 uur finishen. In de vijfde ronde voel ik mijn rechterlies (niet het door de chiropracter behandelde been), even later de aanhechtingen, de pezen. Het is een ouwe blessure. Wat nu! Het tempo aanpassen, nu gaat het wat beter, het is een zeurderige pijn. Ik worstel met mezelf of ik morgen moet terugkomen. Ik krijg hoop als het in de zevende ronde wat beter gaat. Maar dan, al meteen na de verzorgingspost weer pijn, nu continu, het blijft doorgaan. Ik finish in 5.02.50, bedank Ton en Margriet en zeg dat ik zeer waarschijnlijk morgen niet kom. ‘Groot gelijk, niets forceren’, zegt Ton.
Als je twijfelt, moet je niet gaan, hoorde ik laatst iemand zeggen. Nee, er is geen twijfel mogelijk, ik moet zuinig zijn op mijn lichaam want ik stel er hoge eisen aan.
Volgend jaar hoop ik ze beide te lopen, hopelijk weer in Soerendonk.
Vincent Schoenmakers