Het is een marathon naar mijn hart, de Drents-Friese Woldmarathon bij Diever, maar mijn doel heb ik niet gehaald. Het zou de ultieme poging zijn om mijn pr van 3:47:02, dat ik vijf jaar geleden ‘vanuit het niets’ liep in Apeldoorn, nog eens te verbeteren. Nog steeds vind ik die 3:47 een heel mooie tijd, maar omdat ik denk dat ik in de afgelopen vijf jaar een betere, en snellere, loper ben geworden, denk ik dat er nog wel iets van af zou moeten kunnen. Al gaan de jaren natuurlijk ook tellen – sprak de oude dame.
Laurens suggereert Rotterdam, maar dat is natuurlijk geen optie. Een pr-poging wil ik graag doen, maar om daarvoor nou uren door een stád te gaan lopen, gaat me te ver. Nee, als het dit voorjaar moet gaan gebeuren, dan weet ik het wel. De Drents-Friese Woldmarathon staat al eeuwen op mijn lijstje, maar nooit komt ie goed uit. Dit jaar is er geen Limburgs Zwaarste meer, dat scheelt. En ik maak het marathonplan al aan het begin van m’n winterslaap, dus staat ie gewoon, en plan ik de rest eromheen. Dat betekent vooral: de verleiding weerstaan om aan andere lange loopjes mee te doen tot die tijd. Alleen de DCURbN slipt erdoorheen, maar die is dan ook al begin januari. Moet kunnen.
De trainingen gaan goed, al wordt het probleem met m’n hamstring steeds nijpender en wacht ik iets te lang met een bezoek aan de fysiotherapeut. Die doet wat hij kan in de paar weken die nog resten. In elk geval zijn de hamstrings volgens hem sterk genoeg om niet bang te hoeven zijn dat ik iets kapotloop. Ik train nog steeds op hartslag; vind de intensiteit pittig, maar de omvang is niet groot. Als ik m’n weektotalen zie, twijfel ik wel eens of ik wel genoeg doe, maar ik vind het heerlijk dat ik niet zo moe ben, en besluit niet op eigen houtje met het schema te gaan rommelen. Bovendien: die 50 kilometer langs het strand in januari ging verrassend lekker, en díe lange duurloop heb ik dan toch in elk geval in de benen, al is die voor het mooie dan misschien iets te lang geleden.
Met enkele tientallen lopers staan we achter de getrokken streep op het wegdek. Geen chip voor de tijdregistratie, vandaag is bruto gelijk aan netto. Veel zal het niet schelen, ook niet als je achteraan staat. Voor mijn doen sta ik echter tamelijk vooraan. Ik ben gefocust op mijn doel. Hoofddoel: een pr lopen. Subdoel: onder de 3:45. Stiekem sub-subdoel: richting de 3:40. Dat laatste nekt me vandaag, is een van de mogelijke analyses. Voor die 3:45 moet ik onder de 5:20 per kilometer blijven. In plaats van me daarop te richten, heeft zich in mijn hoofd het idee vastgezet dat 5:10 misschien ook wel kan. Dat kan inderdaad, maar geen 42 kilometer lang, en ook in het begin merk ik al dat het niet vanzelf gaat om het gemiddelde onder de 5:10 te houden. Maar als ik het niet probeer, dan gaat het zeker niet lukken. Ik ga ervoor.
Eerst twee rondjes in het dorp voor we de wijde wereld ingestuurd worden. Ik ben blij dat er mensen voor me lopen, want ik zie geen enkele aanwijzing hoe we moeten lopen. Dat kan nog wat worden vandaag. Maar zodra we het dorp verlaten hebben, blijken de markeringen voldoende aanwezig te zijn. Het gebied is schitterend, zoals ik al verwachtte, maar misschien nog wel mooier dan dat. Afwisselend, bos, wat opener terrein, vennetjes, een gebied dat lijkt op de duinen. De ondergrond is stevig – als het geen asfalt of schelpenpaden zijn, is het stevige bosgrond. Vlak is het niet. Het ‘licht glooiend’ uit de omschrijving heb ik onderschat. Of heb ik de kracht in mijn benen overschat?
De 5km-aanduidingen wijken in het begin nogal af van wat mijn horloge aangeeft. Het 10km-bordje kom ik tegen als ik nog maar nét de 9km op mijn horloge voorbij heb zien komen. O, wat hoop ik dat het bordje klopt en mijn horloge gewoon een krappe kilometer gemist heeft in het bos. Keep on dreaming. Het is warm. Op de open stukken waait het flink. Het voordeel van wind tegen is dat het afkoeling geeft, het nadeel is dat je tegenwind hebt. We lopen vol in de wind in dat duinachtige gebied. Heuveltje op, heuveltje af. Maar vooral heuveltje óp, lijkt het. Op 25 kilometer zakt de pap me in de benen en de moed me in de schoenen. Ik ga het niet redden, weet ik op dat moment. Zéker die 3:40 niet, en waarschijnlijk evenmin 3:45 of zelfs maar een pr. Maar ik ga niet opgeven, redden wat er te redden valt.
Ik blader mijn horloge door naar een volgend schermpje, waarop ik de afstand zie in plaats van mijn gemiddelde snelheid. Die laatste wil ik niet meer zien, dat is te demotiverend. Mijn actuele snelheid zie ik echter nog wel steeds als ik kijk, en tot mijn grote schrik zie ik zo nu en dan dat ik boven de 6 minuten per kilometer zit. Dzjie, dat ik verval heb, snap ik, dat voel ik ook maar al te duidelijk, maar zóveel verval? Wat is dit zwaar en wat is de verleiding groot om het tempo los te laten en naar het eind te sukkelen. Of even te wandelen. Maar ik weet dat ik daar spijt van zal krijgen. Het enige wat ik kan doen is volhouden en een zo goed mogelijke tijd neerzetten. Hier heb ik voor getraind, dit is misschien wel de laatste keer dat ik probeer een echt goede marathon te lopen, en van een beetje kapotgaan is nog nooit iemand slechter geworden. In het kapotgaan heb ik nog net oog voor de lammetjes – de eerste die ik dit voorjaar zie. Blijft schattig.
Dus. Ik hijg, ik zucht, ik kreun, inwendig vloek ik. Bij de posten stop ik voor cola en ik klaag mijn nood bij de vrijwilligers. Ik werk met de moed der wanhoop nog een gel naar binnen. Speel stuivertje wisselen met twee andere lopers, van wie er een met kramp worstelt. Ik ben niet de enige die het zwaar heeft. Ik hoop de laatste paar kilometers nog te kunnen versnellen, maar het zit er niet in. Ik loop op m’n max, dit is wat ik nog op kan brengen. Ik ben dood. Na 3 uur, 48 minuten en 47 seconden bereik ik de finish. Als eerste vrouw, dat dan weer wel. Ook leuk, dat gebeurt me niet iedere dag (maar om mijn prestatie in perspectief te zetten: het parcoursrecord bij de vrouwen ligt op 3 uur en 3 minuten). Ik neem het bijbehorende bosje bloemen graag aan, druk mijn lotgenoten de hand en ga aan de bouillon. Vegetarisch? Geen idee, doe mij nog maar een bekertje.
De rest van de dag en de dag erna voel ik me lichamelijk behoorlijk lamlendig. De teleurstelling heb ik tijdens het lopen al verwerkt. Dit was m’n laatste poging, denk ik zo. Pr’s moet ik maar op de kortere afstanden proberen te lopen. Deze marathon ga ik zeker vaker lopen, maar dan lekker op m’n dooie akkertje. Genietend van alles om me heen.
Ik liep een mooie tijd, vind ik zelf, maar niet zo mooi als ik gehoopt had. Misschien waren de omstandigheden er niet naar. Het parcours was zwaarder dan ik had verwacht. Het waaide, het was warmer dan ideaal voor mij is (mijn pr liep ik bij een temperatuur van ruim onder het vriespunt). Misschien heb ik te weinig omvang gelopen in de voorbereiding. Misschien komt het, zoals gezegd, doordat ik te ambitieus was en te hard van stapel ben gelopen.
Maar waarschijnlijk is de kwestie niet zozeer dat het deze keer slecht ging, maar meer dat het die vorige keer zomaar zo goed ging. In elk geval was dit wat erin zat, op deze heerlijke voorjaarsdag, in deze prachtige omgeving.
Jacolien Schreuder