Goede wedstrijden ontstaan denk ik als er een goed samenspel tussen atleten en jury is. Dit artikel poogt de positie van de jury rondetelling eens onder de aandacht te brengen.
Juryleden verbazen zich telkens weer over atleten bij het rondetellen. Ze zitten er nu eenmaal vastgekluisterd op hun stoeltje hun taak te vervullen, en zijn dus niet in de gelegenheid om datgene wat ze zo vaak mee maken eens aan de atleten te laten weten. We schrijven eens wat van onze belevenissen op. Doen dat aan de hand van recente ervaringen. Bedenk dat iedereen dit soort dingen kan gebeuren.
Leo Pardaens liep gisteren in Zolder lekker in een groepje. Voor lopers is dat gezellig, en de wedstrijd gaat zo veel makkelijker richting de beslissende eindfase, dan dat je kilometers eenzaam en alleen over het asfalt voort gaat. Atleten willen ook nog eens graag zelf hun tussentijden klokken, zeker als ze de ervaring hebben dat juryleden hun werk niet altijd goed (kunnen) doen. En dat was waarschijnlijk wat met Leo Pardaens is gebeurd. Telkens bij de doorkomst, moest van een groepje atleten de nummers genoteerd worden, waarbij Pardaens tussen de wal en het schip viel omdat hij telkens zijn polsklokje in wilde drukken voor de tussentijden. Het gevolg was dat de armen voor het startnummer waren. De jury wist dat er een atleet gemist was, maar wist op dat moment niet welk nummer het juiste was. Typisch een probleem dat zich niet alleen bij Leo Pardaens voor doet. Wij worden daar veelvuldig mee geconfronteerd. Het feit dat zo fouten ontstaan in de rondetelling nodigt atleten alleen maar meer uit ook nog eens zelf alles goed bij te houden.
Een ander probleem is de plaats van de startnummers. Rik Goedhals had gisteren zijn startnummer op zijn rechter bovenbeen. Als een atleet een paar keer is doorgekomen, dan weet de jury dit soort dingen en is het geen probleem meer, maar juist in de eerste doorkomsten is het dan zoeken naar het nummer. Groepen komen in die beginfase nog in grote aantallen tegelijk door en de blik is voornamelijk gericht op de borst waar de nummers te lezen zouden moeten zijn. Ook komen we wel eens tegen dat lopers de nummers niet voor en achter op borst en rug opgespeld hebben, maar links en rechts op de heup. Zo kun je als jurylid pas zien welk nummer het is als de atleet langszij komt, en kun je niet in het vooruit de nummers al lezen. Het zijn zo van die zaken die we regelmatig tegen komen.
Dan het beruchte elastiek om het middel. Een uitkomst voor de ultramarathonloper voor het geval er van kleding gewisseld wordt. Het elastiek is snel weer om de nieuwe kleding getrokken en dat bespaart tijd voor het opnieuw opspelden van nummers. De nummers zijn echter alleen aan de bovenkant opgespeld en daardoor vaak onleesbaar, omdat de wind het nummer doet dubbelslaan. Een ander nadeel van die elastieken is dat de nummers tijdens de wedstrijd makkelijk verschuiven. Waar bij de start de nummers nog keurig op buik en rug zitten, verdraait het elastiek tijdens de loop en komen de nummers op de heupen te hangen. Dit laatste is nog niet eens zo een probleem, want meestal kent het jurylid na verloop van tijd de atleet al en weet men nog welk nummer het is. In die belangrijke beginfase zat het nummer immers nog goed.
Atleten blijken overigens zelf goed bewust te zijn van het mogelijke dubbelslaan van nummers. De oplossing lijkt dan twee elastieken; één voor de bovenkant en één voor de onderkant. Dan kruipen echter de beide elastieken naar elkaar en staat het nummer gebold en onleesbaar. De enig goede oplossing is vooralsnog een grote maat clubshirt, dat men makkelijk over diverse lagen kleding aan kan trekken. Bovendien voldoet men zo aan de eis van het dragen van een clubtenue bij officiële wedstrijden.
Er zijn nog tal van mogelijke foutenbronnen. Zo hebben atleten vaak hun tas met spulletjes staan ergens bij de doorkomst. Dit is overigens ook een punt waar de organisatie in belangrijke mate in kan voorzien, maar soms ligt het voor de hand dat alles op dezelfde plaats gebeurd. Bij de accommodatie heeft de atleet kleedgelegenheid, toiletten en dergelijke beschikbaar, en de jury beschutting en electriciteitsvoorziening. Een atleet kan dan makkelijk dubbel geteld worden; een maal voor het bezoek aan het toilet, masseur of wat dan ook, en een maal daarna. Of er wordt snel een regenjack aangetrokken. De atleet trekt vervolgens trouw elk rondje even de rits open om het startnummer richting jury zichtbaar te maken. Maar op het moment van aantrekken van die regenkleding heeft de atleet daar de aandacht, en denkt even niet aan de jury. Achteraf is moeilijk na te gaan of er een ronde gemist is, of dat de atleet het parcours heeft verlaten om binnen wat andere kleding uit zijn of haar sporttas te halen en zich te kleden op de nieuwe weersomstandigheden. Een tweede telsysteem biedt vaak uitkomst, maar als dit handtellers zijn die op dezelfde plaats registreren, dan is de kans groot dat zij precies dezelfde problemen kennen en dus ook dezelfde fouten in hun registratie hebben.
Ideaal zou zijn een juryzone, die van begin tot eind niet verlaten mag worden, en waarin geen activiteiten als verzorging of wisselen van kleding en dergelijke plaats vinden. Maar zelfs dan is de jury afhankelijk van het zichtbaar zijn van nummers, of ze nu omgewaaid zijn, of door de “klokkende” armen even onzichtbaar zijn doet daar weinig toe.
Ton Smeets en Wilma Pauptit
a.smeets@trouwweb.nl