{b}Swiss Alpine, 2005{eb}
Ik bevind me in een vreemde wereld. Een dof bonkend geluid, moet bij nadere inspectie het bonken van mijn bloedsomloop in mijn oren zijn. Geluiden van elders komen vertraagd en vervormd tot me. Een gestaag stroompje zweet loopt van de klep van mijn pet af – het is heet. Het gezichtsveld beperkt zich tot enkele meters van een sterk stijgend rotspad, waarin tussen de stofwolken zich billen en benen bevinden die ik om een niet meer herinnerde reden wil inhalen.
De klim lijkt eindeloos, is eindeloos. Twintig kilometers aaneen gaat het hier bergop. Ik passeer andere lopers, steeds meer, erger me aan het oponthoud dat ze veroorzaken op dit zeer smalle pad. Mijn benen zijn bedekt met een laag stof en zout. Hoog in de verte zie ik uiteindelijk een houten hut, daar moet de pas van de Keschhütte zijn. Mijn ademhaling maakt een vreemd raspend geluid en ik voel me erg moe.
Ik loop mee in de Swiss Alpine Marathon, een bergloop over 78.5 km. De afgelopen week kampeerden we (mijn vrouw Monique en dochter Anne) net over de grens in Noord-Italie. Acclimatiseren, als volbloed laaglander een ‘verplichting’. Elke dag de bergen in, een rugzakje met water en een kaart, eindeloos op weg zijn. De hoogte in, stilte zoeken, uitzichten, toppen halen. Bijna dagelijks naar 2500 meter klimmen, rennend, wandelend, doodop boven komen. Terugkijkend waren dat de mooiste lopen, veel mooier dan de wedstrijd zelf.
Het wintersportstadje Davos is vlak voor de start de bekende mierenhoop van vlak voor een wedstrijdstart. Tussen alle nerveuze medelopers zie ik plots Barbo Nilsson, een Zweedse die ik ken van de Lapland Ultra. We praten even bij, een stoïcijnse Scandinaviër en een somberende Grunniger in Zwitserland. De groep is groter dan ik verwachtte, wel 1200 man/vrouw.
Het routeboek geeft een redelijk gelijkmatig parcours voor de eerste 30 km, althans op papier. Al gauw blijkt er geen makkelijke meter te zijn in deze loop. De grootste stukken gaan over grindpaden of over rotsen, en het gaat constant sterk op en neer. Totaal meer dan 2300 meters +/-. Bovendien is het heet. De uitzichten zijn prachtig, soms ronduit spectaculair. Tot Filisur (30k) hou ik me wat in, voorzover mogelijk. Opvallend genoeg is hier al een flink aantal lopers in de problemen. Monique en Anne staan onverwacht in Bergun (39k), en na een kus van mijn dochter vlieg ik er weer vandoor. Op het ‘droomschema’ van 9 uur lever ik al bijna een half uur in. Simon Pols, die hier al voor de 3e keer meedoet vandaag, zei me dat ik met een eindtijd onder de 10 uur dik tevreden mocht zijn. Uiteraard ben ik eigenwijs.
Langs de gehele route worden we enthousiast aangemoedigd met het bekende “Hopp, hopp”, dikwijls ook geklingel van koeiebellen. Het publiek en ook de organisatie zijn echt prima hier. Vooralsnog kan ik er van genieten.
Tot aan de Keschhütte gaat het in 13 km 1200 meter omhoog. Ik haal nu veel lopers in. Trek me op aan hun lijden. Als de pas uiteindelijk genomen is, slaat het weer radicaal om. Het is mistig, de temperatuur daalt een graad of 15 en het waait stevig. Al gauw loop ik te rillen. Het is hier lastig lopen, schuine stukken, soms met sneeuw, zeer rotsachtig. Schitterend uitzicht, dat wel, maar het is veel te gevaarlijk daar op te letten. Meerdere keren slaat een loper in mijn omgeving hard tegen de grond na een struikeling. Hoewel het parcours redelijk vlak gaat nu, slaag ik er niet in een ritme te vinden. Ik voel me uitgeput en mijn coördinatie is moeizaam. Soms ben ik duizelig en denken gaat moeizaam. De acclimatisatie is niet afdoende geweest vrees ik. Na de Scalettapas (60k) wordt er weer gedaald, waarbij ik me weer duidelijk beter ga voelen. Helaas ben ik teveel afgekoeld en ik loop onbedaarlijk te rillen. De begeleidende misselijkheid maakt het vrijwel onmogelijk om nog te eten en te drinken.
Volgens het routeboek gaat het nu gelijkmatig tot de finish naar beneden. In de praktijk blijft het op en neer gaan over rotsige ondergrond. Vaart maken is er niet bij, het is uiterst lastig lopen. Voor het eerst in de wedstrijd wordt ik door een flink aantal lopers ingehaald. Als we over een slecht rotspad lopen, kijk ik opzij en zie een prachtige glooiende asfaltweg. Daar zullen we straks toch wel op gaan? Tot het einde weet de organisatie ons echter te kwellen, en we draaien er vanaf. Vlak voor Davos nog een sterke stijging en we zijn in de bebouwing. Ik ben heel moe en de laatste kilometers heb ik een beetje ‘laten lopen’. Vlak voor de ingang naar het stadion zie ik op de eerste klok na de start dat ik nu net boven de 9 uur zal finishen. Ik ga over de lijn in 9uur2. Dubbele gevoelens, ik had nog onder de 9 uur gekund. Maar ik ben te moe en koud om me op te winden.
De lang verwachtte douche blijkt helaas ijskoud en het rillen houdt niet op. Na een aantal mokken hete thee begin ik weer bij te komen. Nog steeds zie ik lopers binnenkomen, sommigen lijken er slecht aan toe te zijn. Ik ben gefinished als 260e, dus er zullen er nog vele komen. Ik voel medelijden met de ‘backpackers’, zoals altijd zullen zij vandaag het meeste lijden. Het is nu echt koud. Als we vertrekken zie ik nog een loopster binnenstrompelen, uit haar beide knieën stroomt het bloed. Ze ziet er bijzonder gelukkig uit.
{i}Thijs Roest{ei}