“Je bent voortdurend aan het rekenen” (RUN ’76)

Dick Heuvelman’s verslag in het Nieuwsblad v/h Noorden over de allereerste 100 km in Winschoten, met een nabeschouwing door deelnemer Ton Peters

Uit: Nieuwsblad van het Noorden, maandag 27 september 1976, door Dick Heuvelman.

Hans van Kasteren wint 100 kilometerloop

“Je bent voortdurend aan het rekenen”

In de sport stuit je soms op zonderlinge gebeurtenissen. Daartoe behoren onder andere wedstrijden van de lange adem. De Elfstedentocht voor schaatsers en de wielerklassieker Bordeaux-Parijs spreken de massa aan. Niet alleen vanwege het absurde karakter, dat deze evenementen kenmerkt, maar toch vooral dank zij de heroïek die erin verweven is. In de atletiek is de marathon een tot de verbeelding sprekend onderdeel, 42 kilometer en 195 meter hardlopen is tenslotte niet niks. Sinds kort zijn er evenwel atleten die zich uitleven in nóg langere afstanden. Vooral in het buitenland (Engeland, West-Duitsland en Zwitserland bijvoorbeeld) is er tegenwoordig veel emplooi voor de super-langeafstandslopers, die hun hand niet omdraaien voor tochten over 100 km. Zaterdag konden deze lieden voor het eerst in Nederland terecht en wel in Winschoten. Onder de 76 enthousiaste, die zich ‘s nachts om drie uur achter de startstreep schaarden, bevond zich Hans van Kasteren. Nog geen zeven uur later, na een barre tocht door het Oostgroninger land, mocht hij zich winnaar noemen van Run’76, de eerste 100 kilometerloop in ons land. Hoe Van Kasteren zijn zege bevocht, kunt u hieronder te weten komen.

START. Het Winschoter cultuurcentrum De Klinker is voor deze gelegenheid bezet door sportmensen. De lopers worden klokslag drie uur weggeschoten. Volgens Harm Hendriks, de grote man achter de super-langeafstandslopers, zijn de omstandigheden uitstekend. Bijna windstil weer en niet te warm. Het is mistig. De lopers zijn uitgerust met reflecterende strips en een landkaart voor het geval dat ze de weg kwijtraken. Reeds na enkele honderden meters is het veld uiteengeslagen. In de achterhoede zijn een negental snelwandelaars te vinden. Ze zijn goedgemutst. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat ze zich meer dan een half etmaal voort zullen bewegen op een onnatuurlijke wijze.
10 KILOMETER. De Amsterdammer Herman Waardenburg gaat in het aardedonker moedig aan de leiding. Licht afgescheiden volgen Hans van Kasteren, Marcel Hallman, Joop Keizer en de Duitser Uwe Schüder. Dan passeren Jan Knippenberg, Rob Strik en Herman Kromhout. Op de rest wachten we dan al niet meer. Hun achterstand is bij de doorkomst in Finsterwolde rees opgelopen tot vele minuten.
25 KILOMETER. Waardenburg, die zich voor het eerst aan een 100 kilometerloop waagt, heeft zijn voorsprong vergroot tot zo’n anderhalve minuut. Harm Hendriks, de kenner bij uitstek op het gebied van langeafstandslopen, voorspelt hem weinig goeds. “Die Waardenburg pleegt zelfmoord. Dat gaat nooit goed.” Marcel Hallman valt hier weg uit het achtervolgersgroepje.
30 KILOMETER. Waardenburg krijgt het moeilijk. Je ziet het aan zijn bewegingsritme. Het gaat moeizaam en hij wordt dan ook ingehaald. Er ontstaat bij Oudeschans een kopgroep van zeven man want Knippenberg, Strik en Kromhout krijgen aansluiting. Lang is dit zevental niet bijeen. Hallman, Kromhout en de man van het eerste uur Waardenburg moeten afhaken. Harm Hendriks had het goed gezien. Af en toe vraagt hij de Nederlanders in de kopgroep hoe het gaat. Ook de tijden geeft Hendriks regelmatig door. Hoe belangrijk dat is vertelt Van Kasteren na afloop. “Je bent tijdens het lopen voortduren aan het rekenen. Dan heb je wat te doen. De tijd is erg belangrijk voor ons.” Hoe belangrijk maakt Knippenberg, die net binnen de zeven uur finisht, duidelijk. “Als ik boven die zeven uur was gekomen, zou ik zwaar teleurgesteld zijn.”
42 KILOMETER EN 195 METER. De marathonafstand wordt voltooid in 2.46.15. “Niet te geloven”, zegt Hendriks, “Het gaat verschrikkelijk snel. Ik ben benieuwd of ze dat tempo kunnen vasthouden.” Inmiddels is ook Keizer van het front verdwenen.
50 KILOMETER. Rob Strik is afgevallen en “toen waren er nog drie”. Waardenburg moet boeten voor zijn overmoed. Bij de eerste verzorgingspost in Blijham (43 kilometer) wordt hij ondersteund binnengebracht. Een enigszins verwarde blik in zijn ogen maakt duidelijk dat hij goed kapot zit. Soigneur Jan Heil, voor de wielrenners geen onbekende, kneedt de spieren van zijn stadgenoot. Veel zal het niet helpen want bij de passage van de 50 kilometer verdwijnt Waardenburg gedesillusioneerd van het parcours. Ook Hallman geeft op. Hij heeft medisch hulp nodig. Er zit bloed in zijn urine. Later blijkt dat het niet ernstig is.
52 KILOMETER. Nu kampt Knippenberg, de man die in het heetste weekend van de afgelopen zomer in twee en een halve dag het IJsselmeer rondliep, met een inzinking. Hij voelt herhaaldelijk in zijn zij. Knippenberg: “Ik was niet moe, maar had kramp. Dat komt door een tekort aan water en zout.”De leraar geschiedenis uit Castricum is echter nog niet geklopt. Nadat hij van zij verzorger de nodige tabletten, die het water en zoutgehalte weer op peil brengen, heeft gekregen, draaft hij weer naar het leidende tweetal. Hendriks vertelt dat ook Hycal en Dynamo veel gebruikte preparaten zijn in dit wereldje. Zowel Hycal als Dynamo is een combinatie van hoogwaardige voedingstoffen die snel in het bloed worden opgenomen.
60 KILOMETER. Knippenberg (“Dat langeafstandslopen is een levenswijze van mij”) staat op het punt Van Kasteren en Schüder in te halen. Harm Hendriks geeft hem het volgende advies: “Als je bij ze bent, moet je gewoon in dit tempo doorgaan. Even kijken of ze je volgen”. Knippenberg antwoordt: “Als ik geen kramp had gehad, lag ik allang voor”. Knippenberg houdt zich aan zijn woord en gaat door. Hij wint enkele meters, maar de Duitser Schüder haalt hem terug. Knippenberg voelt zich sterk en probeert nog tweemaal weg te komen. Vergeefs. Ook hij moet de tol betalen voor zijn aanvalslust. Bij Stadskanaal (67 kilometer) moet Knippenberg zijn twee makkers laten gaan. Knippenberg later op de massagetafel (opmerkelijk fit overigens): “Erg dom van mij. Ik had gewoon bij die jongens moeten blijven. Ik heb mezelf gesloopt. Maar ja, geen ervaring hè. Dit was de eerste maal dat ik zo’n wedstrijd liep.”
70 KILOMETER. Knippenberg heeft al vier minuten op de leiders verloren. Schüder voert voortdurend het tempo aan. Informatie bij zijn begeleider leert dat ook Schüder nog niet eerder zo’n race heeft betwist. Wel veel marathons. Zijn beste tijd: 2 uur en 23 minuten. Van Kasteren verklaart het niet overnemen van de kop. “Ik loop liever in tweede positie. Bovendien had Schüder geen bezwaar.”
80 KILOMETER. Bij Ommelanderwijk neemt Van Kasteren de leiding over. En meteen definitief, Hij slaat een gat van ongeveer 30 meter. De Duitser is taai. Hendriks tegen Van Kasteren: “Het gaat uitstekend Hans. Hij zit nu volledig kapot.” Hans laat evenwel weten dat hij ook allesbehalve fris is. Van Kasteren na afloop: ”Toen ik steeds op 30 meter bleef, deed ik het iets rustiger aan. Ik dacht dat ie wel weer bij me zou komen. Toen dat echter niet gebeurde, ben ik doorgegaan.”
100 KILOMETER. Van Kasteren passeert na precies 6 uur, 45 minuten en 48 seconden als eerste de eindstreep. Dat is 10 minuten en 20 seconden onder zijn Nederlands record. Van Kasteren is uiteraard vermoeid, maar bepaald niet uitgeput. Je ziet niet aan hem af dat hij 100 kilometer aan één stuk heeft gedraafd. Toch heeft hij pijn geleden. Hendriks feliciteert hem en krijgt van Van Kasteren te horen dat hij dit seizoen geen 100 kilometer meer betwist. Hendriks had nog een uitnodiging voor zo’n wedstrijd in het Londense Crystal Palace-stadion, in oktober. Van Kasteren: “Ik heb mijn neus er voorlopig van vol.”

Uitslag:
1 Hans van Kasteren, Vlaardingen, AV Fortuna, 6.45.48
2 Uwe Schüder, West-Duitsland, TUS-Iserlohn, 6.51.53
3 Jan Knippenberg, Castricum, AV Castricum, 6.58.49
4 Joop Keizer, Avenhorn, pers. KNAU-lid, 7.30.28
5 Pieter Schouten, Baarn, AV Baarn, 7.58.40
6 Herman Kromhout, Naaldwijk, Olympus ‘70, 8.08.57
7 Henk Bronswijk, Naaldwijk, Olympus ‘70, 8.10.29
8/9 Jaap Smallenburg, Baarn, BAV, 8.35.11
8/9 Wim Hoogerdorp, Amersfoort, Altis, 8.35.11
10 Derk v.d. Laan, Winschoten, Aquilo, 8.39.57

1 dame Annemarie Hanke, West-Duitsland, LGK-Verden, 12.53.15

Nabeschouwing.

Tot zover het relaas van het Nieuwsblad van het Noorden. Maar wat waren dat nu voor lopers in Winschoten, bij de start van het ultra-lopen in Nederland?
Alleen Hans van Kasteren had al eerder 100-kilometerwedstrijden gelopen. Hij had er dat jaar reeds twee, beide in Duitsland, gewonnen. Maar hij was al jarenlang een goede marathonloper; regelmatig onder de 2.30 uur en een beste tijd van 2.27, al in 1967. Hij had de laatste jaren veel in het buitenland gelopen. Na zijn overwinning is hij in Duitsland gaan wonen waar hij een vriendin had. Hij heeft in 1978 nog twee keer in Nederland gelopen: 2.30 op de marathon in Maassluis, maar in Winschoten uitgevallen.
Uwe Schüder maakte hier zijn ultra-debuut en kreeg de smaak goed te pakken. Zijn uitgangsniveau was een beste marathon van 2.23. Zowel in 1978, 1979, 1980 als 1981 ging hij hier weer van start. En telkens werd hij tweede, met uitzondering van 1979, toen hij met 6.46.27 de eerste plaats pakte.
Voor Jan Knippenberg was dit het wedstrijddebuut op de lange ultra-marathon. Enkele jaren tevoren had hij wel een 50 km strandloop gewonnen. Hij kon bogen op een snelste marathon van 2.33, in 1976 gelopen in Maassluis. Ondanks wat hij zelf dom noemde door gebrek aan ervaring, heeft hij later nooit meer sneller gelopen. Hij startte nog in Winschoten in 1978, vierde in 7.10.16; in 1979, uitgevallen; in 1981, vierde in 7.37.33. Jan had overigens wél trek in de uitnodiging voor de baanwedstrijd op Crystal Palace 6 weken later. Hij liep daar, van het begin tot het eind in de stromende regen, 7.04.06, zijn op één na snelste tijd op de 100 kilometer.
Joop Keizer was ook al een goede en constante marathonloper, met een beste tijd van 2.27. Dit overigens na een succesvolle carrière op de middenafstand, met name de 1500 meter. Joop verbeterde zich geleidelijk en liep in 1980 in Winschoten zijn beste tijd van 6.53.29. Opmerkelijk is dat Joop enkele jaren later – hij was gestopt met langeafstandstraining en bereidde zich voor op zijn oude liefde, de 1500 meter, bij de veteranen – zo maar weer eens een 100 kilometer in de V.S. liep in 7.15.
Pieter Schouten was in tegenstelling tot het hierboven genoemde Nederlandse drietal, “gewoon” een onbekende marathonloper, met een snelste tijd van 2.46. Hij ging in 1977 weer van start en liep toen 7.36. Maar verder…?
Herman Kromhout daarentegen genoot wel bekendheid als snelle (weg)atleet. Zo liep hij in 1976 de City-Pier-City halve marathon in 1.07. Hij had geen reputatie op de marathon, hoewel hij die, ook in 1976, liep in 2.36. Deze tijd krijgt meer glans, als we ons realiseren dat die gelopen werd in de marathon van Amsterdam, toen nog in mei, bij een temperatuur van bijna 30°C, nadat het vijf dagen eerder slechts iets boven de 10°C was. Dit resulteerde in een uitval van 2/3 van het veld. Het lijkt erop dat Winschoten het besluit van diens hardloopcarrière was.
Henk Bronswijk was weer “gewoon” een onbekende marathonloper met op dat moment 2.48 achter zijn naam. Maar de jaren van Bronswijk moesten nog komen. Jaar na jaar was hij aanwezig in Winschoten en jaar na jaar werd hij sneller. In 1983 en 1984 behaalde hij de eerste plek. Zijn allersnelste 100 kilometer liep hij in 1984 in Torhout, België, in 6.43. Ook zijn marathontijden daalden met de jaren: in 1985 in de Westlandmarathon 2.25. Gestopt met hardlopen is hij vast nog niet. Via de Ultraned zoekmachine bleek dat hij in ieder geval nog in 2001 een marathon in 3.23 had gelopen.
En dan de uitvallers.
Wat te denken van Herman Waardenburg? Herman had al een marathon gelopen van 2.41. Maar om op die basis vóór een kopgroep uit te lopen die een marathon-tussentijd van 2.46 zou realiseren lijkt niet verstandig. Hij heeft bij mijn weten nooit meer een 100 kilometer gelopen en hij verdween na 1976 zelfs geheel van het wedstrijdtoneel, waar hij tot dan toe een veelgeziene speler was. Toch kan hij het (ultra)lopen niet laten. Hij liep vanaf 1994 weer regelmatig een 6 uursloop.
Marcel Hallmans. Ging van start met 2.39 op de marathon achter zijn naam, moest opgeven, maar revancheerde zich het jaar erop tot 7.22. In 1978 viel hij uit, maar in 1979 liep hij in Winschoten naar een tweede plaats in 7.08. In dat zelfde jaar verbeterde hij ook zijn marathontijd tot 2.34. Na zijn uitvallen in Winschoten in 1980 wordt het stiller rondom hem. Maar in 1984 nog wel een marathon in 2.39.
Rob Strik was toentertijd één van de betere wegatleten, met een marathontijd van ca. 2.30. Voor Rob Strik was de 100 kilometer een eenmalige exercitie. Wel heeft hij op de marathon nog laten zien wat hij echt waard was: 2.19 in 1980 te Fukuoka. Maar ook daarna liep hij nog marathons; in 1987 nog 2.30.

Een opmerkelijk verschil tussen het langeafstandslopen toen en nu is de leeftijd van de deelnemers. De toptien van Winschoten 1976 bevat één veteraan, Pieter Schouten. Dit was geen afwijkend beeld in die jaren.
Goed inzicht in de leeftijdsopbouw leverden de 409 deelnemers aan de marathon van Maastricht in oktober 1976: 67% senioren, 25% veteranen 1, 5% veteranen 2, 1% veteranen 3 en ook 1% dames.
Ook in kwalitatief opzicht was het een andere tijd: 25% van die deelnemers liep onder de 3 uur. Was vroeger dan toch alles beter? Nou, schoenen en kleding zeker niet! Maar de lopers …? De gemiddelde tijd van de Nederlandse topdrie van Winschoten 1976 (van Kasteren, Knippenberg en Keizer) is nog steeds niet overtroffen. En het heeft tot 1989 geduurd, voordat de tijd van Van Kasteren door een Nederlander werd verbeterd. Zonder iets af te willen doen aan die prestatie van Bruno Joppen, mag hierbij wel bedacht worden dat juist in die tussenliggende 13 jaren geweldige verbeteringen aan het schoeisel zijn gerealiseerd. En dat zoiets zwaar telt op een 100 kilometer op de weg, zal een ieder duidelijk zijn. In mijn subjectieve Nederlandse ranglijst aller tijden staat Hans van Kasteren nog steeds nummer 1.

Ton Peters
Burg. Peecklaan 28
1871 BB Schoorl
tel 072 – 5094108
ajjpeters@hotmail.com

Naschrift Martien Baars. Naar aanleiding van de (her)publicatie ‘The Changing Spartathlon’ hier op UN op 25/12 j.l., het eerste artikel van de nieuwe serie ‘ultraklassiekers’, kwam Ton Peters met het aanbod om één van de artikelen van destijds over de allereerste RUN over te typen. Dit aanbod sloeg UN natuurlijk niet af, want die 100 km van Winschoten is natuurlijk de bakermat van het ultralopen in Nederland en in die zin allang de ‘klassieke maatstaf’ onder de Nederlandse ultramarathons, ook al is het geen ‘kromme afstand’ en ‘punt tot punt’ (de kenmerken van ultraklassiekers in strikte zin).
Ton’s keus viel uiteindelijk op dit verslag in het Nieuwsblad van het Noorden, en hij kreeg vlot toestemming van Dick Heuvelman om het voor onze niet-commerciële website te gebruiken. Dubbel-blij verrast was UN met de uitvoerige nabeschouwing die Ton er zelf aan vast knoopte. Dat maakte ons ook nieuwsgierig naar de rol die Ton indertijd speelde, was hij daar in Winschoten 1976 de begeleider van Jan Knip? Nee, hij was zelf deelnemer!

Dit is wat Ton op mijn vragen terugmailde:
“Mijn positie met betrekking tot Winschoten 1976 is, dat ik ook deelnemer was. Ik werd elfde in 8.51. Tegelijkertijd werd ik in deze wedstrijd voor het eerst geconfronteerd met de fysieke problemen die mijn hardloopmogelijkheden in toenemende mate zouden beknotten (en die me toen ca. een half uur gekost hebben). Daardoor bleef het voor mij bij een eenmalig optreden in Winschoten. Zes weken later kon ik nog wel 2.33 neerzetten in de marathon van Maastricht, maar het volgende seizoen bleek ook een marathon al niet meer zonder problemen mogelijk.

Ik heb Jan niet begeleid op zijn tocht naar Zweden (in 1974); toen kende ik hem nog niet. Ik ken die tocht alleen van de foto’s en dia’s. Wel was ik één van de begeleiders op Jans eerste rondje IJsselmeer in 1976, samen met Jans broer Bob, Wim Verhoorn en Hanna. Ook was ik ondersteunend aanwezig bij Jans deelname aan de 24-uurs wedstrijd op Crystal Palace in oktober 1977, ook weer samen met Bob, Wim en Hanna. Dit was een dramatisch slechte race voor Jan, maar ik was daardoor wel getuige van het feit dat Don Ritchie daar een nieuw wereldrecord op de 100 mijl neerzette (een record dat in oktober jl., dus pas 25 jaar later, weer op Crystal Palace, door Kharitonov werd verbeterd).
Verder heb ik, vooral in de jaren 1976 t/m 1978, zeer veel samen met Jan gelopen. Daar is tot Jans verhuizing naar Texel nooit een eind aan gekomen, maar het werd door mijn problemen wel allengs minder. En Jan vond een uitstekend vervangend trainingsmaatje: Ron Teunisse.

En loop ik nog…? Ja, dat wel. Ik ben in 1983 geopereerd aan mijn wervelkolom, waar de problemen vandaan kwamen, en kon beginnen aan een come-back, ware het niet dat ik in 1984 een val maakte waarbij ik een heup brak. Dat haalt het beste er wel vanaf! Grappig is dat hardlopen mij nu relatief het beste afgaat in zeer ruw bergachtig terrein (bij voorkeur geen paden), waar geen twee stappen achtereen gelijk zijn; in dit kader is zo hard mogelijk lopen wellicht een betere term dan hardlopen! En de lange afstand zit kennelijk in de aard van het beestje. Zo heb ik afgelopen zomer 2002 naar tevredenheid gepresteerd in “la Fort’iche de Maurienne” in de Franse Alpen: 120 km met 7500 m stijging. Van de 180 starters kwam ik als 26 binnen, als tweede in mijn klasse V50 in 25 uur. Weliswaar ca. 7.15 achter de winnaar, maar die heette dan ook Jens Lucas (en die hoefde door zijn snelheid niet door de nacht).”