Dat de Binnenmaas 2004 zwaar was is genoegzaam gememoreerd. Het herstel van lijf en leden leek goed te verlopen. Om dat te bevorderen had ik daarvoor dinsdag afgezien van de trainingsavond van mijn club Statina en in plaats daarvan slecht een ‘rondje boer’ gedaan. Een ‘rondje boer’ is bij ons de deur uit, dan over de vier km over lekdijk, dan de lekdijk af, langs de kaasboer, de lekdijk weer op en naar huis, al met al 10 km. Het werd dus 10 km rustig lopen en genieten van de lekuiterwaarden. En de rest van week? Rust, rust, rust.
Dus, zo dacht ik, ik kan er wel weer tegenaan in Wijdewormer. Zes uur rondjes lopen op een parcours van 1234 meter. In Stein liep ik 64,542 km en hier in Wijde Wormer moest dat toch wel 65 km kunnen worden, dacht ik. Hoe anders ging het.
Een prachtige dag, half bewolkt, weinig wind en een heerlijk looptemperatuurtje. Samen met Jos, Vincent en Regina was ik al ruim op tijd in de gezellige kantine van DTS. De verzorging was er perfect. Al snel liep de kantine vol met veel bekende gezichten. Zelfs Lex de Boer was er, helaas nog niet om te lopen.
Bij de start krijgen we een korte uitleg van Rob Steijger, die organiseert en niet daarom niet meeloopt. Dan de start en we zijn op weg, samen met de marathonlopers. Het eerste rondje vond ik het nog wat frisjes, maar alras ging mijn jack uit want de zon liet zich goed voelen. Dat kon je ook zien aan het speenkruid waarvan op tal van plaatsen langs het parcours de gele bloemetjes wijd open stonden en de lente aankondigden.
Intussen lopen Peter Zuidema en ik al ruim twee uur en het gaat perfect. Ik klok elk derde rondje en steeds gaan die rondjes in 20:15 tot 20:30. Zeer vlak en heel gemakkelijk. Ook het derde uur gaat goed. Het vierde uur wordt iets moeilijker, maar het gaat nog steeds goed. Maar dan, na 4 uur 10, minuten eigenlijk binnen een rondje, is het plotseling gedaan. Alsof de kracht zo uit mijn benen vloeide, alsof er in plaats van spieren pap, zure pap in zit. Het lopen is opeens niet leuk meer. En het gekke is dat ik het niet voelde aankomen. Het gebeurde opeens, pats boem, weg met de lol, pijn in mijn bovenbenen, alsof ik spierpijn heb. Het tempo gaat drastisch omlaag; de 20 minuten worden 22 minuten.
Voor mij zie ik opeens Henry Okkersen wandelen. Een half uur eerder is hij me nog voor de tweede keer voorbij gegaan. Ik besluit even met hem te kletsen. En wat blijkt, ook bij hem was het opeens over, weg tempo, weg plezier. De Binnenmaas, schoot het me door het hoofd, heeft kennelijk toch heel wat meer kracht gekost dan we hadden gedacht. Vincent kwam langzaam voorbij lopen. Bij hem hetzelfde, opeens was het over. Ook bij hem de lange vingers van de Binnenmaas.
Dan maar langzaam verder, wandelen dan weer rennen. Soms gaat het weer wat beter, dan is het weer niets. Ik word er beroerd van. Ook een beetje letterlijk, misschien teveel gedronken voor zo weinig inspanning. Ik zet maar weer aan, maar stop al heel snel en gooi het teveel aan water en thee eruit. Dat lijkt een goed besluit te zijn. Het lopen gaat daarna weer goed, ik heb er weer plezier in en ga zelfs weer lopers inhalen. Maar het is te laat voor een mooie afstand, we hebben nog maar 10 minuten te gaan. Nog tien minuten en dan stoppen. Kan ik de 60 nog halen of niet. Nee dus, het worden niet meer dan 59652 meters. Veruit mijn slechtste zes uur. Maar ja, zo gaat dat. Soms denk je wel eens dat je de hele wereld aan kan, dat je lichaam alles kan. Week na week elk weekend een marathon, een 50 km of een zes uur. En dan, na wat extra inspanning blijkt mijn lichaam toch heel gewoon, heel menselijk te zijn. Het was gewoon nog niet hersteld van de Binnenmaas, het had nog wat tijd nodig om de reserves weer aan te vullen. En als je daar als eigenaar van zo’n prachtige loopmachine geen rekening mee houdt, gaat het fout. Zoals nu in Wijde Wormer. Het is een goede leer: op tijd rusten en herstellen is belangrijk, heel belangrijk. Het positieve is dat ik, na een uurtje of zo rustig lopen, weer vooruit kon, weer wat meer tempo kon maken en er weer plezier in had.
Bovendien hoorde ik daar in Wijde Wormer voor de eerste keer van het jaar de fitis. De fitis, een klein zangvogeltje dat ten zuiden van de Sahara overwintert om in het voorjaar weer naar ons kikkerlandje terug te keren om een nestje te bouwen en te broeden. Een reis van tussen de ruim 8000 kilometer en non-stop de Sahara over en dat voor een vogeltje van nog geen 10 gram! En wij, wij noemen ons ultralopers als we 60, 70 of 100 kilometer lopen?
THEO DE JONG