In mijn jeugd in Heerenveen heb ik veel geturnd, de minitrampoline was daarbij mijn beste onderdeel. In mijn middelbare schooltijd liep ik wel eens hard, op van die adidas-gympies, en deed ik zo nu en dan mee aan een schoolcross. Pas in het tweede jaar van mijn studie in Nijmegen kreeg ik in de gaten hoe leuk hardlopen kan zijn. Bij de Batavierenrace, een studentenestafetteloop van Nijmegen naar Enschede, mocht ik een stuk van 6,7 km midden in de nacht afleggen, van Emmerich naar ‘s Heerenberg. Lopen in het stikdonker op zo’n stil moment was indrukwekkend, magisch vond ik het. Maar daar bleef het bij, ik trainde er eigenlijk nauwelijks voor.
Na mijn studie zijn we in Amersfoort gaan wonen en ben ik wat vaker gaan hardlopen. Maar het bleef incidenteel, mede door de komst van Joep in 1994 en daarna Anke in 1996. Om weer fit te worden na de bevalling ben ik in de koude januarimaand van 1997 – er was die maand ook een Elfstedentocht – mee gaan doen aan een beginnerscursus van Altis. Het doel was om in september aan de Halve van Amersfoort (tegenwoordig de Halve van Hoogland) mee te doen, maar op initiatief van een medeloper (“Dat kun je best!”) liep ik mijn eerste halve al in juni, in Woudenberg. Tot mijn grote verbazing werd ik 3e en kwam ik met 25 gulden thuis! Wat een leuke hobby is dit, dacht ik.
Mijn echtgenoot kreeg werk in Hengelo en we verhuisden naar Twente, naar Borne. Ik vond het erg jammer om mijn leuke club en hardloopmaatjes in Amersfoort achter te moeten laten. Dus zocht ik zo snel mogelijk in Twente een nieuwe club, en dat werd LAAC Twente. Daar ging men net op dat moment, het was januari 1999, trainen voor de Marathon van Enschede. Dat leek me wel spannend en ik besloot mee te doen. Die marathon ging ik heel onbevangen in en verliep prima, met een finish in 3.40. Het viel me erg mee en eerlijk gezegd dacht ik na afloop: “Was dit nou alles? Doet iedereen hier zo moeilijk over?”
Mijn tweede marathon in Bad Steinfurt, maart 2000, ging nog makkelijker. Ik sloot me aan bij de ‘Brems- und Zugläufer’ (zoals pacers in Duitsland worden genoemd) van 3.30, maar dat schoot naar mijn idee niet echt op. Na dertig km ben ik er dan ook vandoor gegaan en finishte relatief fris in 3.28. Dat kon dus nog wel sneller, dacht ik, maar zo zou het niet gaan. Integendeel zelfs. Zo had ik bij de volgende marathon, de Slachtemarathon in juni 2000 (waar ik als Fries wel aan mee moest doen natuurlijk) bij mijn ouders thuis de avond ervoor veel te veel aardappels gegeten (mijn moeder is niet zo van de pasta) en kreeg ik last van mijn darmen onderweg. En een jaar later deed in Eindhoven, waar ik heel fanatiek voor had getraind, na 28 kilometer de warmte mij de das om. Het mocht dan oktober zijn, de temperatuur liep die dag op naar ruim boven de 25 graden. Dus weg mooie eindtijd.
Ultraloper Ad Voortman van LAAC Twente had me er al eens op gewezen dat je marathons ook als training kon lopen en dus koos ik na Eindhoven (“Al die training voor niks!”) definitief voor een nieuwe uitdaging: het ultralopen. Op die manier kon ik de marathons gewoon ‘lekker’ lopen, zonder tijdsdruk, en zat de uitdaging bij de ultra’s meer in de afstand dan in de tijd. En dat bleek te kloppen. De Fat Ass Fifty eind 2001 in Soerendonk werd mijn eerste ultra en daarna volgde de Zes Uur van Stein in 2002 waar ik relatief gemakkelijk tot een afstand van ruim 63 km kwam. Dat vond ik eigenlijk veel stoerder dan een snelle marathon lopen.
Ad Voortman was regelmatig pacer in Amsterdam en Rotterdam, en toen zijn vaste maatje in Rotterdam graag een snellere groep wilde pacen, mocht ik mee als pacer van de 4:30-groep. Ik vond het verbijsterend om te merken dat er van soms honderden lopers er bij de finish vaak maar een handjevol over zijn. Je went eraan, maar het geeft aan hoeveel lopers er met te weinig zelfkennis en realiteitszin aan een marathon beginnen. Ik begrijp dat niet zo goed. Het is veel leuker om je eigen tempo te lopen en niet mee te gaan met passerende lopers. Vaak haal je die aan het eind wel weer in, is mijn ervaring. Niets zo mooi als rustig te beginnen en later lopers in te halen en ‘op te vreten’!
Mijn passie voor de Waddeneilanden begon met Terschelling. Ik kwam er al kind al op vakantie en deed, toen ik met wedstrijdlopen begon, al snel mee aan de Berenloop. Ik heb er een paar keer de halve gedaan en vanaf 2002 jaarlijks de hele. Mijn vierde ultra werd Texel 2003. Een prachtige wedstrijd met zestig kilometer strand, duinpaden, bos, polderwegen en waddenkust. Een mooier, afwisselender parkoers is nauwelijks denkbaar en ik heb die eerste keer van begin tot eind genoten. De Zestig is heel wat zwaarder dan de Berenloop, niet alleen door de lengte maar ook omdat er meer strand in zit. En niet aan het eind zoals op Terschelling, maar al in het begin. Aan Texel heb ik daarna elke twee jaar meegedaan. Ik was er al snel achter dat je niet in één dag op en neer moest gaan, maar er een mooi weekend van moest maken. Dan kun je ook het voorprogramma meemaken, zoals in 2005 de Spartathlon-lezing van Ron Teunisse en Koos Rademaker. Ik sliep die nacht niet best, kan ik me herinneren, met vijf anderen in een klein zaaltje van de Potvis, maar ik zou die keer wel mijn snelste tijd lopen. Halverwege die Tweede Paasdag 28 maart ging het regenen en ben ik na 50 km gaan versnellen. Ik haalde de laatste vijf kilometer nog twee goede ultraloopsters in en werd uiteindelijk derde dame overall in 5.36.04.
Na mijn scheiding in 2004 ging ik ieder jaar met de kinderen naar Terschelling op vakantie. Zo leerde ik in de zomer van 2006 Piet Noordenbos kennen, als een van de hardlopers in Hoorn. Piet heeft ooit de Berenloop bedacht en een paar maanden later, tijdens de Berenloop, raakte het aan. Hij gaat iedere twee jaar mee naar Texel en fietst dan de tweede helft met mij mee. Een Texel-foto van 2011, die in 2015 de advertentie van Texel was, laat een typerend beeld zien. In die warme editie van Tweede Paasdag 25 april 2011, loop ik op het strand op kop van een hele sliert mannen die mijn tempo kennelijk op prijs stellen en misschien denken “Als ik bij Gerry blijf, kom ik op tijd bij de finish.” Blijkbaar kun je ook op Texel pacer zijn!
{b}Gerry Visser{eb}
(gerry <> toptext.nl)
{i}Naschrift van Martien Baars{ei}: Gerry is nog steeds in vorm want bij de laatste Berenloop werd ze 5e vrouw op de marathon in 3.45.10. Die Berenloop was haar 250e marathon- en ultraloop, en op de lijst van de 100 Marathon Club Nederland is ze de derde vrouw met die mijlpaal (https://www.100mcnl.nl/ranglijsten/ ). Gangmaakster is ze ook nog steeds, dit jaar was ze pacer in Enschede, Leiden, Eindhoven en Amsterdam. Zie voor al haar lopen en loopjes, en voor foto’s en artikelen, haar website http://www.toptext.nl/lopen/index.htm
Dit interview (in een iets ingekorte versie) verscheen eerder in Losse Veter 26, in het artikel “De Zestig van Texel, de aantrekkingskracht van een ultraklassieker”