Amper een week na de Maasmarathon had ik besloten om een rustweek te houden en zodoende de 50 km van Gistel te laten voor wat het was. Rustig doch stevig doortrainen was nu de boodschap. Gedurende de eerste helft van de week ging dit echter moeizaam maar naarmate de week vorderde lukte het aardig om mijn trainingsafstanden beter en sneller af te haspelen. Zo had ik gepland om op een wandeltocht in Drongen een stevige 33 km te lopen en dit op vrijdag 19 maart. Alles ging wonderlijk goed, tot ik op 4 km van het einde enkele oude bekenden tegenkwam. Wilson Dammekens en Annie van Butsele waren hier hun loopkilometertjes aan het bijeen harken en kwamen me onderweg tegen. Natuurlijk wordt er dan wat afgepraat. “Ga je morgen naar Gistel? Inge Petterson gaat ook” vroeg Annie me. “Het is haar eerste 50 km en ze kan hulp gebruiken”. Ik vertelde haar dat ik niets gepland had, met het oog op Apeldoorn, een week later, maar Annie kan zo overtuigend en smekend praten dat ik al snel zwichtte. Natuurlijk belde ze meteen Inge op en die was blij met deze onverwachte hulp.
Normaal hou ik het de week voor een wedstrijd wat rustiger maar nu zat ik al aan 140 km. Geen nood vond ze, “Inge gaat toch maar tegen 12 km per uur weg”. Veel te snel vond ik. Ik had haar enkele jaren voordien de marathon zien eindigen in 3,30 uur en toen zag ze er erg vermoeid uit. Aan dit tempo starten en dan nog 8 km extra moeten lopen zou dodelijk zijn. 11 km per uur is hard genoeg vond ik. Inge was akkoord met dit voorstel en een dag later stonden we gezamenlijk aan de start in Snaaskerke. Heel de nacht en de voormiddag regende het met bakken maar nu bleef het droger, op enkele buitjes na dan. Twaalf uur, het schot klonk en we zouden 10 rondjes van 5 km moeten lopen. Een zeer aangenaam parcours werd ons voorgeschoteld, afgewisseld met een oude treinbedding, polder en dorpswegen. Ware het niet dat de wind erg hard waaide. Tijdens de eerste ronde was het wat zoeken naar het juiste tempo. Als je gewend bent om tegen 13 a 14 km per uur te lopen dan is een tempo van 11 km wat langzaam. Gelukkig had ik nog wat ervaring van de 24 uur en nu is dat net mijn tempo dat ik tijdens deze duurwedstrijden loop. Al spoedig hadden we de tred te pakken. En het ging vlot. Eerst nog een klein groepje dan na enkele ronden alleen nog twee vrouwen in mijn kielzog. Niet alleen Inge maakte gebruik van me maar ook Anke Morreel zocht mijn gezelschap op. Ze moest wel telkens we de bevoorrading passeerden een klein gaatje dicht lopen maar ze sloot spoedig bij ons aan. Inge had ook een collega van haar werk meegebracht die per ronde haar drank en sultana koekjes aanreikte. De eerste ronden schoten goed op, zo voorspoedig eigenlijk dat we al verbaasd waren dat we al bijna over halfweg waren. En nog steeds geen moeilijkheden bij beide dames.
Alleen de omroeper was wat verbaasd. Vorig jaar eindigde ik nog op de 5e plaats in 3.32 uur en nu bengelde ik wat achterin. Al snel werden we door de toplopers voorbijgelopen en op enkele ronden gezet. Geeft niet, ik had mijn eigen missie en wou die zo goed mogelijk uitvoeren. Waar het kon gebruikten we de wind in rug en bij de stroken tegenwind liep ik met mijn enorme lichaam als beschermend schild voor of naast Inge uit terwijl Anke achter haar liep. Zo waren beide wat afgeschermd. Anke had nog nooit een Marathon gelopen en bleef tot 35 km bij ons, moest dan een gaatje laten maar maakte dat even later weer snel goed. Waarschijnlijk te snel want een ronde verder moest ze ons laten gaan. Jammer natuurlijk. Ze heeft wel haar wedstrijd uitgelopen puur op karakter in een tijd van 4.40 uur. Prachtig gewoon, weer een ultraloopster rijker. Wij hadden onszelf een tijd toegedicht tussen de 4.30 en 4.45 uur. Dan kwam het 40 km punt en we begonnen meteen uit te rekenen wanneer we het marathonpunt zouden ronden. Ik schatte net onder de 3.50u. Het werd 3.47 uur. Prachtig op schema dus. Dat meldde ook de collega van Inge: “Jullie lopen rondjes van 27,30 minuten en dat al vanaf 1e ronde”. Met nog twee rondjes te lopen kreeg Inge zoals verwacht wat last in de vorm van krampen in de kuit. Toch hield ze het tempo vol. De toch al strakke wind zette nog harder aan zodat ze nog dichter in mijn rug kwam gekropen met af en toe een tikje als gevolg. Telkens verontschuldigde ze zich, maar zo had ik het liefst. Want dan weet ik meteen dat ze nog volgt. Dan eindelijk de laatste ronde. We telden af, nog eenmaal het treinspoor, dan nog dat ellendige stuk tegenwind, dan richting dorp vanwaar we de kerk al akelig ver konden bewonderen en dan diezelfde kerk rond en dan waren we binnen. Dat verliep vrij vlot tot we op het stukje tegen de wind in kwamen. Ik nam meteen de kop en voelde haar even niet meer. Ze was wat achter geraakt en snel liet ik het tempo wat zakken. Ze kwam terug en nu liepen we een tempo van 10 km per uur. Net niet hard genoeg om een tijd van 4.30 te lukken maar met nog een drietal kilometers te gaan haalden we wel onze doelstelling. Nog eventjes het dorp door en eindelijk konden we ook de finishlijn overschrijden. Inge was helemaal op maar met een tijd van 4.33.53 uur mochten we tevreden zijn. Doel bereikt en hopelijk smaakte haar dit naar meer. De eerste Ultrastap is gezet en je weet maar nooit. En voor mij is het een mooie training geworden waarmee ik nog een wedstrijdje heb meegepikt.
Kloek Patrick