Ik heb het niet van de daken geschreeuwd dat de 100 km van Winschoten mijn grote doel was voor dit jaar. Sterker nog, ik had het maar weinig mensen verteld dat ik aan deze wedstrijd mee zou doen. Stond ik in begin van dit jaar nog onbevangen tegenover het ultralopen, dit was toch wel enigszins veranderd. Vooral mijn ervaringen in Stein en de halve JKM hadden mij terughoudender gemaakt. Desondanks had ik een trainingsschema gemaakt voor Winschoten, maar toen in Steenbergen bleek dat de zes uur toch ook niet zo eenvoudig is besloot ik om dit jaar nog geen 100 km te lopen. Eerst maar eens een goede zes uursloop en dan pas de volgende stap.
Wat deed mij dan toch weer van gedachten veranderen? Ambitie? Lef? Of was er sprake van terugkerend zelfvertrouwen? Nou, het kwam door een email van Marcel de Jong. Hij meldde mij nog voor dat hij in de zes uur van de Haarlemmermeer tot 67 km kwam doodleuk dat hij zich ingeschreven had voor de 100 km in Winschoten. Al voor zijn geslaagde zes uur liet hij mij weten dat het ongeveer 30 km verder zou zijn. Inmiddels heeft hij bewezen dat dit absoluut geen hoogmoed was. Nee, dit was dus ambitie, lef en zelfvertrouwen. Vooral dat laatste daar moest ik ook weer wat meer van krijgen. Ik gaf mezelf nog wat bedenktijd, maar na ruim een week was de geest er helemaal rijp voor en kon het trainingsschema voor Winschoten weer uit de kast.
Dat trainingsschema kon ik vrij goed volgen alleen over de gelegde accenten was ik uiteindelijk niet helemaal tevreden. Een geplande training van 70 km werd uiteindelijk slechts 28 km, omdat mijn lichaam duidelijk aangaf dat dit voor die dag het maximum was. Deze training inhalen was ook niet mogelijk en zo bleef het Rondje Amsterdam (61 km) mijn langste training voor Winschoten. Een training van 46 km met ruim 700 hoogtemeters in de omgeving van mijn vakantieadres in Frankrijk drie weken voor de Run was een laatste test. Deze verliep net als het Rondje Amsterdam goed en onder warme weersomstandigheden. Maar was het genoeg?
De laatste nacht voor mijn eerste 100 km verbleef ik in een hotel in Gasselte waar ook Marcel de Jong een kamer had met zijn vrouw en oudste kind. Van zenuwen had ik geen last en ik verwachtte dus snel in te slapen die nacht. De praktijk was echter anders, eerst hoorde ik nog veel geluiden van het personeel in het restaurant en vervolgens waren er nog wat andere hotelgasten, die er nog een gezellige boel van maakten in datzelfde restaurant. Uiteindelijk hadden ze zich om half twee ’s nachts voldoende moed ingedronken om zeer luid over de gang te roepen dat ze in kamer zeven zaten. In datgene wat nog resteerde van de nacht kon ik nog drie keer mijn talent als muggenjager bewijzen en met een score van 100 procent kon ik daar zeer tevreden over zijn. Gelukkig had ik in mijn vakantie het boek “Zandloper” van Abdelkader Benali gelezen. Hij beschrijft aan de hand van een nogal luguber voorbeeld dat het niet uitmaakt wat je de nacht voor een belangrijke wedstrijd ook doet, het heeft geen invloed op je eindresultaat in die wedstrijd! Nou is het bij Benali best moeilijk om het onderscheid tussen feit en fictie te zien, maar ik was er gelukkig van overtuigd dat mijn niet ideale nachtrust geen enkele invloed zou hebben op mijn lopen de volgende dag.
Na een stevig ontbijtje – ik meende bij Marcel iets te zien van “wat werkt die allemaal naar binnen, zeg!” – konden wij vertrekken naar Winschoten. Na enig zoeken in Winschoten naar de parkeerplaatsen snel naar de sporthal om ons klaar te maken voor de wedstrijd. Dan loop je de mooie wereld van hardlopers en ultralopers binnen. Vele estafetteteams die met hun briefing bezig waren, Ron Teunisse bij de ingang met zijn boek “De koerier die nergens bij hoort”, Veron Lust, Robert Boersma. Ultralopers waar wij eigenlijk alleen maar tegen op kunnen kijken, maar het toch niet hoeven doen, want dat is wel het laatste wat ze willen.
Dan 10.00 uur, de start. Van uit het niets is het vandaag ineens mooi weer, maar is het ook mooi weer om een 100 km te lopen? Het zal uiteindelijk 24 graden worden in Winschoten, we moeten veel drinken, toch ook voldoende koolhydraten binnen krijgen en het aanvullen van de verloren zouten kan ook wel eens belangrijk worden. In de eerste ronde hoor ik van iemand dat het niet toegestaan is met een navigatiesysteem te lopen. Meteen voor de eerste doorkomst de Garmin bij de kledingtent in mijn tas gedaan. Stel je voor er storten zoveel lopers in dat ik in de prijzen loop op het NK en ik mag dan mijn medaille inleveren, omdat ik mij niet aan de regels gehouden heb. De kans is klein, maar dat risico wil ik niet lopen.
In de tweede ronde de opgelopen achterstand op mijn medelopers, Herman (Ebbekink) en Marcel, weer inhalen. Het ging al iets te hard en nu dus helemaal. Het moet rustiger, maar het lukt niet. Marcel is al helemaal niet te houden en in de derde ronde loopt hij bij ons weg. Ik houd mijn hart vast, dat wordt of een supertijd of een hele lange 100 km voor Marcel. Voor mijzelf ben ik er echter ook niet helemaal gerust op, het moet langzamer, maar het hoofd heeft niet genoeg overwicht over het lichaam en dan zal uiteindelijk dat lichaam er wel voor zorgen dat het langzamer gaat. Gebrek aan ervaring. Herman komt uit Winschoten en kan leuke informatie over Winschoten, de Run en sommige andere lopers geven. Er loopt onder andere een 87 jarige op klompen mee, dit keer op de 50 km kijkt deze man hoe ver hij nog komt. RESPECT met hoofdletters, hoor! Het is gewoon gezellig we praten en lachen heel wat af. Een stel jongens van een jaar of tien fietsen stoer langs het parcours, ik verwacht eigenlijk geen aanmoedigingen, maar dan roept er een luid: “kom op, hè!” En dan is het even stil en zeer goed getimed: “mijn oma loopt harder!” Ik lig in een deuk van het lachen. Het is wat met die globalisering, Amsterdamse humor in Winschoten!
Herman heeft wel ervaring op de 100 km en bij het naderen van de helft kondigt hij aan wat gas terug te nemen. Ook Marcel halen we weer in, hij heeft het al zwaar en ik denk als hij maar niet gaat uit….wat was dat woord ook al weer? We hadden het allebei uit ons woordenboek geschrapt. Ik ga alleen door in hetzelfde tempo en kom door in 4.13 u op de 50 km en denk keer twee is 8.26 u, dat had je gedroomd, ja! Het overschrijden van de helft brengt wel een soort euforie bij mij te weeg en ik loop vervolgens binnen 25 min. naar het 55 km punt. Het moet echt langzamer. Dit lukt, maar het is alsnog een 10 km van net boven de 50 min. Het blijken de laatste stuiptrekkingen voor de inzinking te zijn. Dat ik die zou krijgen wist ik eigenlijk wel heel zeker en na 66 km moet ik mijn eerste meters wandelen. Oké, het is geen schande, maar ik vind het wel 10 km te vroeg. Doorkomst op 70 km in 5.59 u. Achteraf blijkt mij dat ik toen op een derde plaats liep van het NK, maar de uiteindelijke nummer drie, Wim Douw en de nummer vier, Dave Boone hebben hun inzinking eerder gekregen dan ik en zijn hem ook weer eerder te boven.
Een inzinking te boven komen, zo karakteristiek voor het lopen van lange ultrawedstrijden las ik eens van de hand van mede ultraloper Dik Jagersma. Dat zou ik ook mee willen maken, maar mijn zes uurslopen waren daarvoor te kort. Ik bleef daarbij in de inzinking waarin ik afgegleden was. En nu? Ik wandelde 100 tot 300 m en dan rende ik weer 2 tot 3 km. Dit deed ik in de hoop dat het stuk dat ik kon hardlopen langzamerhand weer langer zou worden. Het duurde lang en in de achtste en negende ronde keek ik een aantal keren in mijn woordenboek. Het begon toch met “uit” dat rotwoord, ik wist het zeker, maar ik kon het niet meer vinden. Wat ik ook wist was dat als ik de negende ronde zou lopen ik ook de tiende ronde zou doen.
Halverwege de tiende ronde, de laatste verzorgingspost, nog één keer bouillon, het smaakte me zo goed. Het stond er niet meer, maar razendsnel maakte de vrouw aan de andere kant van de tafel het klaar en het smaakte heerlijk. Ik ging weer rennen en zag op de klok dat ik bijna twee minuten bij de verzorgingspost had gestaan, maar het deed er niet toe……ik voelde iets. Ik was mijn inzinking te boven! Het ging weer na 28 lange kilometers, ik kon weer gewoon 11 km per uur lopen, yes! Het was te gek, ik zou nog een ronde kunnen lopen. Het maakte me niets uit toen na 98,5 km clubgenoot Richard van der Klis nog voorbij kwam. Hij liep zo sterk, ik kon daar ondanks mijn opleving niets tegen uitrichten en later zag ik dat hij zijn race zeer goed ingedeeld had daar kon ik nog wat van leren. Maar ik was mijn inzinking te boven en omdat ik mocht finishen en mijn hernieuwde energie nog een beetje kwijt wilde probeerde ik ook maar de tijd op die klok zo laag mogelijk te houden. Zodoende kon ik zowaar nog iets van een eindsprint laten zien, 9.06.47. Uiteindelijk was de tijd niet helemaal wat ik gehoopt had (sub 9), maar er was iets veel belangrijkers wat ik geleerd had: er zijn kilometers voor mij na de honderd!
Hans Jurriaans