Lake Saroma World Championships 100km

Verslag over wat voor velen een topwedstrijd had moeten worden.

De titel lijkt heel wat, maar was voor ons Nederlanders weinig championships.
Om hier een stukkie te lopen blijkt nogal wat voet in aarde te hebben. In de voorbereiding bleek de aziatische cultuur al problemen te geven. Waar slapen we hoe reizen we, het is allemaal duister. Ik weet van eigen contacten en verhalen van kennissen dat je in China en dus waarschijnlijk ook in Japan nooit naar de weg moet vragen. Het is daar onbeleefd om nee te zeggen dus draait men er omheen of stuurt je de verkeerde kant op om er van af te zijn. Buigen, jaknikken en vooral blijven lachen. Hele aardige gastvrije mensen, het is alleen een wonder dat die mensen ooit Pearl Harbor hebben kunnen raken, maar goed nou drijf ik gelijk al weer af.

{b}Woensdag 18:00 Schiphol{eb}
De reis begint voor het team bestaande uit Wim Epskamp, Edwin van der Loop, Veron Lust, Math Robberts , Coach Ed van Beek en ondergetekende Woensdagavond met een uurtje of twaalf vliegen. Door het tijdsverschil komen we in Tokio Donderdag om een uur of drie smiddags aan en hier wordt overnacht.

{b}Vrijdag 03:00 Tokio{eb}
De wekker laat van zich horen en om een uur of vijf s’ochtends, zucht, zitten we alweer in de trein richting Haneda het andere vliegveld in Tokio vanwaar verder gevlogen wordt naar Memambetsu op het eiland Hokkaido. Vanaf Memambetsu is het nog een uurtje rijden naar het onderkomen, een soort sportcentrum met acht persoons kamers. Waar we Vrijdagmiddag eindelijk neer kunnen strijken in een sportzaal. Na een paar uur hangen is er gelukkig een uitstekend maal en hierna blijken er ook bedden voor ons te zijn. Iets wat gretig in gebruik genomen wordt.

{b}Zaterdag Tokoro “buiten”{eb}
s’Morgens ontbijten, wat loslopen en gelijk lunchen daar om twaalf uur de bus klaar staat voor parkoers verkenning en aansluitend is in Tokorro het voorstellen van de teams en de vlaggen parade. Na weer een busreis van een klein uurtje terug ben ik blij als ik weer even kan liggen. We moeten echter gelijk de voorbereidingen voor de wedstrijd treffen want s’avonds is het vroeg slapen geblazen daar we vroeg op moeten om met de bus naar de start gebracht te worden.

{b}Zondag 02:00{eb}
Er komen wat steunende geluiden uit de bedden, zo te horen is er weinig animo om enige activiteit te ontplooien. Ik heb gelegen, af en toe mijn ogen dicht gehad maar slapen is wel een heel erg ruime omschrijving. Het water kwam de hele nacht met bakken uit de lucht en had een ontspannende uitwerking op de blaas zodat er met enige regelmaat iemand naar het toilet moest. Gelukkig is het even droog en ik hoop dat dat zo blijft.
Er is een prima ontbijt buffet en ik laat de gebakken vis en rijst maar even voor wat het is en beperk me dit maal tot twee broodjes en een banaan. Om drie uur vertrekken de bussen richting de start, een reisje van ik meen een half uurtje dat ik niet geheel bewust meer heb meegemaakt. Bij de start is het een gezellige drukte en het valt me op dat er een rij van zeker vijftig meter!! Voor de toiletten staan. Niemand doet zijn plasje in de struiken, nou kun je onder het mom van ik buitenlander, ik niet snappen gewoon tegen een hek gaan staan, maar dat gaat me wat ver en ik vind toch nog een verstopt toiletgebouwtje met maar tien wachtenden. Tegen vijven wordt er wat door de speakers gewauweld, maar daar versta ik toch geen moer van en hoop niet dat ze in plaats van een startschot gewoon “klaar.. af!’ zeggen, maar dan in het Japans natuurlijk.

{b}Zondag 05:00 Yubetsu{eb}
De start verloopt heel gedisciplineerd, geen geduw, geen volk wat op het laatste moment nog even aan de verkeerde kant van het doek aansluit, daar kunnen we echt nog wel wat van leren.
Over de eerste kilometers valt weinig te vertellen, er ligt asfalt op de weg en er groeit gras aan de kant net als hier, enig verschil is de vreemde verkeersborden en de enorme kluit Japanners.
Ik had me voorgenomen om met 45min. op de tien te starten, hoewel de warmte en de vochtigheid wel eens parten konden gaan spelen. Maar ja wat doe je het is een blijft een kampioenschap dus lopen wat je lopen kunt. Het is echter om vijf uur s’morgens nog redelijk qua temperatuur en ik verwacht dat dat nog wel een uur of vier vijf zo zal blijven. Na die tijd kan het tempo al dan niet noodgedwongen altijd nog omlaag.
Bij vijfendertig loop ik ineens Wim achterop die problemen ondervind met zijn hamstring en dus uit veiligheids overweging het tempo laat zakken. Rond de veertig km komen er wat heuvels waarbij de hoogste een meter of vijftig schijnt te zijn, op zich niet zo’n probleem. Het marathonpunt gaat in 3:09 en ik zit maar een tiental seconden naast het voorgenomen tempo. Even verder zie ik het eerste slachtoffer Mario Fattore die te kennen geeft last te hebben van zijn dijbeen. De zon schijnt er inmiddels lustig op los en langzaam maar zeker haal ik meer en meer deelnemers in. Rond de vijfenvijftig gaat het bij mij ook niet meer zo soepel, dat is veel te vroeg realiseer ik me, maar gelukkig heb ik op de zestig een flesje Cola neer laten zetten.
Het blijft hierna echter ook tobben en als ik op vijfenzestig een verkeerd bekertje pak… Nou moet ik dat even uitleggen; de organisatie had water, sportdrank en… sportdrank. Water is niks mis mee, maar de sportdrank was er in het geel en een ietsie ander geel, het ene geel regelrechte uilenzeik en de ander het soort wat we hier ook kennen. Dus Hendriks pakt al de keren ervoor de goede en toen niet. Tja, en dan sla je zoiets naar binnen, denkt “Jezus dat is niet te zuipen zeg”, probeert het nog “onder de pet” te houden maar twee minuten later weet je maag het ook en schopt de rotzooi samen met wat banaan en een halve liter Cola weer naar buiten. Zo, opgeruimd staat netjes, alleen wordt het lopen er niet beter op.
Het tempo is inmiddels gezakt naar twaalf per uur en zelfs dat is tobben. Op vierenzeventig ligt ons onderkomen en de verleidelijke gedachte dringt zich op om rechtsaf te slaan en mijn bed op te zoeken.
Rond de zesenzeventig komt Math Roberts mij achterop en gelukkig heeft hij weinig problemen. Ik kan hem op een tijdje op een paar honderd meter volgen, maar moet nu af en toe een korte wandelpauze inlassen. Op tachtig zie ik Ed en Veron lopen welke laatste duizelingen heeft en niet verder kan lopen. Na de tachtig begint een soort wasbord met aan de ene zijde het meer en de andere zijde de zee, heel mooi, maar nu effe niet. Dit is een lus in het parkoers en dient dus zowel heen als terug gelopen te worden. Ik zit er helemaal doorheen en zelfs de klimmetjes van twee drie meter zijn een drama.
Aan de andere kant van het pad komen na de kop steeds meer verbeten gezichten en ikzelf kijk met verlangen uit naar het keerpunt. Eenmaal gerond kan ik aan de laatste tien kilometer beginnen en gaan we aftellen. Inmiddels vliegen zelfs oude Japanse vrouwtjes me voorbij en ik moet elke keer alle moed verzamelen om weer iets te ondernemen wat op hardlopen lijkt. Halverwege kom ik nog Edwin en Wim tegen die in hetzelfde schuitje zitten, dat is weer het voordeel van zo’n lus, je ziet nog eens iemand.
Eenmaal van deze lus af is het nog twee kilometer naar de finish. Twee kilometer, wat een verschrikkelijk pokke eind is dat als je er helemaal doorheen zit zeg, alsof er nooit een eind aan komt. Uiteindelijk is daar dan toch de streep en mag ik gelukkig stoppen. De gelopen tijd 8:43 vergeet ik liever zo snel mogelijk, aan de andere kant gebeurd is gebeurd. Elke verklote wedstrijd is weer een nieuw leermoment.
Morgenochtend om half negen staat de bus weer voor de deur om in omgekeerde volgorde richting Nederland te reizen. Daar aangekomen en dit stukje schrijvend vraag ik me meer en meer af hoe Japan er nou eigenlijk uitziet…

Tom Hendriks
tom@hendriks.st