Kreunend, schurend en piepend ga ik mijn laatste van de in totaal 51 rondes van 2,5 km in. “Het ziet er goed uit, Theo” roept Bert de Jong me toe en Theo Kuipers gooit er met “je gaat nog soepel, Theo” ook nog een leugentje om best wil tegen aan. Zoals elke loper die stuk zit, weet ik natuurlijk wel beter. Maar toch helpt het, al is het maar voor even. De laatste weken ging het steeds minder. Een bloedtest vorige week wees uit dat ik sporteranemie heb. Gelukkig maar, dan weet ik tenminste een oorzaak.
Nu nog de laatste ronde, er komt maar geen eind aan. Eventjes loopt er een klein jongetje met me mee. Hij vertelt dat hij niet echt officieel mee doet. Gelukkig maar, want ik kan hem niet bij houden.
Zoals altijd hebben we in Dieverbrug weer een mooi afwisselend parcours. Heel veel kletsnatte blubber, nat glibberig gras, grote plassen water, plakkerige zandvlaktes, gladde boomwortels en greppels vol met modderwater. Voor ieder wat wils.
De eerste dag probeer ik in het begin de plassen nog te ontwijken, later ontwijk ik alleen nog de grote plassen en de blubber en op het allerlaatst dender ik overal doorheen. Die eerste dag gaat best lekker. Aan het eind nog een sprintje met Gerry Visser en Frouwkje Herder, dwars door de grote plas bij de finish. Worden mijn schoenen weer schoon.
Het eerste rondje van de tweede dag is erg zwaar. Ik kom maar niet op gang. Halverwege het tweede rondje gaat het eindelijk beter, eigenlijk steeds beter. Tot drie rondjes voor het einde. Ik heb dan Jannet Lange ingehaald en samen gaan we verder. Het valt me steeds zwaarder. “Bijt je maar vast in mijn kuiten” zegt ze, “ik sleur je er wel door”. En door steeds op me in te praten zorgt ze ervoor dat ik ook deze 42 km uitloop. En de volgende morgen komt ze zowaar met een potje ijzerpillen aan. Jannet, bedankt, ze werken al.
De derde dag begint ook weer met een zware eerste ronde. Onze pensionhoudster heeft zo’n lekker ontbijt klaar gemaakt, dat ik teveel heb gegeten. Maar na twee rondjes gaat het toch weer lekker, ook al omdat het parcours wat is opgedroogd. Maar, was gisteren de pijp na 14 rondjes leeg, vandaag was mijn brandstof (zuurstof) al na 12 ronden totaal op. En dan doorgaan heet “doorgaan op karakter”. Nou, dat had ik wel nodig. Ik probeerde mijn voordeel te doen met het leed van anderen. Zij hadden ook doorgezet, dus waarom ik niet. Ik liet met toch niet op de kop zitten. Nog maar drie rondjes. In het één na laatste rondje komt Jannet me met een “kom op kanjer, je redt het wel, voorbij. Ik probeerde weer een kuit te pakken, maar ze ging te snel. Door aan het doorgaan van Marc Papanikitas in Japan te denken (Marc, het oosten was een zwart gat, maar in het oosten komt ook de zon op) hield ik mezelf op de been.
Marijke staat me op het gladde stuk gras voor de finish aan te moedigen. Daar staat ze al twee ronden om mijn lijden iets te verzachten. Dan de laatste ronde in met de leugentjes van Bert en Theo. En eindelijk, na 12:57:42 mag ik stoppen, ik heb mijn 126,6 km er op zitten. En dat geeft mij een hoop voldoening. Ik had niet gedacht ze uit te kunnen lopen. Maar de steun en de saamhorigheid van dat kleine groepje kanjers heeft me er doorheen gesleept. En of het verstandig is geweest om in mijn conditie mee te doen zal ik nooit weten. Wel dat het weer hartstikke gezellig was en dat ik blij ben dat ik mijn drie marathons heb uitgelopen.
O ja, de verzorging was perfect, de organisatie was perfect (Ronald vertelde me dat Sjoerd er ’s avonds nog op uit is geweest om gaten te prikken om het water weg te laten lopen!) en ook de ronde telling (met de geprinte uitslagen de volgende dag) was perfect.
Bovendien trotseerde een kleine vaste groep enthousiaste supporters drie dagen lang kou en regen om ons lopers aan te moedigen. Bedankt allemaal.
{i}THEO DE JONG{ei}