24 uur van Steenbergen: de Focus

Theo de Jong: “Vorig jaar was ik al vanaf november erg met die 24 uur bezig. Ik dacht er elke dag aan. Wist wat ik wilde, waar ik voor trainde en redelijk wat ik kon. Opgeven? No way, echt niet. Dat had ik me heel erg goed ingeprent. Starten is finishen.”

Afgelopen weekend werd het Nationaal kampioenschap 24 uur gelopen in Steenbergen, op hetzelfde parcours als in 2013 bij het gecombineerde Nederlands, Europees en wereldkampioenschap. Toen liep ik daar ook mee en kwam voor mij op een verheugend aantal van ruim 141 kilometers.
Ook dit jaar deed ik mee, maar ik ben na ruim 11.30 uur gestopt met bijna 80 km. Stom maar onherroepelijk.

’s Morgens op tijd weg zodat ik alle tijd had. Onderweg de CD Night into town van Rod Stewart op en bij TONIGHT’S THE NIGHT de radio lekker hard. Inderdaad, tonight is the night, wel anders dan Rod het bedoelde, maar wel met net zoveel adrenaline. Al snel vond ik een mooi plaatsje voor de auto langs het parcours. In de auto wat lezen en dan de startnummers ophalen. Gelukkig was het bij de start droog, al waaide het wel erg hard, windkracht 5 met uitschieters tot windkracht 7. Het bleef lang droog en pas in het donker was er weer een harde regenbui.

Ik was rustig gestart dus liep al snel, met Wim Krijnen, achter in het veld. Mijn plan was 800 m rennen en 200 m wandelen. En dat rennen zou op een zeer laag tempo moeten gaan. En dat is lastig, zeker als het lichaam graag wil. Maar het ging lang goed, het was lekker weer, best warm eigenlijk, maar wel harde wind. De eerste uren vlogen voorbij. De marathon afstand in 5:13. Op naar de zes uur. Daar telde ik ruim 48 km. Verder door, het zevende en achtste uur gleden voorbij. De souplesse ging er wel wat af. Dan regen, nat en koud. Gauw een jasje en regenbroek aan. Handschoenen aan, maar toch een koude hand. Wat drinken en verder, maar dat ging niet echt zo. Mijn maag kwam, zoals wel vaker, in opstand van al dat geren. Wat erin zat moest eruit. En zo geschiedde. Maar de signalen werden niet goed verzonden of gelezen en hoewel mijn maag leeg was moest ik steeds overgeven. Akelig, met een lege maag. Ik voelde me beroerd. Dus even in de auto zitten en tot rust komen. Voor de zekerheid de wekker op een half uur gezet. Na dat half uur weer op pad, maar al na 100 meter hetzelfde gedonder. Ik had er geen zin meer in. Nog een rondje stevig door gewandeld, met de nodige braakneigingen. Het was genoeg. Ik had het koud, voelde me ziek en vooral zielig. Ik stop ermee. Natuurlijk stom, stom, stom en verschrikkelijk stom.

En dan nu, de volgende dag, enorm balen. Hoe komt dat nu? Vorig jaar had ik een veel grotere inzinking en daar heb ik de tijd voor genomen en kwam er eigenlijk heel gemakkelijk overheen. Waarom nu niet? Ik heb er slecht van geslapen en er veel over nagedacht hoe dit kon gebeuren. En dan kom ik er toch weer op dat voor het lopen van echt lange afstanden niet alleen een goed stel benen vereist is, maar dat het vooral aankomt op het proces in je hoofd. Voor de wedstrijd liep ik daar met Hein Bodelier over te praten en waren het roerend met elkaar eens. Zonder ‘goede kop’ geen goede 24 uur.
Vorig jaar was ik al vanaf november erg met die 24 uur bezig. Ik dacht er elke dag aan. Wist wat ik wilde, waar ik voor trainde en redelijk wat ik kon. Opgeven? No way, echt niet. Dat had ik me heel erg goed ingeprent. Starten is finishen.

En nu? Natuurlijk had ik, binnen mijn mogelijkheden, goed getraind. In maart en april elke woensdag een lange loop van ruim 60 km, op zaterdag 20 en dan nog één of twee korte trainingen. Meer tijd kon ik er niet voor vrijmaken. Maar toch zat die 24 uur nog niet mijn kop en dacht ik er niet vaak genoeg aan. Ik focuste me niet genoeg.
Op mijn bedrijf is het al maandenlang erg druk. De laatste week wat ziekte waardoor werk dat af moest bleef liggen. Daar was ik mee bezig. Niet met de 24 uur. Die stond eigenlijk een beetje op het tweede plan. De focus lag ergens anders. Ik had er wel zin in, maar werd teveel afgeleid.

De inzinking die na zo’n 10 uur kwam was niet onverwacht. Zoals gezegd kwam die vorig jaar ook een uur of tien lopen. Maar vorig jaar liep ik door, wilde kilometers maken, ondanks het koude, natte weer en ook toen harde wind. Nu dacht ik al snel aan stoppen. Immers, zondag was mijn schoonzoon Peter jarig, daar kwamen al mijn kleinkinderen. Die zou ik niet kunnen zien na de 24 uur. Als ik zou stoppen wel. Dat speelde al langer in mijn hoofd en dat ging steeds grotere vormen aannemen.

Vorig jaar zag ik mensen opgeven vanwege het slechte weer. Dat motiveerde mij toen om door te gaan. Ik zou niet opgeven, ik zou finishen. Nu zag ik opeens dat in mijn rustpauze Mo en Wim twee rondjes meer hadden gelopen. Daar baalde ik enorm van, nog verder achterop. En zo sleurde ik mijzelf in het moeras van opgeven. Eenmaal een stap gezet werd ik er helemaal in meegezogen. Ik weet nu hoe dat werkt, wist dat nog niet. Dat wil niet zeggen dat het me nooit meer zal overkomen, maar ik denk dat ik bij een volgende 24 uur wel over de inzinking heen kan kijken en daarna door kan gaan.

Theo de Jong