Two Oceans, een verslag van de editie 2000

Komende Pasen niet alleen Moskou en Texel, maar natuurlijk ook de Two Oceans bij Kaapstad. Marathonloper Wim Kooij getuigt van zijn deelname aan deze ultraklassieker.

Noot vooraf van Martien Baars. Dankzij Krijn Kroezen weer een nieuwe bijdrage aan onze serie ultraklassiekers op UltraNED. Samen met Koos Rademaker bereidt hij zelf een aflevering over de Comrades Marathon voor, maar hij vond dat ook die andere massa-ultramarathon in Zuid-Afrika niet mocht ontbreken. Het verslag van Wim Kooij dat Krijn doorstuurde, zag hij op de discussiesite ‘Runnersworld atletiek-mailbox’ http://www.webdata.nl/rw/discussie/html/index.html
maar het is oorspronkelijk afkomstig uit het clubblad Diepput Echo (2000 no. 4) van ‘De Koninklijke Haagsche Cricket en Voetbalvereniging’ (HC&VV) waar Wim Kooij genoemde sporten resp. 5 en 20 jaar op bescheiden niveau heeft beoefend.

VERSLAG VAN DE 56 KM TWO OCEANS MARATHON BIJ KAAPSTAD

Eerst maar even een flash-back over wat ik ook al weer met de club te maken heb. Zo’n indrukwekkende carrière heb ik namelijk niet achter de rug dat deze bij de lezers decennia lang blijft beklijven. Geboren in 1962 in Zuid Afrika – maar na 4 maanden verkast naar het Benoordenhout – meld ik me, als 8-jarige haast vanzelfsprekend bij de Diepput. De halve Wolters-klas ging er naar toe maar bovendien had mijn buurman, de in 1985 overleden Cees Bakker sr., me reeds als kleuter met het Grote Haagsche-virus geïnjecteerd. Aanvankelijk gaat het op het voetbalveld nog niet eens zo beroerd. In de zondagochtendcompetitie weet ik een keer in één seizoen voor het futuristisch klinkende ‘Atlantis’ 34 keer het denkbeeldige net te raken. En op een voor mij wel erg goede dag in 1975 sta ik lang bovenaan in het tussenklassement voor de Max Colthoff-beker. Door een verprutste penalty aan het einde gaat een eenmalige uitschieter aan me voorbij. Waarmee de vergelijking zich toch even opdringt met dat treurspel dat 5 oranjehemden ons tweejaarlijks voorschotelen.
Inmiddels is, vanwege mijn gebrekkige lenigheid en souplesse en misschien ook door mijn hele voorkomen, de levende legende Geoff Burch me ‘Doctor Who’ gaan noemen. En wat te denken van die C-junior die op gezag van toenmalig jeugdcoördinator Frank Bijloos onmiddellijk de kleedkamers dient op te zoeken omdat hij met zijn horloge aan loopt te voetballen? Ja, dat ben ik dus… Bij de senioren slijt ik de meeste jaren met HVV9 in de kelder van de Haagse onderbond. Mooie tijden, gezellige jongens maar vaak tenenkrommende resultaten. Zoals die keer dat ons met 23-1 de oren wordt gewassen door Westlandia. Lichtpuntje: ik ben wel vaak aan de bal die wedstrijd, want als midden-midden trap ik met Ton Jurriansen 24 keer af.

Gedurende 5 jaar – met overigens veel enthousiasme – cricketen is mijn meest memorabele prestatie het scoren van iets van 18 runs. Die sla ik als D-junior op de Roggewoning bij de dan nog springlevende Krekels. Maar nog curieuzer: ik sla ze ook vóór de Krekels. Zij blijken vooraf te weinig mensen te hebben en wij te veel dus ;-).
Tijdens enkele jaren tennis daarna ontpopt zich al evenmin een balvirtuoos. Toch boek ik hier mijn grootste overwinning in mijn actieve periode bij de HC&VV: mijn vrouw Saskia Wolff. En vandaag de dag hebben we bij dezelfde afdeling drie dochters rondlopen met een racket in hun hand.

Een nieuwe passie

Vanaf 1992 stort ik me op het hardlopen. Een uitgekiende sport voor mensen met weinig specifieke aanleg. Techniek is nauwelijks nodig en met veel trainen kom je een heel eind. Aanvankelijk leg ik me toe op wat kortere afstanden met als wapenfeiten een 5 kilometer in 16.59 en een Halve Marathon in 1.19.30. Later volgt zeven keer een hele marathon.
Twee jaar geleden nam ik aan de, eenmalig binnen onze gemeentegrenzen georganiseerde, Konmarathon deel om aansluitend in 4 dagen met collega’s een rondje Nederland te fietsen. Daarbij tevens wat geld bijeen zwetend voor de Doe een Wens Stichting. Een zevental gulle leden van de vereniging bracht daarvoor nog 734 gulden in het laatje.

Tijd voor weer een andere uitdaging. Iedere lange-afstandloper heeft het altijd over New York, de marathon waar je 9 uur over mag doen, dus die je ook mag wandelen. Ik heb daarbij nooit warme gevoelens gekregen. Is mijn mekka ook niet veel meer mijn geboorteland, het loopgekke Zuid-Afrika? Daar waar mijn vader jarenlang als huidarts heeft gewerkt voor de lepra maar welk land ik slechts van plaatjes ken? Een land waar bovendien enkele fameuze marathons worden georganiseerd. Ruim 37 jaar later zie ik steeds meer aanleiding om maar eens een reisbureau te bellen. Pa is al lang overleden, maar mijn moeder is gelukkig nog in staat om me laten zien waar ik mijn ogen voor het eerst open heb gedaan. Zo reizen we in april 2000, als een Jap, door dit fantastische land: de big 5 in het Kruger Park, de gevarieerde Garden Route met zijn fantastische zeegezichten, pinguins op Robben Island en nog veel meer fraais.
En de dag voor terugkeer de Two Oceans Marathon. Mag het ook ietsje meer zijn? Bij deze zogenaamde ultra-marathon, jaarlijks plaatsvindend de dag voor Pasen, krijg je na een marathon te hebben afgelegd nog een toetje. Pas na 56 kilometer wacht het bevrijdende finishdoek.

De voorbereiding

Voor deze astronomische afstand lijkt een beetje extra oefenen van tevoren me geen luxe. Ik pak een schema waarbij 80 kilometer per week moet worden gelopen. Veel heuveltrainingen. Tien tot 15 keer 250 meter omhoog hollen met een stijgingspercentage van gemiddeld 8%. Waar in hemelsnaam moet je dat doen in de regio Den Haag? Gelukkig hebben we duinen in de buurt en kunnen de Belvedere, Voorlinden en het Hubertusduin voor fantasierijke geest even Afrika’tje spelen.
Tevens vertelt het 17-wekenschema, te starten op Nieuwjaarsdag dat er in de voorbereiding 3 héle marathons dienen te worden afgelegd. Waauw!! Wel ‘heel rustig’, gelukkig maar.

Op 5 februari 2000 doe ik nummer 1, de Midwinter Marathon in Apeldoorn. Met fantastisch lenteweer loop ik gezellig keuvelend met Johan Domela Nieuwenhuis in de fraaie Koninklijke Houtvesterijen naar een tijd van 3.51. Twee weken later in Schoorl, over duinen gesproken, moet het iets sneller. Opnieuw onder een voorjaarszonnetje heeft de stopwatch deze keer na 3 uur en 27 minuten zijn dienst er op zitten. De benen zijn nu iets minder enthousiast. De volgende dag op kantoor toch maar even de lift gepakt.
Van een derde heuse marathon in de voorbereiding is het niet gekomen. Het leek me een creatieve vondst om bij de CPC-loop alle 4 de afstanden te lopen. Dat betekent dus met dochter Mylene heel rustig de 2,5 km en met Isabelle in een iets hoger tempo de 5. Daarna de 10 met een collega en ter afsluiting in gezelschap van Johan, Lex van Hessen en Baldwin Poolman de
halve. Inclusief het overbruggen van de afstanden tussen finish en herstart en nog even terug naar huis hobbelen kom ik wel aan de 42, lees de marathonafstand.
De laatste voorbereidingen vinden plaats in Afrika zelf. Met ook weer de nodige variatie. Het hoogtestagegevoel op 1750 meter in een achterstandswijk in Johannesburg is toch weer iets anders dan een tochtje tussen krijsende ibissen op het spierwitte strand van Port Elisabeth aan de Indische Oceaan.

De grote dag

22 april. Het is zo ver. Van Newlands even buiten Kaapstad moet zuidwaarts worden gelopen, een behoorlijk eind richting Cape Point om ter hoogte van Chapman’s Peak noordwaarts af te buigen. Het venijn zou zitten in de staart waar nog wat colletjes moeten worden gepakt. Met name het laatste klinkt wat dreigend, te meer reden om van tevoren de route goed te verkennen. Dit doe ik met 2 collega’s van het Ministerie VROM, die ook zijn overgekomen en met een camper rondreizen. Ik overnacht voor deze gelegenheid in de camper van de collega’s op de parkeerplaats van een Holiday Inn, een paar honderd meter van de start.

Om 5 uur piepen er wat horloges. Na een yoghurtje, een banaantje en wat mueslirepen is het rustig wandelen geblazen richting de start. De temperatuur is prima, een graad of 17. Ik zie mensen zenuwachtig inlopen. Nog meer meters hollen? Alsof 56 kilometer niet genoeg is! Mij dus niet gezien. Meer dan 10.000 lopers wurmen zich tussen de hekken. Om 6 uur precies klinkt het startschot. Het duurt nog wel enige minuten voor de stoet echt in beweging is. De eerste 3,6 km gaan licht omhoog (van 20 naar 70 meter boven NAP ). Het begaanbare wegdek is aanzienlijk versmald door de enorme horde toeschouwers. En wat een beleefdheid alom: ‘Good morning sir’ en ‘enjoy yourself’ en fraai klinkende varianten in het Afrikaans.

Ik loop voornamelijk op de stoep om uit het gedrang te blijven. Dat lukt redelijk goed. Na 3 km is daar al de eerste verzorging. Het artikel dat verreweg het meest op de tafels staat is een plastic beker met cola. Een grapje van de organisatie? Nee hoor, bij alle 32 (!) verzorgingsposten wordt cola als basisvocht aangereikt en kan derhalve boerend de tocht worden vervolgd. Ook worden plastic zakken met water verstrekt die je eerst in een hoekje moet open bijten. Echt soepel ging dat niet. Dit moet dan wel een grap zijn! Je zou haast aan een streek van het plaatselijk tandartsencollectief gaan denken. Maar de gigantische werkeloosheid in dit door de
‘brain-drain’ geplaagde land zit juist niet in die sector …
Later in de race komen er nog andere merkwaardige verrassingen, zoals rauwe aardappelen. En ook de plaatselijke tegenhanger van Freddy Heineken presenteert zich. Verrassend hoeveel mensen inderdaad een biertje, in dit geval een Castle Light, aanpakken met toch nog een behoorlijk stuk te gaan. Het aantal wildplassers neemt overigens ook gaandeweg de tocht toe.

Bij de 5 km doorkomst klok ik 26.30, goed op schema als ik dat al had, zeker ervan uitgaand dat altijd wat tijd verloren wordt in het gedrang. Ergens in mijn achterhoofd zit al maandenlang ‘vijfeneenhalfuur’, maar ik heb dat tegen niemand uitgesproken.
Het blijft nog een uurtje donker. En dan volgt een ontroerend moment. We lopen Muizenberg uit en de Indische Oceaan meldt zich ter linker zijde. De horizon verkleurt in rap tempo via grijs-wit tot diep-rood. En het kan natuurlijk niet missen: weldra stijgt nu het oranje zonnetje op. Ik draaf door in een tempo’tje van 12 per uur. Weer een klok: ruim binnen de 50 op de 10. Ik word meerdere keren door collega Sjaak Sibbing gewaarschuwd dat ik te hard ga. Maar het voelt zo soepel en nu is het nog vlak en koel, denk ik, dus trek ik me nergens wat van aan.

Met Simonstown in het vizier melden zich de eerste venijnige hobbels: elke 100 à 150 m telkens zo’n 3 meter stijgen en dan weer omlaag. Dat lijkt peanuts maar kost toch extra brandstof, ook al probeer je een gelijkmatige inspanning te leveren. Na 26 km komt dan een echte kuitenbijter: in 7 km stijgen van 4 m boven de zeespiegel naar 350 meter boven NAP met een tussentijdse daling na 3 km van 115 naar 95 (in 500m). Het stijgende deel dus gemiddeld bijna 6%. Ik voel me nog uitstekend maar zie intussen wel de eerste wandelaars om me heen. En wat is het boven mooi! Niet direct om me heen want de vegetatie is volledig verwoest door een bosbrand. Dezelfde bosbrand die aanleiding is geweest tot een ingrijpende wijziging in het parcours, waardoor we dit jaar niet, ter hoogte van het nog zwaarder door de brand geteisterde Chapman’s Peak, langs de Atlantische Oceaan komen te lopen.

Beide oceanen, waaraan de loop zijn naam dankt, laten zich boven aan de Ou Kaapse Weg goed bekijken. Twee werelden: links dreigende luchten boven de Atlantic en rechts de inmiddels in de zon badende Indische Oceaan. En voor me de City of Cape Town, onder een capitulerende ochtendnevel. De afdaling na 33 kilometer is zeer steil. Met mijn lange benen en mijn voor een marathon (veel te) zware lijf van 87 kilo lijkt dalen simpel en ik haal nu ook horden lopers in. Maar de aanslag op knieën en bovenbenen is navenant.
Steeds meer raak ik me ervan bewust dat de wegen ‘bol’ zijn, dus vanaf het midden naar links en rechts aflopend, zodat je voeten steeds scheef neerkomen en de pezen extra klappen krijgen. De accu begint serieus te haperen.
Langzamerhand wordt het meer een interval-race: even wandelen bij één van de uiteindelijk elke kilometer opdoemende verversingsposten. Ik pak ze uiteindelijk allemaal. Daar waar behalve fraaie herfstkleuren lekkere (live)muziek en vrolijke mensen het standaarddecor vormden. Veel warmte, letterlijk en figuurlijk want de uiteindelijk voor wolken plaatsmakende zon heeft nogal wat zweetdruppels op zijn geweten.
Totaal vier keer meld ik me bij één van zogenaamde ‘robbing places’. Stevige mannelijke en fluwelen vrouwelijke, telkens zwarte, handen geven bij deze massageplaatsen de broodnodige verlichting. Het enigszins losmaken van de beenspieren is, zeker naarmate de race vordert,
namelijk geen overbodige luxe. Zeker wanneer op het einde de 250 meter hoge Constantia Neck zich als sluipmoordenaar manifesteert. Met kuit- en dijspieren waarvan je het gevoel hebt dat ze met cement zijn vast genageld aan je botten is zowel klimmen als dalen een krampachtige onderneming.

Het tempo is dan inmiddels structureel gezakt naar bruto 10 km per uur. De marathondoorkomst is 3.51 maar ik weet dat het venijn in de staart zit. Er komen gelukkig ook nog psychologisch lekkere momenten. Zoals wanneer ik ruim 50 kilometer in 5 uur blijk te hebben afgelegd. Dan weet ik dat ik, in het geval van doorwandelen, de begeerde ‘medal in bronze’ nog ga pakken. Degene die er langer voor nodig hebben moeten met de blauwe variant genoegen nemen.
Vanaf 51 kilometer gaat het trouwens 5% naar beneden, maar dat is bepaald geen cadeautje. Ik voel me ondanks de massage-gunsten net Pinocchio. Of zullen we het houden op Doctor Who? Intussen is de lucht muisgrijs geworden. Op de laatste kilometer, alvorens het finish-gebied van de Universiteit van Cape Town in Rondebosch te betreden, ruik ik de lucht van de stal. Er worden weer een paar lopers ingehaald. Maar met niet overdreven veel souplesse – ter
kritische beoordeling op de foto – passeer ik uiteindelijk de finish (overigens op 85m NAP, dus per saldo een netto-stijgend parcours ) in 5 uur 32 minuten en nog wat.
Gefinishte lopers duiken na afloop massaal in de voor deze gelegenheid geplaatste opblaasbare zwembaden. Ik ben na het verzorgen van de inwendige mens de 2 kilometer verder geparkeerde camper weer gaan opzoeken. Daarbij getracteerd op een douche vanuit de hemel, of laat ik het maar gewoon een wolkbreuk noemen.

Twee dagen later in het vliegtuig terug haal ik uit de finish-tas vol reclame (van voetverzorging en hartslagmeters naar -hoe kan het anders- tal van suggesties voor andere exotische marathonreizen) het evaluatieformulier. Of ik ‘die baaie lekkerste herinneringe’ wil opgeven. Dat lukt me dus niet in meervoud. Het was namelijk één groot hoogtepunt. Maar het was zeker ook eenmalig. Want voor het afleggen van dit soort afstanden is de fiets of een gemotoriseerde variant toch echt een zeer aanvaardbaar alternatief.

Wim Kooij
Duchattelstraat 17
2596 EK Den Haag
wim.kooij@minvrom.nl

PS In bewerkte vorm (zonder voetbalhistorie maar met foto 😉 is dit verhaal ook indertijd in het clubblad van de Hague Road Runners verschenen
http://www.hagueroadrunners.nl/clubblad/2001_1b.pdf