{u}{b}ZOLDER, LEKKER SNEL GELOPEN, MAAR WAT ETEN EN DRINKEN WE.{eu}{eb}
Zolder is vanuit mijn woonplaats 160 km, heen en terug dus 320. Dus moest het wel de moeite waard zijn. En gezien het feit dat dit het ZEVENDE verslag van de 50 km van Zolder op ultraned is, is het kennelijk inderdaad de moeite waard. Dit zevende verslag effent ook voor Mark Papanikitas de weg om over zijn bevindingen te spreken. Immers, alle randverschijnselen zijn al genoemd. Nu alleen nog afwachten hoe het met zijn humeur is.
Om ruim op tijd te zijn vertrok ik al om 7.45, zodat ik ruim op tijd op het circuit aanwezig zou zijn. Op de heenweg heb ik de routeplanner gevolgd die me via Eindhoven, Turnhout, Geel, Retie, Molse meren, Arendonk en nog meer fraaie Belgische plaatsjes naar het circuit van Zolder leidde. Een vooral toeristisch mooie weg, maar geen weg om op te schieten. Maar na de afslag Zolder van de A2/E314 werd de route verder door de perfecte organisatie aangegeven met bordjes. Vlak voor het circuit liep de weg tussen twee bosmeren door. Een prachtige omgeving, op het water veel eenden, vooral kuifeendjes en tot mijn verbazing ook veel tafeleenden en zelfs een brilduiker. Tafeleenden overwinteren vooral langs de kust en komen in het binnenland weinig voor. Brilduikers zijn prachtige zwart/wit gekleurde kleine eenden met een zwarte kop en een witte vlek voor het oog. Vandaar de naam brilduiker. Ook brilduikers zijn in het binnenland een zeldzame verschijning. Mijn dag begint dus al goed.
In de kantine waren alweer de nodige ultralopers aanwezig om vandaag 50 km hard te lopen. Ik schoof aan bij Jos Hopman en Vincent Schoenmakers. Het zijn de oudjes (64 jaar) onder ons, maar nog o zo vief. Ik teken ervoor om op die leeftijd nog zo te lopen. We waren het er over eens dat de omstandigheden vandaag veel beter waren dan vorige week in Apeldoorn en dat het parcours beter was dan bij de Midwintermarathon (cross) in Diever. Het is gewoon lekker loopweer. In de kleedkamer/garage heeft de organisatie voldoende stoelen klaar staan en er brandt zelfs een kachel. Prima geregeld dus. De start is een eindje lopen, want we beginnen met een aanlooprondje en daarna 12 rondjes van bijna vier kilometer.
Bij de start een rappe uitleg in het Nederlands en Frans en iets minder rap in het Duits. Dan het startschot en zijn we op weg. Op weg, te samen met 17 wheelers. Ongelofelijk, wat gaan die snel. Zeker het kopgroepje van vier man. Wat mij opvalt zijn de verschillende manieren van voortbewegen. Sommigen liggen ogenschijnlijk rustig achterover en maken met hun armen een fietsbeweging om de ‘trappers’ rond te krijgen. Anderen, waaronder de enige vrouw in hun gezelschap, bewegen beide armen gelijktijdig en gebruiken daarbij vooral hun rug. Steeds maar weer met kracht naar voren buigen, de trappers ronddraaien en weer terugbuigen. Dat zijn pas inspanningen. Als ik dat zou moeten doen, dan zou ik het nog geen tien kilometer volhouden. Alleen al om die reden ben ik blij dat ik nog kan lopen. En, wij lopers werden heel wat keren door ze gedubbeld. De winnaar legde de 50 km af in 1 uur 42 minuten!
Het parcours is afwisselend met veel vals plat en een gemeen klimmetje. Bij de finish was een goed gevulde drankpost. Vanaf de eerste ronde neem ik cola en vanaf ronde 7 af en toe een stukje wafel. Erg lekker.
Al van het begin af gaat het lekker. Ik zit al snel in mijn ritme van zo’n 20:30 minuut per rondje. Dat zou uitkomen zo rond de 4 uur 25. Dat zou mooi zijn, daar wil ik wel voor gaan. Rondje na rondje leg ik zo af. Vaak alleen, soms in gezelschep. Jan-Willem Dijkgraaf liep een rondje of twee mee en een volle ronde liep ik achter Jo Pfeifer. Steeds bij het klimmetje raakte ik dan op achterstand, maar in de afdaling haalde ik hem weer bij. Dat klimmetje wordt naar het einde een steeds venijniger kuitenbijtertje, een echt klein kreng. Maar na dat klimmetje volgt natuurlijk een afdaling en ben je al snel weer bij de verversingspost.
Mijn rondetijden worden gedurende de race steeds sneller, tot 20:05 in ronde zeven. Maar na ronde 10 lopen ze toch iets op. Tien rondjes betekent de marathonafstand. De klok geeft 3:41:06 aan, drie seconden langzamer dan in Apeldoorn. Ronde elf gaat in 21:33 en de laatste in 21:09. Ongeveer 200 m voor de finish hoor ik voetstappen achter me. Iemand wil me inhalen. Om nu nog ingehaald te worden is mijn eer te na. Ik versnel, mijn achtervolger ook. Ik versnel nog meer, Peter Ludden (want die is het) versnelt ook. Ik nog sneller, hij ook. Dan maar een sprint over de laatste 50 meter. Dat kan hij niet bijbenen en ik zet hem alsnog op 2 seconden. Volgens mijn stopwatch kom ik over de streep in 4:23:46. In de uitslag zie ik dat het 4:23:02 is geworden. Ook goed, die paar seconden maken niets uit. Mijn winst van de dag is dat ik de tweede helft maar twee minuten langzamer ben dan de eerste helft. Schitterend vlak gelopen dus.
Meteen na de finish word ik wat raar in mijn maag. Het resulteert erin dat ik mijn maag leeggooi. Dat lucht op, maar hoe komt dat nu. Wil ik straks 80 of 100 km lopen dan mag dat niet gebeuren. Komt het door de felle eindsprint ? Komt het door de cola en de wafels (zie ook Jan v/d Erve), komt het door een te volle maag bij de start. ’s Morgens had ik muesli gegeten wat kennelijk niet goed verteerd was en deels ook op de grond belandde. Kortom, ik weet het niet.
Ik zou dan ook wel wat suggesties van ervaren ultralopers willen hebben voor, laten we zeggen, een 100 km wedstrijd. Wat eten ze voor de wedstrijd, hoeveel en hoe lang van tevoren. En tijdens de wedstrijd wat eten ze dan, of eten ze helemaal niet ? Hetzelfde geldt natuurlijk voor het drinken, wat, wanneer en hoeveel.
Ik ben erg benieuwd naar de reacties. Die kunnen zowel aan de redactie als aan mij (zie email adres hieronder) gericht worden. Wellicht dat ik de reacties kan ‘bewerken/bundelen’ tot een soort eet/drinkhandleiding voor lange afstanden die voor meer lopers interessant is.
Theo De Jong
viridis@planet.nl