Pacers bezorgden Suzanne een droomdebuut

Vincent Schoenmakers debuteerde als haas in het Runner’s World Pacing Team tijdens de marathon van Eindhoven en weet debutant Suzanne in een droomtijd over de streep te krijgen

{b}PACERS BEZORGDEN SUZANNE EEN DROOMDEBUUT

VIER UUR, NEGEN MINUTEN, NEGENTIEN SECONDEN
{eb}

Het Runner’s World Pacing Team, actief in de marathon van Eindhoven op 13 oktober, bestond uit 12 ervaren ultralopers die probeerden ruim 70 lopers, die zich hiervoor hadden ingeschreven, een marathon te laten lopen in een bepaalde tijd. De streeftijden waren 3.15, 3.30, 3.45, 4.00, 4.15 en 4.30. Op de site van Runner’s World was het Pacers Praathuis opgezet, waarbij deelnemers met elkaar en hun pacers over allerlei zaken betreffende de marathon van gedachten konden wisselen. Wim Heijenk en ondergetekende zouden de 4.15 hazen.
De ontmoetingsplaats voor zowel pacers als aangemelde lopers was de parkeergarage onder het stadhuisplein. Voor vele pacers was dit niet de eerste kennismaking met het hazen voor Runner’s World. Voor mij wel. Nadat de pacers de juiste kleur ballon en de herkenbare stikkers van de te lopen tijd hadden bevestigd, was het de beurt aan de lopers. Vrijwel meteen kwam er een man en vrouw naar mij toe om te vertellen dat ze achteraf spijt hadden dat ze zich voor de 4.15 hadden aangemeld, 4 uur moest voor hen ook mogelijk zijn. “Weet je wel zeker dat je het kunt, een kwartier maakt een groot verschil”, zeg ik. Het moest lukken, dus kregen ze andere stikkers.
Wij hadden een groepje van 6 deelnemers, waaronder de helft Belgen. Ze vertelden goed getraind te hebben waaronder minimaal een afstand van 30 km. “Ik zal geen dorst of honger krijgen”, zei iemand. Flesjes sportdrank, krentenbollen en pakjes sultana biscuits bungelden dan ook aan zijn buikriem. Een ander, Kees had al vier marathons gelopen, de anderen maakte hun debuut. De eerste vijf kilometers gingen gemakkelijk. We zaten op 29 minuten. “Iets rustiger de volgende vijf, we gaan te snel”, roept Wim. Er sluiten zich meerdere andere lopers aan. “Leuk die ballon, kan ik af en toe eens koppen, ik was vroeger bij het voetballen”, zei een net aangeslotene die pal achter mij liep. “Niet goed bevallen zeker”, antwoord ik. “Nee, niet goed bevallen, bij mijn vrouw wel, die is twee keer bevallen”, grapt hij onder hilariteit. “Wat zijn we nog spitsvondig en alert, eens kijken of je tien kilometer verderop nog wat van je laat horen”, werpt Wim hem lachend tegen. Inderdaad al na een kilometer of vijf had het bijgesloten groepje afgehaakt. Waarschijnlijk teveel verbale energie verbruikt. We werden diverse keren aangemoedigd. Omstanders hebben een wedstrijdkrant en zoeken aan de hand van de borstnummers de naam op van de deelnemers. “Suzanne, hup Suzanne”. Herman laat zich iets terugzakken. “Herman, je kunt het, aanklampen”. Christien loopt voorop. Ze wil sneller, maar Wim adviseert haar te temperen. Kees roemt de pacers omdat een marathon lopen al genoeg energie vergt en wij de tussentijden voor hen in de gaten houden. Rond de twintigste kilometer heeft zich iemand heel snel laten terugzakken en kan niet meer aanhaken, de tank is leeg. Op dat moment komt een ander zeggen dat hij bij de halve afstand uitstapt vanwege een steeds terugkomende spierblessure die ook nu weer opkomt. Suzanne heeft jeuk op haar rug. Als pacer help je, wat het ook is. “Let op”, zeg ik, “nu komt het mooiste gedeelte van het parcours, het Stratumseind”. Er waait een kille bries. De toeschouwers warmen zich door bij elkaar te gaan staan met een pilsje of trappist. Ze staan rijen dik en brullen de lopers door hun pijnlijke momenten heen. Deze straat met zijn smalle doorkomst lijkt wel ‘de Alpe d’Huez’ van de loopsport. Doorkomst halve marathon: 2.07.
Ter hoogte van de verzorgingsposten wordt er geroepen “Water! Water!”. Er worden bekertjes water omhoog gehouden. Ik vraag om sportdrank en een stukje banaan. “We hebben alleen maar water, koude thee en sinaasappelschijfjes”, hoorde ik zeggen. Een enkele keer heb ik geluk en is er sportdrank, maar geen bananen. Dat vind ik een minpunt van de organisatie. Als men meer dan twee uur extra inspanningen levert, moeten er dunkt mij, toch mogelijkheden zijn iets anders dan drank te presenteren. De inschrijfprijs is er hoog genoeg voor. Nee, dat hebben ze bij ultramarathons beter voor elkaar. Tussen de 25 en 30 kilometer zegt Suzanne: “Ik voel blaren opkomen”. “Gewoon doorlopen, over twee dagen zijn ze weg”, is mijn nuchter advies en leg haar uit hoe je dit voorkomen. Schrale troost voor vandaag, realiseer ik me. Christien zegt dat het voor haar iets te snel gaat, ze is uitgeput en valt ver terug. Wim zegt dat ze zich ook nog bij de 4.30 groep kan aansluiten. Op het kilometers lange stuk van de Oirschotsedijk zwaait een vriendelijke oude man vanuit een rolstoel de lopers toe. Het is Frits Philips.
Er spelen veel orkestjes. “Hé, klassieke muziek”, merkt iemand op. De Weense wals van Strauss wordt gespeeld. Suzanne is nog fit. Ze maakt walsbewegingen met haar armen. De toeschouwers juichen. Herman moet de groep laten gaan. In enkele minuten ontstaat er een flink gat. Wim blijft bij hem en probeert hem door deze moeilijke momenten heen te slepen. Het duurt ongeveer 20 minuten tot ze bijna het gat opgevuld hebben, als Herman zegt dat de vermoeidheid in de spieren slaat. Hij handhaaft zijn eigen tempo en komt er wel, al zal hij de 4.15 niet halen, zoals hij zelf zegt. Ik vraag aan Suzanne die in het Belgische Lanaken woont waarom ze juist in Nederland haar marathondebuut maakt. “Vanwege de Runner’s World Pacers”, antwoordt ze direct en zonder twijfel. “Dat zie je bij ons nergens. Ik hoorde het en heb meteen gereageerd”. Een groepje toeschouwers begint te applaudisseren als ze ons zien. Een man roept: “Wij klappen nu pas voor het eerst. Jullie zijn de echte cracks”. Om vleugels van te krijgen, dacht ik op dat moment.

Er sluiten zich nog een man en vrouw aan. “Goed dat ik wat koeken meegenomen heb, er is geen eten te krijgen onderweg”, zegt de vrouw. “U bent de reddende engel. Als ik u niet ontrief, mag ik dan een stukje?”, vraag ik hoopvol. Lopers getuigen van grote sportiviteit, ze knokken immers samen. Kees zegt: “kilometer 35, nu gaan we het moeilijk krijgen”. Daarmee bedoelt hij echt zichzelf want ook hij moet snelheid inleveren. “Gaan jullie maar door, ik kom wel”, hijgt hij. Suzanne is nog alleen over. Ze knokt. “Ik haal het”, zegt ze vol zelfvertrouwen. We zitten op schema, hebben zelfs 2 minuten ruimte. “Als je zo blijft doorgaan loop je in een negatieve split”, zegt Wim. “Dat betekent dat we het eerste deel minder snel gelopen hebben dan het tweede. Dit is de juiste manier van marathonlopen”, legt hij uit. Kilometer 40. Suzanne stopt. “Het gaat niet meer, alles doet zeer, mijn benen, ik heb blaren”. Ze bukt en steunt met haar handen op de knieën. Duidelijke lichaamstaal. “Even rustig dribbelen, wat drinken”, zeg ik. Jawel hoor, ze overwint het gevecht met zichzelf en hervat haar tempo. Dan komen we weer op ‘de Alpe d’Huez’. Nu was er geen houden meer aan. Ze nam het initiatief over en het was alsof ze naar de finish vloog. Haar tijd: 4 uur, 9 minuten en 19 seconden. “Bedankt, wat is het zwaar geweest. Dit had ik nooit verwacht. Ik vond het heerlijk om hier te lopen. Ik ben nog nooit zo toegejuicht als hier in Nederland. Zo’n debuut! Wat wil je nog meer”. “Volgend jaar?” vul ik aan. “Eerst uitrusten en genieten van deze prestatie”, zegt ze terwijl ze een flesje sportdrank aan haar mond brengt. Uit de glinsterende ogen druppelen tranen over haar knalrode wangen.

Kees finishte in 4.15.15. Herman in 4.27.39. De anderen waren teruggevallen, enkelen hadden zich bij de 4.30 groep aangesloten. “Lopersgeluk waaraan ik heb mogen meewerken”. Deze woorden heb ik goudomrand in mijn dagboek geschreven. Het was min eerste ervaring als Pacer. Je ziet de pijn, het zweet, de vermoeidheid maar ook het doorzettingsvermogen, karakter en vooral de voldoening. In de loopsport is er gelukkig plaats voor sentimenten.

Vincent Schoenmakers
vincentschoenmakers@hetnet.nl