Categorieën
Niet gecategoriseerd

Mijn eerste 100 km: Hulshout 21/8

Jos Thijs: “Een tekort aan suiker doet me in het gras gaan liggen met tintelende vingertoppen en wazig zicht. Paniek komt op maar mijn geest blijft helder. Na vijf minuten sta ik terug op. Wankel ik niet, kan ik terug starten?”

Zutendaal, 23 augustus 2010

{b}Uit het dagboek van een loper{eb}

Een eerste 100 km-wedstrijd lopen dat is ….. voor mij alleszins meer dan 11 uur lopen. Omgerekend 100.000 meter, 20 rondes van 5 km, zowat 100.000 passen. Lopen van Zutendaal tot Brussel. Of omgekeerd als je dat liever doet.

Een zestal maanden voorbereiden. Iets willen waarvoor je eigenlijk bang bent of je het wel kan, of je het wel echt wil. Maar ik wil het en als ik iets wil… 100 km lopen: zinloos voor de een, misschien zelfs belachelijk of zot, het ‘nec plus ultra’ voor de ander, al is die laatste groep wellicht in de minderheid. Starten met 25 deelnemers, waarvan het merendeel oude rotten in het vak, die dit al enkele keren gedaan hebben, meermaals per jaar doen of nog verder lopen. Gelukkig start er vandaag nog een andere debutant op de 100 km. Hij heeft er wel al eens 60 gelopen. Ik maximaal 45 km aan een stuk. Dus ik ben werkelijk het groentje. Niemand die daar smalend over doet. Je wenst elkaar succes.

Klaar, pistoolknal en starten maar. Vaststellen dat iedereen sneller dan jou begint, terwijl je weet dat dit je niet mag ontmoedigen en je je eigen tempo moet aanhouden, maar toch. Had ik hier wel aan moeten beginnen, ga ik me niet belachelijk maken. Ophouden met die negatieve gedachten. De weg ligt al klaar voor je, je hoeft er alleen maar op te lopen en je hebt de eerste twaalf uren toch niets beter te doen. Na 5 km stel je vast dat die afstand natuurlijk vlot gaat, maar je polsslag blijft op 158 terwijl je in training maar gemiddeld 135 slagen per minuut hebt. Heel wat meer dan 60 in rust. Ga je dit wel volhouden? Trager lopen strookt dan weer niet met je schema voor de officiële 12-uren limiet. Want deze wedstrijd wordt nationaal georganiseerd als regelmatigheidscriterium voor lange afstandslopers.

Ik ben blij wanneer ik mijn vrouw Hilde zie bij de eerste doortocht aan de grote bevoorradingspost. Nu al twijfelen welke sportdrank ik deze ronde zal nemen. Toch zorgen dat ik genoeg blijf drinken. Een volle emmer van 10 liter op het hele traject. Ga ik nu al wat eten, een stukje banaan of wat peperkoek, zet ik wel of niet mijn pet op, nu al de zonnebril? De temperatuur zal vandaag gestaag boven de 25 graden Celsius klimmen zonder regen en met een nachttemperatuur van 20°. Prachtig terrasjesweer volgens Frank Deboosere.

Bij elke doortocht krijg ik al meer routine maar ben ik wat bezorgd om mijn oplopende tussentijden. Je wilde toch trager lopen, waarom dan zeuren. Halverwege het parcours stop je telkens ’n vijftigtal meter voor de officiële waterpost en ga je snelwandelen om je loopspieren even wat rust te gunnen. Het wordt warmer en ik begin nu ook net als de anderen mijn rug en hoofd met een volle spons nat te maken. Niks voorzichtig meer; een halve liter ineens. Water dat druipend over je hoofd, je rug en je borstkas loopt en op die manier voor afkoeling zorgt. Alsof je voortdurend in een regenbui zonder druppels voortbeweegt.
Na 8 ronden blij vaststellen dat je al over de marathonafstand bent. Maar ook niet meer dan dat, want nog 60 km te gaan. Alhoewel je daar niet aan denkt. Je mag je enkel focussen op de volgende bevoorradingspost, anders haak je misschien af. Wel voel je je af en toe misselijk van steeds maar weer te drinken, wat smaakt wel en wat niet, vergeet niet te eten; ’n stukje peperkoek is in het begin nog lekker maar een gedroogde abrikoos smaakt nu beter, banaan blijft altijd goed verteerbaar en ook wat zout bij je cola of sportdrank doet wonderen.

Je loopt met je benen en toch loop je eigenlijk vooral met je hoofd. Je wil alles onder controle houden. De eindmeet halen begint al van bij de start. Weer ’n doortocht langs de tijdsregistratie. Er zit al wat meer volk op het kerkplein, je loopt nu op wolken. Ook het kleine aantal vaste toeschouwers, verspreid over het wegparcours, begint je al te herkennen. Je knikt vriendelijk terwijl de een in zijn tuinstoel even stopt met het lezen van de krant, de ander met het wieden van het onkruid. Niet iedereen heeft een vrije dag zoals ik. Sommigen blijven verwonderd kijken, anderen knikken vriendelijk terug, reiken je een spons aan of vullen de waterbekertjes bij op hun eigen tafeltje, dat ze voor jou klaargezet hebben. Niemand heeft hen dit gevraagd en toch doen ze het. Je bent blij met de aandacht en hun steun. Ook de vrijwilligers die het verkeer in goede banen leiden en auto’s en fietsers kordaat tegenhouden om je voorrang te verlenen, doen je deugd en ik bedank ze dan ook regelmatig. Op die manier heb ik het gevoel dat ik hun belangeloze inzet een beetje kan vergoeden. Voor één familie ben ik zelfs hun favoriete loper en dat is zeker niet omdat ik de snelste ben. Ik heb blijkbaar hun sympathie gewonnen door af en toe met een kwinkslag te reageren bij mijn passage. Na een tijdje zijn ze blij als ze het fluogroene shirt met het borstnummer van ‘den honderdenzeven’ zien aankomen. Hij mag zeker niet uit de wedstrijd stappen. Zo blijft ook hun 100 km spannend. Het doet goed dat mensen die je totaal niet kennen, spontaan en zonder beloning met je meeleven en voor je supporteren. Ze willen dat je slaagt voor jezelf en ook ’n beetje voor hen. Op die manier zitten zij tenslotte mee in de wedstrijd.

Niet elke ronde loopt even vlot, gaat het het ene moment nog prachtig, gevleugeld, dan is een ander moment weer wat doorbijten en vechten. Vechten tegen een gevoel van misselijkheid, de zon die in je rug prikt, een tekort aan suiker waardoor je bij de waterpost in het gras moet gaan liggen met tintelende vingertoppen en wazig zicht. Net niet even van de wereld. Paniek komt op maar mijn geest blijft helder. Ga ik nog verder kunnen, is dit het einde, verlies ik niet te veel tijd, ik moet toch zeker niet de handdoek in de ring gooien, ik ben nog maar net over de helft. Zes maanden training. Ik vraag nog een extra bekertje water en daarna nog een aan de jonge vrijwilliger om het over mijn hoofd te kunnen gieten. Hij is bezorgd, gaat het wel, lukt het, wil je wat drinken. Na vijf minuten sta ik terug op. Wankel ik niet, kan ik terug starten? Oef, het gaat, godzijdank kan ik weer lopen. Blijkbaar een hapering in de software, gelukkig geen crash van de harde schijf. Lampjes terug op groen. Nooit gedacht dat ik na 50 km blij zou zijn dat ik terug kan gaan lopen. Ondertussen komt ’n vrijwilliger van Het Rode Kruis op de fiets even poolshoogte nemen. Bedankt, alles loopt weer op wieltjes. Beiden gerustgesteld, fiets hij verder.

Iets later zegt de andere nieuweling dat hij afhaakt als ik hem bereik. ‘Dit is niet te doen. Veel te warm.’ Hij wenst me succes. Er zijn ondertussen al verschillende lopers gestopt, hoor ik. Dit is niet goed voor mijn moreel, ook bij mij komt er twijfel op, ik zit nog maar pas over de helft en blijkbaar geven zelfs ervaringsdeskundigen er vandaag vroegtijdig de brui aan. Neen, ik ben voor de 100 km gekomen, en die zal ik, als God het belieft, uitlopen. Ik heb niet voor niets wekenlang getraind, zowat 2 marathons verspreid over zaterdag en zondag in de topweekends. Niet beschikbaar voor gezin en huishoudklussen. Met goedkeuring van mijn Hilde, die me dit van harte gunt, bezorgd is voor overdaad en altijd zorgzaam klaar staat met eten en tijdig gewassen sportkleding. Niet het minst uit dank voor haar wil en zal ik slagen. Ook deze ochtend is ze weer vroeg met mij vertrokken en nog steeds trouw op post aan de bevoorrading. Vooral lang wachten om me dan na elk halfuur snel van nieuwe drank te voorzien, mijn tussentijden te noteren en te hopen dat dit blijft duren. Voor haar ’n wedstrijd in een wedstrijd. Zij moet zich haasten om mij voldoende traag te laten lopen. Gekke wereld. Tegen vier uur zal ze zich opnieuw haasten om tijdig op een al langer vastgelegd verjaardagsfeest van een vriendin te kunnen zijn. Schoonzus Lieve en dochter Rein lossen haar af, ik kan gelukkig rekenen op een uitgebreid ondersteuningsteam. Het geeft kracht als je vertrouwde gezichten ziet die er speciaal voor jou zijn.
Dit maakt het lopen aangenaam. En de volgende ronden loopt het weer gesmeerd. Ver voorbij mijn langste trainingsafstanden. Ik voel dat ik kan slagen, de zon schijnt en ze mag schijnen. Mijn te vroeg overleden ouders lopen in gedachten met mij mee. Ik kijk naar boven en knipoog. Dit voelt goed. Ik ga door. Toeschouwers langs de weg worden bekenden. Het is de moeite. Je geest controleert je lichaam en doet dat voortreffelijk. De opkomende spierpijnen zijn een zinvol onderdeel van het ritueel. Geloof kan bergen verzetten, maar dit is daarom nog niet gemakkelijk. Je slaagt enkel door er gepassioneerd aan te beginnen en vooral vol te houden. Natuurlijk moet je gespaard blijven van blessures, maar dan nog: waar ’n wil is, is een weg.

Ook al is mijn weg blijkbaar nog altijd 30 km lang. Dan opeens lichte paniek. Ik moet nog zes ronden. Ik dacht vijf. Mijn stappenteller is te optimistisch. Ik begin te tellen, te rekenen, te herrekenen, blijf lopen, neen ga harder lopen, aan dit tempo heb je theoretisch maar 6 minuten overschot op de eindlimiet. Ik moet, ga harder lopen. Kan ik dit wel volhouden, hoe zit het met mijn hartslag, het zijn wel nog meer dan vijf ronden. Sneller aan de bevoorradingsposten, sponzen onder het lopen, niet stoppen. En wat als ik over de 12 uren ga, mag ik uitlopen, is mijn opdracht nog geslaagd, wil ik dat wel. Niet panikeren, gewoon doen en vooral: keep on running.

Ik blijf naar mijn gevoel hard lopen, ronde na ronde win ik nu tijd terug, mijn doel blijft binnen de limiet finishen, ik ga nu toch niet opgeven zeker. Verdomme neen. Als ik dit tempo kan volhouden gaat het lukken, benen beginnen zwaarder te worden, dit tempo lukt, mijn gelaatsuitdrukking wordt grimmiger, ik lach eerder groen dan van harte, maar ik win tijd. Dat is nu het voornaamste. Geest over lichaam. Kalm blijven maar toch code rood en alarmfase vier. Geen tijd te verliezen. Toeschouwers gaan nog meer aanmoedigen, hoeveel ronden nog, niet opgeven, we willen je zien slagen. Ik steek achterblijvers van de eveneens georganiseerde marathon voorbij, zij na pakweg 25 km, ik na 80 km. Twee doorgewinterde 100 km lopers, met eerst meer dan drie ronden voorsprong op mij, hebben vandaag te vroeg te veel brandstof opgebruikt en kunnen nu alleen nog maar wandelen. Ze bijten letterlijk door. Traag maar gestaag halen ze het uiteindelijk, maar hun eindtijd wordt niet veel scherper dan de mijne.

Elf van de 25 deelnemers aan de 100 km zullen trouwens maar finishen. Het verhaal van de haas en de schildpad. Ik loop nu op mijn snelste tempo. Samen volhouden, wandelaars, schuifelaars en lopers. Respect voor al deze lopers, zij het van de 100 dan wel 42 km. Hun inspanning is even groot, zo niet groter dan die van mij. Samen volharden om je doelen in het leven te bereiken. Dit is eigenlijk geen lijden, wel onder moeilijke omstandigheden doorgaan met volop te leven en zo te genieten van kostbare momenten. Voor de tv zitten is gemakkelijker, maar als je het beste van jezelf kan en wil geven, krijg je oneindig veel meer terug.

Alweer enkele ronden verder. Broer Bart en zijn schoonvader Lambert wisselen Rein en Lieve af. ‘Volhouden’, roepen ze allen en weer monter ik op. Dit gaat lukken. Ik voel nu mijn eerste en gelukkig enige blaar aan mijn kleine rechterteen. Verrek, dit zal me niet tegenhouden. Doorgaan, volhouden. Even gedreven willen je nieuwe vrienden langs het parcours dit ook. Je moet slagen in jouw en hun wedstrijd. De schemering zet in. Ik wissel zonnebril voor gewone bril. De laatste ronde. Ik kan misschien iets trager gaan, ik zou wel willen want mijn benen weten het nu ook van die laatste ronde. Ik durf niet, wat als er toch nog iets gebeurt. Dus blijf ik even hard doorgaan, ik stop bijna niet meer aan de bevoorradings- en waterposten. Iedere toeschouwer wenst me intussen uit de grond van zijn of haar hart al proficiat. Je voelt dat het gemeend is. Ik dank iedereen terwijl ik stug volhoud. Ik had graag meer tijd gehad om hen uitgebreid te bedanken want zij hebben mee mijn wedstrijd gemaakt.

Geen gedoe met sponsen meer, geen extra bekertjes water, ik durf niets meer aannemen. Dit kan, mag, zal niet fout gaan. Ik wil zelfs maximaal mijn eindtijd verbeteren. Ook als beginneling wil deze jongen vandaag winnen, winnen van zichzelf. De laatste kilometer, 1000 m, 100.000 cm, ja zelfs 1 miljoen millimeter. Een kilometer kan lang zijn, beton is hard. Maar ik zou deze laatste kilometer voor geen meter willen missen. Hoe kleiner hij wordt, des te groter de voldoening. Hebben ze de meet nu niet iets verder gelegd? ‘Nr. 107, Jos Thijs, beëindigt na 11:45:37 zijn 100 km,’ galmt het door de luidsprekers. Opnieuw kijk ik naar boven. Ik knipoog.

Felicitaties, applaus, ’n t-shirt met reclame van KBC Verzekeringen Hulshout en een lingeriecheque van 10 euro van ’n winkel in Heist op den Berg. Mijn beloning is vele malen groter: je eigen ambitie succesvol volbrengen. En nu mag je stoppen, moet je stoppen, want je benen weigeren vanaf hier dienst. Je geest zegt immers dat het doel bereikt is en de motor slaat dan automatisch af. Bart staat bij de meet, ik leg mijn hand op zijn schouder om niet te wankelen; zijn schouder letterlijk en figuurlijk symbool voor de onvoorwaardelijke ondersteuning die veel mensen je zo niet maandenlang, dan zeker vandaag, hebben gegeven. 100 km lopen kan en wil je niet alleen. Onmiddellijk rinkelt de telefoon. Hilde aan de lijn. Is het gelukt, ja, blij en fier. Dit wordt even het gespreksonderwerp op haar feestje.

Nu nog een professionele beenmassage door twee vriendelijke jongedames die met plezier overuren presteren. Daarna een douche zonder die dames maar met opnieuw veel en nu gelukkig warm water. Het is mijn traagste douchesessie ooit. Voorzichtig en rechtstaand uitkleden om zeker je knieën niet te moeten plooien, want je bovenbenen protesteren heftig. De sproeier brengt verkwikking, maar ik durf de douchegel niet laten vallen, want dan moet ik hem oprapen. Ook afdrogen en aankleden gaan zeer behoedzaam. Daarna tevreden en nog vol adrenaline naar huis.

Deze 100 km lopen is voor mij meer dan zomaar wat lopen of ’n schijnbaar nutteloos tijdverdrijf, dat ik graag beoefen. Het leert je dingen in perspectief te zien en met passie te doen, ’n verrijking als mens, een overwinning op jezelf waarbij je geest je lichaam voortdrijft. En het mooiste is vast te stellen dat anderen met je meeleven en blij zijn in jouw plaats, zonder afgunst en met respect. Als je je hiervoor openstelt is mijn overwinning ook jouw overwinning.

Het leven biedt ieder van ons talrijke en verschillende kansen, maak er gretig gebruik van. Begin vandaag en doe het met een glimlach. Want die glimlach is besmettelijk en kost niets.

Jos Thijs
jos.thijs dommel.be