Texel heeft een bochel. Afgezien van de dijken en duinen is het Waddeneiland zo plat als een dubbeltje. Behalve midden op het eiland, bij Den Hoorn. Daar ligt zomaar opeens een heuvel, als restant van een of andere ijstijd. Ik begin erover omdat je na 58 kilometer in de Zestig van Texel de finish weliswaar ruikt, maar je eerst nog over die rare bochel moet. Dat valt nog niet mee.
Als je bochel van een afstandje ziet, lijkt hij niet veel hoger dan een molshoop. Dat klopt ook wel, want dat ding is amper 15 meter hoog. Toch staat het bij de Texelaars bekend als De Hoge Berg. Degene die hem ooit zo heeft genoemd, moet een deelnemer aan de Zestig van Texel geweest zijn. Het stelt allemaal bar weinig voor, behalve als je al 58 kilometers (of 118 voor de deelnemers aan de 120 van Texel) in de benen hebt. Dan neemt die molshoop de proporties van een berg aan.
Ik had het zondag behoorlijk lastig om De Hoge Berg te bedwingen. Na die 58 kilometers was het beste er wel af. M’n hartslag bereikte het hoogste punt van de dag, m’n benen dachten erover om ter plaatse te exploderen. Gelukkig liep Angelique naast me en babbelden we wat met twee Belgische deelnemers aan de 120 kilometer, die net als ons de stal roken maar de berg niet anders dan stapvoets konden bedwingen. Dat verlichtte de pijn. Net binnen de 6 en half uur bereikten we de finish. Geen toptijd, maar wel ruim een uur voor sluitingstijd.
We hadden het ons zondag veel makkelijk kunnen maken. Amper 120 kilometer afstand van Vlissingen stond de marathon van Rotterdam op het programma: 42 perfect geasfalteerde kilometers met twee keer één puistje in de vorm van een brug en één ondiep tunneltje. En een publiek dat ervoor zorgt dat je nauwelijks hoeft te rennen want het draagt je als het ware naar de finish. Daar hadden we geen zin in, ook niet nu de organisatie haar marathon heeft gebombardeerd tot ‘de mooiste’. Laat me niet lachen, de marathon van Rotterdam de mooiste! Je moet maar durven. Een saaier en lelijker parkoers heb ik zelden gelopen. Er zijn maar een paar dingen mooi aan ‘Rotterdam’. Dat zijn het publiek, soms je eindtijd én de laatste trein naar Vlissingen natuurlijk. Maar dat is een grapje.
Wij sjeesden om een uur of kwart over zes Rotterdam voorbij, op weg naar de veerpont van de TESO (Texels Eigen Stoomboot Onderneming) van half 9. Die haalden we simpel, ondanks die verschrikkelijke tweebaansweg tussen Alkmaar en Den Helder, een omleiding vlak voor Alkmaar en een omleiding in Den Helder zelf. Zodoende hadden we tijd om Leonie aan te moedigen. Zij liep de 120 kilometer en zag er op het keerpunt vlakbij onze startplaats nog kiplekker uit.
Om 10.35 uur schoot Hans Koeleman zo’n 500 60-kilometerlopers weg, voor een tocht die niet al te moeilijk leek te worden. Geen tropische temperaturen zoals in 2011, geen vriesweer en een ijskoude noorderwind tegen als in 2013 en geen hoog water zoals bij al die eerdere edities, die altijd op tweede paasdag werden gehouden. Het zou wel een beetje warm worden, met de nadruk op een beetje. Misschien.
Na 5 kilometer asfalt en 8 kilometer Noordzeestrand voelde ik al dat mijn topvorm in Zeeland was achtergebleven en dat de start iets te voortvarend was geweest. In het bos, op het tweede stuk strand en op het lange, soms geaccidenteerde fietspad langs en over de duinen richting de vuurtoren op het noordelijkste puntje ging het tempo al wat omlaag. Eigenlijk was ik dolblij toen ik onze begeleiders Jan van Doorn en Annet van der Linde aan het eind van de duinen ontwaarde. Dat gaf een mooi alibi om even stoom af te blazen.
Jan overhandigde mij een drinkbus met Maurten energiedrank. Misschien is dit een tip: dat spul gebruikte ik voor het eerst en beviel me uitstekend. Het is energiedrank die in je maag wordt omgezet in gel. Daardoor kan je lichaam meer calorieën opnemen. Ik kreeg er een lekkere boost van en kon de noordelijke kaap van Texel vol goede moed nemen. Daar ergens stond een man die ons met de beste bedoelingen stond aan te moedigen: ‘nog even en dan heb je de wind in de rug’, jubelde hij.
Dat was nou juist het probleem. De wind had ons lekker gekoeld en op dat laatste stuk zou het best wel eens heel erg warm kunnen worden. En dat werd het op sommige plaatsen inderdaad. Langs de Waddenkust ging het 25 kilometer terug naar het zuiden, richting Hoge Berg en Den Hoorn. Dat tweede stuk is ietwat saaier dan het eerste, maar toch nog veeeeeel mooier dan het allermooiste stuk in de marathon van Rotterdam. Je loopt soms buitendijks met prachtige vergezichten over de Waddenzee, binnendijks langs kwelders en weiden vol Texelse schapen en lammetjes, die je – echt waar – met hun geblaat een steuntje in de rug geven. Zo hier en daar zagen we ook wat vogelaars, maar zij zagen ons niet. Ze weigerden hun verrekijkers ook maar even over ons parkoers te laten turen. Hun rug kreeg je te zien, dat was alles.
Voor mij was het aftellen geblazen. Als je Oosterend hebt gehad dan is het niet ver meer en dat is zeker het geval als je de haven van Oudeschild voorbij bent. Dan is het nog maar 5 kilometer. Maar ja, dan komt die rare bochel nog, die Hoge Berg waar je niet meer op gerekend hebt. Die zorgt voor het laatste mentale dipje, dat je voor de laatste keer in het rood loopt en dat je laatste druppetjes zweet het hete Texelse asfalt bereiken. Alles wat daarna komt is glorie. Je dribbelt heuvelafwaarts richting voorlaatste bocht, ziet in de verte het bord van de laatste kilometer waardoor je weet dat het ergste leed geleden is. Dan nog een haakse bocht naar rechts en een zegetocht van 800 meter naar de finish. Naar alles wat je hartje begeert: applaus, soep, water, cola, ontbijtkoek, winegums, een stoel, een massage, een lekkere douche, een Texels biertje en nòg een Texels biertje.
Dat laatste samen met onze begeleiders Jan en Annet natuurlijk, en met Leonie die op de 120 kilometer heel ver voor ons finishte. Ze werd vijfde overall en tweede vrouw, in een tijd waar je als modale lange-afstandloper alleen maar van kunt dromen.
Het was een prachtige dag en laten we daarom niet te negatief doen. Rotterdam is prachtig, maar er gaat op de eerste zondag van april niks boven Texel!
Voor Pieter was dit zondag allemaal helaas niet weggelegd, getuige onderstaand gedicht.
Koen de Vries
——————————————————————
trainingsoverleg
mijn vrouw was gisteren aan het strijken
en ‘k vroeg haar welke training ik zou doen
het was heel stil – ze bleef mijn blik ontwijken
ik keek naar de strepen op mijn schoen
zal ik kiezen voor een fartlek
of doe ik wat intensieve tempo’s
een duurloop is eigenlijk ook niet gek
geen reactie – ik dacht wat is ze boos
het stoomstrijkijzer siste vervaarlijk
de vouw zat nu strak in de broek
ik vond de situatie best gevaarlijk
ze slikt echt niets voor zoete koek
ze keek me aan en zei met harde stem
wat dacht je van een anaerobe afwas
bel ook je moeder op haar nieuwe gsm
en na het stofzuigen drinken we een glas
pieter