Twee dagen voor de start kreeg ik het grandioos idee om deel te nemen aan de Immenstädter Gebirgsmarathon. Ik kon nog een extra dagje vrijaf krijgen om zodoende nog 800 km te kunnen reizen richting de Allgäu streek in de Beierse Alpen. Bij aankomst regende het pijpenstelen maar de dag van de wedstrijd was de wolkbreuk gelukkig weggetrokken.
Ook hier bleek ik weer de enige Belg te zijn. Tijdens de wedstrijd ontmoette ik ook nog één Fransman, Mickaël Bondis uit Bretagne. Wat was ik blij dat niet ik, maar hij de gekste was van de bende, aangezien hij voor deze wedstrijd een treinreis van 1300 km achter de rug had.
De start vond plaats t.h.v. de kabelbaan in Immenstadt, “Mittag-Talstation”. Iedereen die zich vooraf wat geïnformeerd had, wist dat de aankomst in “Mittelstation” was, enkele honderden meters hogerop. Maar de organisator had vlak voor de start een leuke verrassing in petto: de aankomst zou in het {i}Hoch{ei}station zijn. Dit bracht met zich mee dat we tijdens de laatste 10 km alsnog een stevige klim van 400 hoogtemeters dienden te “ondergaan”.
Tijdens de eerste kilometers hield ik mijn fototoestel bij de hand, maar al snel kwam ik tot het inzicht dat men tijdens de dalende stukken beide handen nodig had. Het toestel verdween dus snel in de rugzak. Ik vernam overigens daags voor de wedstrijd op de Duitse TV zender ZDF dat er in de Allgäu streek sprake was van overstromingen. Alle bergpaden lagen er bijgevolg uiterst nat en modderig bij: een droom voor iedere trailrunner. Na 10 km kwam het eerste slippertje, en zo volgden er tijdens de race nog een 10-tal, met enkele schaafwondjes als gevolg, meer niet. Wat ik immers miste, was techniek en ervaring met het berglopen. Op technisch moeilijke afdalingen verloor ik dus telkens terrein. Dit kon ik op de “vlakkere” stukken deels goedmaken m.b.v. tempo en uithouding. Soms voelde ik me echter tijdens pittige klimmetjes geen loper maar eerder een “wandelaar met veel haast”.
Tijdens de beklimming van de Hochgrat (1832 m) zagen we rondom ons het prachtige panorama, met aan de linkerkant van het ravijn (!) de Oostenrijkse bergketens met hun eeuwige sneeuw. Ondertussen werden we aangemoedigd door enkele wandelaars waarvan hun woordenschat zich leek te beperken tot “zuppa” (lees: “super”).
Later in de wedstrijd verloor ik wat concentratie, waardoor ik een wegwijzer miste en even verloren liep. Dit resulteerde in een 2-tal extra gelopen kilometers: een feest voor menig ultraloper (hoewel ik daar op het moment zelf anders over dacht).
Na een lange afdaling met wat tempowerk volgde 10 km voor de finish de “ultieme verrassing”: de gevreesde klim naar het Hochstation. Ik kon nog een gesprekje aangaan met Hans Kutzias, maar even later liet hij me gaan. Achteraf vertelde hij me dat hij te snel gestart was.
Bij de aankomst zag ik op mijn display een afstand van – niet 42,2 – maar 33,2 km. Tevens zag ik blije gezichten en hoorde ik applaus. Te vroeg dacht ik, dus vroeg ik de weg naar de overige 9 km. Wat ik echter niet wist, was dat een Garmin Forerunner o.w.v. de vele hoogtemeters niet in staat is om afstanden correct te registreren. Na 5 uur en 34 minuten kwam ik dus tot de conclusie dat ik een bergmarathon gelopen had, en wat voor één. Het was “ein knaller” met maar liefst 2900 stijgende en 2200 dalende hoogtemeters. Tijd voor een (koude) douche en een stevig bordje “Schinkennudeln”, gevolgd door wat napraten.
Ook hier weer een dikke pluim voor de organisatie die er voor de 21ste maal in slaagde om een “zuppa” wedstrijd te organiseren in een vriendschappelijke (atmo)sfeer. Auf wiedersehen?
Wouter Decock
