{u}{b}50 km van Zolder.{eu}{eb}
14 februari, Valentijnsdag. Voor de eerste keer in mijn prille leven kan ik Valentijn vieren met mijn geliefde, namelijk het ultralopen. En dit op het beroemde autoracecircuit in Zolder waar eenmaal per jaar alle verkeer verbannen wordt en wij hardlopers het rijk voor ons hebben. Of er nu gelopen wordt of met de wagen of fiets, hard gaat het hier altijd, omdat men altijd wil testen hoe men uit de winter gekomen is. Dat we dit op deze editie moeten delen met rolstoelatleten nemen we er met alle plezier bij.
Deze winter heb ik ontzettend hard getraind, driemaal per dag, tot 240 km per week dus van de afstand heb ik geen schrik meer. Ik moet eerst nog een aanloopje nemen van 12 km om zelfs maar tot aan het circuit te komen en zie onderweg veel Duitse, Nederlandse en Belgische nummerplaten de afslag naar het circuit nemen. Niemand stopt echter, het zal wel bij de tactiek horen dat men mij wil afmatten maar zo ben ik echter prima opgewarmd. 45 minuten doe ik over deze afstand en kom, voor mijn norm net op tijd, aan bij de inschrijftafel. Ik ben graag wat vroeger aanwezig om iedereen te kunnen begroeten. Nu moet dat maar in de vlucht naar de start. Het word een moeilijke race want het parcours is verraderlijk, een moeilijke klim en veel vals plat maar toch vrij snel want op dit parcours liep ik al tweemaal mijn persoonlijk record, dat sinds vorig jaar op 3,42 uur staat.
Enkele honderden meters na de finish is de startlijn en mogen de wheelers vooraan starten. Ook zij vliegen er meteen in want al spoedig komen ze voorbij gesnord. Wat een vaart zeg, en wat een lef. Je moet het maar doen, niet meer kunnen lopen, je wereld stort in en dan besluit je, na wat ik denk, een lange twijfelachtige periode in zo’n stoel te kruipen en ga je weer racen. En wat het moeilijkste is, je moet eerst weer van nul herbeginnen. Ik heb dan ook met bewondering deze atleten gade geslagen.
Ook voor ons komt de start. Ik nestel me in een groepje van een dertiental personen. Drie Belgen: Philip Verdonck, Miel Dierckx en ikzelf, drie Nederlanders: Wim Epskamp, Tom Hendriks en Jan Nabuurs en een groepje Duitsers van wie ik echter er maar een goed ken en dat is niemand minder dan Karl Graf. Rudi Vercruysse komt even later ook aansluiten maar moet tweemaal het gat weer goedmaken door een sanitaire stop. Hij komt telkens vrij snel weer aansluiten. Wat duidelijk betekent dat hij in goede doen is. Ook al weet ik van mezelf dat mijn conditie goed is, de marathon van Genk op een soortgelijk parcours in 2,50 uur duidde dit aan. Toch wist ik al van het begin dat ik dit select gezelschap spoedig van me weg zou zien lopen maar ik wilde zonder forceren toch zo lang mogelijk er bij blijven. Zes ronden dulden ze me en dan begonnen Miel en Philip aan de boom te schudden en spatte het groepje snel uit elkaar. Ik bleef achter met Rudi en Wim. Twee ronden later liep ik vrij gemakkelijk van hen weg en bleef een tweehonderd meter voor hen uitlopen. Het ging echt prima, de rondetijden varieerden tussen de16,15- en 16,30 min. Ik zou misschien weer een prima prestatie neerzetten. Aan een persoonlijke best dacht ik zelfs niet.
Vlotjes gleden de heuvels en golfjes onder de voeten weg tot ik bij het ingaan van de 10e ronde de kant moest opzoeken. Ik had reeds dat drukkend gevoel al van de tweede ronde maar durfde toen niet aan de kant te gaan. Had ik het dan toch maar beter gedaan ? Wie zal het zeggen. Nu kon het niet anders en zag ik spoedig Wim en Rudi weer passeren. Ik raakte niet in paniek en liep het gaatje snel weer dicht. Te snel misschien. Want plots was alle kracht uit de benen verdwenen. Ik kon niet meer versnellen. Enkel het tempo aanhouden wat echter hoog genoeg was. Maar moest wel met lede ogen toezien hoe Wim en Rudi verder van me wegliepen. Twee rondjes restten me nog, en die zou ik alleen moeten afleggen. Echter geen terugval of gebrek van motivatie, ik zou die rondjes in datzelfde tempo volbrengen. Dan mocht ik eindelijk ook de eindmeet overschrijden. En was maar amper een keer gedubbeld door Mark Papanikitas die de loop wist te winnen (wie twijfelde daar nu nog aan, hoewel de wedstrijd altijd nog gelopen dient te worden) in 3,05 uur. Snel kijken naar de klok, wat was mijn tijd? Niet te geloven, 3,33.02 uur wijst die aan, een verbetering van negen minuten. Vroeger liep ik in die tijd de marathon. Dik tevreden, dat ik de vier volgende dagen nauwelijks een voet zal kunnen verzetten neem ik er maar bij. Nu is de euforie te groot. Dan de melding : dopingcontrole. Vertwijfeling, ben ik erbij of niet. Neen dus, in principe enkel de eerste acht, in werkelijkheid plukken ze er wel een paar uit. ‘s Avonds biedt Mark me een lift naar huis aan en zet me voor de deur af. Dat spaart me weer twaalf kilometer ploeteren en zo hebben we beide nog een gezellige rit gekregen ook. Met dank maar ook aan de organisatie die alles weer tot in de puntjes geregeld heeft.
Patrick Kloek