Volgende week is het zover. Mijn debuut op een afstand langer dan de marathon. Twee jaar geleden liep ik samen met een vriend de 50 van Voorne in estafettevorm. In mijn eerste loopleven, zo van 1985 tot 1991 liep en fietste ik bijna dagelijks wel ergens op Voorne. Of anders lag ik wel in het Voorns Kanaal. In 1991 verhuisde ik uit Hellevoetsluis, een vaste baan in Rotterdam, een vriendin in het Gooi, triathlon en lopen verdween uit mijn leven. In 1999 werd ik overgehaald om mee te trainen voor de Roparun. En zo begon mijn tweede hardloopleven. Na een voorzichtige Rotterdamse marathon in 2000 kreeg ik de smaak weer te pakken. De lange langzame duurlopen lijken mij goed te liggen en na Amsterdam 2003, Jungfrau 2004 liep ik Rotterdam dit jaar in iets minder dan 3 uur en 13 minuten. Totaal uitgewoond over de finish maar dik tevreden met mijn nieuwe p.r.
Maar sinds dat Rondje Voorne, een loop over al mijn oude voetstappen van mijn eerste hardloopleven is er één gedachte in mijn hoofd genesteld: ik loop die ronde eens helemaal. Ik denk dat ik er klaar voor ben, 42+8, zo heb ik het maar benaderd. Hoe train je nu zo’n loop was mijn eerste vraag. Ik zie het maar als een marathon, die laatste acht kilometer moeten maar “op karakter”. De eerste 25 kilometer gaan naar Hellevoetsluis, waar mijn ouders en mijn kinderen zullen staan, daarna het strand, 10 kilometer lang. In 2003 heb ik daar genoten. Tegen wind, zoals het hoort op de Zuidhollandse Eilanden. Daarna via het Kruiniger Gors naar Den Briel, door de polders waar ik jaren vakantiewerk deed. Het belooft een nostalgische loop te worden. Of ik daar volgende week nog zo over denk? Waarschijnlijk niet, maar misschien wel.
{i}Mark de Boer{ei}