Categorieën
Niet gecategoriseerd

Twee jaar na het debuut op de ultramarathon…

Dave Boone over de ultraloop van Gilze die hij won: “Net voor het laatste rechte stuk naar café ‘De Tip’ waar de finish voor de deur ligt, vier ik heel even ingetogen deze geslaagde missie. Ik sta morgen in de krant – wat oom Rinus altijd zo leuk vond..”

Ongeveer twee jaar geleden begon in Gilze mijn leven als ultraloper. Of eigenlijk: loper van verlengde marathons, want ultraloper ben je eigenlijk pas als je langer loopt dan pakweg twaalf uur, aldus loopgod Yiannis Kouros. Mijn debuut als echte ultraloper zal ik nog even uitstellen. De achterliggende winter heb ik sterk overwogen om mee te doen aan de hele Jan Knippenberg Memorial, à 160 kilometers. Maar na de 100 kilometer in Deventer heb ik te lang te weinig duurlopen gedaan. Ergens in februari heb ik definitief mijn verlies genomen: geen JKM. De focus zal nu liggen op de marathon van Zeeuws-Vlaanderen en de zes uur van Den Haag, in respectievelijk mei en juni. Tussendoor zal ik nog deelnemen aan een aantal wedstrijdjes en Gilze was een van de tussenstations.

Deze editie moest echter speciaal worden, dus tussenstation is eigenlijk het verkeerde woord. De wedstrijd is op zichzelf al een bijzonder verhaal. Deze wordt namelijk georganiseerd door een stichting. Stichting ‘De Lotgenoten’ zet zich al jaren in om zoveel mogelijk geld in te zamelen voor een goed doel, te weten kankerpatiënten en hun omgeving. Jaarlijks wordt het ingezamelde geld gebruikt om een specifiek doel te ondersteunen of te realiseren. Ik heb afgelopen winter zelf intens meegevoeld met een kankerpatiënt. Mijn oom, oom Rinus, verloor na een jarenlange strijd van de ziekte. De ziekte sleepte zich al jaren voort en de behandelingen sloegen steeds niet goed aan. Half december ging het ineens heel snel bergafwaarts. Onbegrijpelijk snel. Ingrijpende gebeurtenissen stapelden zich in hoog tempo op en waren veelal van definitieve aard. Dat zijn dingen die je eigenlijk met een pen niet kunt beschrijven. De laatste weken wisselden mooie momenten zich af met dieptepunten in een hospice in Zeeland. Mooie momenten door de liefdevolle verzorging, dieptepunten omdat z’n lichaam hem in de steek liet. Ik mocht die laatste weken met hem meebeleven. Soms zijn er belangrijkere dingen in het leven dan lopen…In Gilze kreeg ik de mogelijkheid om wat te doen voor het goede doel door middel van een zware loopinspanning. En aangezien mijn oom het zo leuk vond als ik in de krant stond na een succesvol verlopen wedstrijd…Gilze moest dus speciaal worden.

Nog even terug in de tijd. Twee jaar geleden begon dus mijn grote avontuur. Een missie richting het standbeeld van koning Leonidas in Sparta. Naar dat moment dat je je hand op een van z’n voeten legt en je dat lauwerkransje op je hoofd krijgt…Ik droom er vaak over en niet alleen ’s nachts. Het wordt een lange weg met vele ups en downs, en zoals het Evangelie van Mattheüs (22:14) wijs opmerkt: “Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.” Als het uiteindelijk niet lukt, kan ik zeggen dat ik het heb geprobeerd. Tijdens die eerste hypermarathon bleek dat het niet alleen een lange weg zou gaan worden, maar ook een moeizame. De race over toen nog 65 kilometer mislukte volledig. Na een goed begin werd het een urenlange lijdensweg: te weinig inhoud en ervaring, waardoor ik bijna zes uur onderweg was geweest. In 2012 dus een tweede poging. Vorig jaar had ik na een blessure namelijk besloten om ‘slechts’ de marathon te lopen. Maar ik wilde graag terugkomen in Gilze voor de 62,5 kilometer. De sfeer rond de wedstrijd is prettig; geen massahysterie, goede verzorging en een persoonlijke benadering. Kortom, alle ingrediënten voor een leuke dag.

Nu naar de wedstrijd zelf, naar de kleedkamer voor de start. De tweevoudige winnaar, de Pool Marcin Sieja, blijkt ook weer aanwezig. Vandaag wil ik winnen, maar die Pool is wel erg goed. Ik merk overigens dat ik voorafgaand aan een wedstrijd altijd onder de indruk raak van de concurrentie. Al die zalfjes, drankjes, gelletjes, meefietsers, en prachtige schoenen! Dat moeten vast en zeker ijzersterke atleten zijn, denk ik op zo’n moment. Het tegendeel is vaak de waarheid: hoe mooier de uitrusting en geavanceerder het voedsel, des te minder hard er gelopen wordt. Ik kleed me om en eet nog wat in deze mooie accommodatie. Om half elf is de start. Het is wel fris en gelukkig ben ik vlak voor de start nog even teruggegaan naar de kleedkamer om mijn shirt met lange mouwen onder mijn singlet aan te trekken. Later zou een vriendelijke meefietsende man van de organisatie mijn shirt aanpakken om bij de finish in mijn tasje te stoppen. Hij blijkt, net als ik, een Roparunner te zijn en dat schept niet alleen een band, maar ook een gezellig praatje onderweg.

De start verloopt naar wens en ik kan een ontspannen tempo inzetten. Ik pak vrijwel meteen de leiding in de wedstrijd. Om me heen is het de eerste kilometers nog een drukte van belang, aangezien er een groot aantal estafetteteams een generale repetitie doen voor de RoPaRun. Wel prettig om mee te dribbelen tussen die lopers, hoewel opletten geblazen met al die meerijdende auto’s en fietsers. Een team met gele shirts zal gedurende de eerste vijf ronden – een rondje is iets langer dan tien kilometer – steeds vlak voor me of net achter mij lopen. Zonder een woord te wisselen leer je ze stuk voor stuk kennen, de lopers en de meefietser. De laatstgenoemde fungeert vooral als prettige praatpaal voor haar lopers. Van een van de lopers volg ik een aantal gesprekjes met de meefietsende dame. Deze loper is een man met een bril en tatoeages op zijn benen. Hij heeft overigens geen geel shirt aan en is naar mijn idee de minste loper van het stel. Ik loop hem een aantal keren voorbij. De eerste keer hoor ik hem praten over het feit dat het nog behoorlijk koud is. En enige tijd later dat het warm is. Ik gniffel bij het horen van deze constateringen, en denk iets in de trant van: ‘concentreer je nou maar op het lopen, want je teamgenoten lopen een stuk sneller.’ De meefietsende dame kan alleen maar bevestigende woorden spreken. Zij heeft in het begin last van koude handen. Ik vraag me in zo’n geval altijd af wat er dan maandag op kantoor wordt medegedeeld aan collega’s. Waarschijnlijk, als ik mag fantaseren, zoiets: ‘…van waterkoud naar snikheet, vreselijk afzien maar toch als sterk collectief de eindstreep gehaald…’. Enfin, dit allemaal geheel terzijde. Het gezelschap zou overigens een paar minuutjes eerder finishen dan ik. Eigenlijk wel jammer, want niets is leuker dan als ultraloper in je eentje een heel team achter je weten te houden.

Na een eerste opwarmronde weet ik dat ik op het goede tempo loop. Dit zal ik moeten volhouden tot het punt van veertig kilometer. Ik neem me voor om tot die tijd zonder vermoeiende overpeinzingen te lopen – gewoon doorlopen, en na 40 kilometer kijken hoe ver je de mentale reserves moet aantasten. De uitvoering van dit plan gaat helaas mis. Neurotisch als ik ben, stoor ik me vanaf het begin enorm aan de tweede loper in de wedstrijd (Boersma). Hij blijft namelijk voortdurend vlak achter mij lopen. En daar kan ik dus niet tegen. Op zo’n moment bekruipt mij een wat primitief gevoel: hij vormt een bedreiging voor de winst, en maakt gebruik van mijn tempo. Een onzinnige en onnodig vermoeiende gedachte. Deze zelfkwelling duurt ruim twee ronden, want na pakweg 23 kilometer maak ik even een sanitaire stop. Oftewel gewoon pissen langs de kant van de weg. Hij komt daarop voorbij zeilen en neemt de sterke Sieja met zich mee. Ik neem voor een kort moment plaats achter de twee en hoor Boersma zeggen dat hij ongeveer ‘funf Stunden’ over de wedstrijd wil doen. Ik vind dat hij nu veel te hard loopt van dat doel, maar ik zeg er niks van. Sieja slaat vervolgens een paar honderd meter verderop af voor een grote of kleine boodschap. (Ik denk een grote want hij neemt een behoorlijke afslag de bossen in). Zonder praten loop ik door. Alleen. Ik wil alleen lopen en niet praten.

Boersma en ik blijven wel bij elkaar in de buurt, maar ik verlies steeds tijd bij de drankpost. Zijn vriendin voorziet hem per fiets van drank en voeding, waardoor hij wel kan doorlopen bij de drankposten. Ik heb eigenlijk nooit, op een uitzondering na, begeleiding bij me. Dat went eerlijk gezegd wel. Sterker nog: ik doe het graag alleen, zeker als ik ernstige kortsluiting tussen de oren krijg. Ik wil niemand lastigvallen als ik weer in zo’n heftige strijd met mezelf ben. Een goede vriend van me reed vorig jaar mee tijdens de Eemmeerloop. Vooraf had ik al gewaarschuwd dat ik op een gegeven moment in zo’n wedstrijd ga zwijgen en blijf zwijgen. Tijdens zo’n fase gaan er overigens de gekste dingen in me om. ‘Je moet nu stoppen en uitstappen’, bijvoorbeeld. Niet echt motiverend dus. Maar hij ging mee, ongeacht wat er zou gebeuren. Hij reikte drankjes aan op de momenten dat het nodig was en ik was hem daar dankbaar voor. Tijdens die loop was het ongeveer 25 graden en dan kom je vanzelf op een punt dat het je niet kan schelen waar de drankpost is en hoe lang dat nog duurt; ik heb nu vocht nodig! Jirsi zorgde dat het in orde kwam. Het gevolg van dat lopen zonder begeleiding is uiteraard wel dat ik steeds tijd verlies ten opzichte van lopers die alles naar wens krijgen geserveerd van hun soigneur. In Gilze is het weer warm, en is zorgvuldig drinken van levensbelang. Een post maar half meepakken levert namelijk vijf kilometer straf op, want zo lang duurt het tot de volgende post.

Bij de derde doorkomst loopt Boersma voorbij. Hij neemt echter nooit meer dan ongeveer 500 meter. Ik blijf rustig, maar zie wel dat mijn overwinning in gevaar komt. Hij gaat snel. En hij had nog wel gezegd dat hij er ongeveer vijf uur over wil doen. Hij loopt voor dat schema veel te hard, want de klok staat bij de vierde doorkomst na ruim 41 kilometer op ongeveer drie uur en vijf minuten. Hij heeft gebluft, zich misrekend, of wat dan ook, en loopt nu ruim twintig minuten onder dat schema. Dat leidt af en ik word onzeker. Wat moet ik doen: meegaan of m’n eigen tempo lopen? Ik wil hem sowieso niet uit het zicht verliezen dus volg ik, al is het op ruime afstand. Een kilometer voor de vierde doorkomst merk ik dat hij tempo aan het verliezen is. Ik loop nog ontspannen en versnel niet, maar ik kom toch rap dichterbij. Een paar kilometer na die vierde passage loop ik hem voorbij. Hij is druk bezig met voeding en vocht en ik vermoed dat hij te laat is geweest met die twee dingen…

Nu begint de wedstrijd echt. Nog maar twintig kilometer te gaan. De benen voelen goed, de armen willen nog meezwaaien en de ademhaling gaat, ondanks de warmte, soepel. De voeten vormen helaas weer een punt van irritatie en de maag is een beetje leeg. Ik heb net twee gelletjes genomen, maar schakel over op mijn wondermiddel. Je kunt er roest mee verwijderen, maar ook een ultraloop mee winnen: cola. Ik loop nu ook weer achter de auto. En dat is prettig. Aan het begin van de wedstrijd heb ik dat ook even gedaan. De chauffeur dacht toen dat ik de koploper in de marathon was. Een misverstand en de auto verdween even later, om nu, nu de winnaar van de marathon is gefinisht, weer voor me te rijden. Ik ken dit fenomeen nog van vorig jaar: een auto die als het ware de weg voor je plaveit. De aardige chauffeur en bijrijder klokken na ruim 50 kilometer mijn voorsprong. Ik hoop dat de auto zo lang mogelijk weg blijft, want dat zou betekenen dat ik een ruime voorsprong heb opgebouwd. Ik weet dat Boersma niet meer voorin zal terugkeren. Voor de Pool ben ik wel bang. Hij oogde na 23 kilometer totaal niet vermoeid en ik heb ergens gelezen dat hij tijdens de vorige editie toesloeg in de laatste ronde. Ruim vier minuten geven de heren in de auto door. Ik kan gerust zijn; als ik dit tempo doorloop is er niets aan de hand. Maar rustig ben ik nochtans allerminst. Ik ga rekenen: ‘wat als hij nou vijftien per uur gaat lopen en ik slechts twaalf, dan…want mijn voeten willen niet meer en ik heb dorst….’ Hier komen die rare gedachten weer om de hoek kijken. Ik neem bij de laatste post nog een cola en wat sportdrank en loop onbedreigd, maar met af en toe een blik achterom, naar de finish.

Kort nadat ik Gilze voor de zesde maal ben binnengelopen, maar net voor het laatste rechte stuk naar café ‘De Tip’ waar de finish voor de deur ligt, vier ik heel even ingetogen deze geslaagde missie. Ik sta morgen in de krant – wat oom Rinus altijd zo leuk vond…

Na afloop sprak ik overigens nog even met Boersma. Onderweg hadden we niet gepraat en ik voelde me een beetje ongemakkelijk (lees: onbeleefd) door het feit dat ik gedurende de race zelf geen gesprekje had aangeknoopt. Hij was gewoon te snel gegaan tijdens de middenfase van de wedstrijd, maar hij haalde toch zijn doelstelling en was ruim binnen de vijf uur gefinisht. We gingen nog even op de foto en namen de prijzen in ontvangst. Bij deze wil ik de organisatie nogmaals bedanken voor dit fijne evenement. Graag ben ik volgend jaar weer van de partij!

Dave Boone