Noot vooraf van Martien Baars. De simpele vraag van UN aan Koos Rademaker of hij een bijdrage over de Comrades wilde maken voor de serie Ultraklassiekers heeft een artikel opgeleverd dat de verwachtingen ver overtrof. Niet alleen qua omvang maar ook qua schrijftalent! Vanwege de lengte is er voor gekozen om het verhaal in drie delen te plaatsen, verspreid over de zaterdagen 1, 8 en 15 maart.
Lezers die dit mooie verhaal willen overnemen (voor hun clubblad e.d.) worden vriendelijk verzocht contact op te nemen met Koos om toestemming te verkrijgen. Hij wil het artikel bovendien in de toekomst regelmatig bijwerken zodra er weer een editie gelopen is. Dus als men dit lang na maart 2003 leest kan men ook naar de laatste versie informeren: koos@rademakersports.nl Koos Rademaker, Johan van Oldebarneveltlaan 76, 3705 HJ Zeist, tel 030-6994092
{b}DE CHARME EN DE MAGIE VAN ’s WERELDS GROOTSTE ULTRALOOP: DE COMRADES{eb}
{i}door Koos Rademaker{ei}
Hoe is het mogelijk dat al jarenlang meer dan 10.000 hardlopers aan de start van een ultraklassieker in een Afrikaans land staan? En waarom juist in het zo lang verdeelde en dientengevolge geïsoleerde Zuid Afrika?
Sinds 1921 wordt de Comrades op hetzelfde traject gelopen en komen lopers uit de hele wereld op dit wonderlijke mengsel van Britse traditie & Afrikaanse warmte af. Wat trekt hen aan, in deze 87 op-en-af kilometers, vol absurde anekdotes, spannende ontknopingen, dramatische wendingen, z’n groene-nummers-club en z’n vaste openingsmuziek? In welk land worden winnaar én alle finishers zo op handen gedragen, zoals wij in Nederland dat misschien bij benadering kennen van een barre Elfstedentocht? Koos Rademaker ging na zijn eerste Comrades op onderzoek uit. Normaliter loopt hij een evenement in het buitenland slechts eenmalig, maar nu bleek er een virus in hem te zijn geslopen, die hem als zo velen doet verlangen naar een weerzien met de heroïek en de rijke historie van dit Zuid-Afrikaanse erfgoed.
{u}{b}Ontstaan{eb}{eu}
Onder de 10 miljoen (!) slachtoffers van Wereldoorlog I, toen The Great War geheten, waren enkele honderdduizenden Zuid-Afrikaners. Tal van families waren na de oorlog in diepe rouw gedompeld. En de uit de oorlog teruggekeerden waren niet alleen getekend door de wrede ervaringen, maar voelden zich ook vaak schuldig dat zij wél heelhuids waren teruggekeerd. Mede om de geslagen wonden te helpen helen, wilde soldaat Vic Clapham in 1918 een bijzondere loop organiseren, ter nagedachtenis aan de gevallen kameraden. Hij had gehoord van de London – Brighton loop in Engeland, een kleine 90 km. De weg van zijn woonplaats PieterMaritzburg naar het 650 meter lager aan de kust gelegen Durban (het vroegere Port Natal) was ongeveer dezelfde afstand. Maar de plaatselijke atletiek-vereniging achtte hem gestoord en zag niets in het idee. Ook de welzijnsorganisatie van militairen, die voor de opvang van teruggekeerde militairen zorgdroeg, wees zijn idee af: het zou zelfs voor een geoefende atleet te zwaar zijn. En daar viel iets voor te zeggen: in die tijd kostte de afstand PM’burg Durban urenlang per paard of trein. De wegen waren onverhard, dus een onvoorstelbare uitdaging, slechts voor een enkeling weggelegd. Water of voedsel zou men onderweg moeten zien te verkrijgen, bijv. in hotels. Pas in 1921 kreeg Clapham groen licht, plus een lening van 1 Pond, die hij na afloop van de race wel moest terugbetalen! De loop werd georganiseerd door en voor “Jan Soldaat”, dus niet voor officieren of atleten. Geheel anders dus dan de ontstaansgeschiedenis van andere grote sportevenementen in de wereld, die vanuit een andere invalshoek werden opgezet door notabelen en de gegoede burgerij. De eerste organisatoren wilden uiting geven aan een verdriet dat niet met woorden kon worden beschreven. Iets van die tragiek van het leven waart nog immer rond in de Comrades.
De Comrades marathon moest uiting geven aan het verdriet, maar ook een stuk “lijden” bevatten. Een te gemakkelijke loop zou immers niet in verhouding staan tot het offer voor een betere wereld dat de gevallen kameraden hadden gebracht. Als je deze loop had volbracht dankzij je vastberadenheid, had je je bewezen en kon je als de tijd daarvoor was gekomen – je leven waardig afsluiten.
Op 24 mei 1921, Empire Day, gingen 20 deelnemers in PM’burg van start en 16 van hen finishten in Durban. Wie kon toen bedenken dat 80 jaar later 20.000 mensen aan de start stonden? Eerste winnaar werd Bill Rowan in 8:59; vele jaren later besloot men dit memorabele feit te herdenken door alle finishers, die tussen 7,5 en 9 uur de finish bereikten, de Bill Rowan medaille uit te reiken!
In 1922 werd de omgekeerde weg genomen: van Durban naar PieterMaritzburg, de uphill route. Die jaarlijkse afwisseling (“up” en “down”) hield de organisatie er sindsdien in. De eerste race had veel aandacht getrokken, dus in 1922 stonden er maar liefst 89 deelnemers. Winnaar werd Arthur Newton, een 39 jarige pijprokende boer, die alle gedoodverfde winnaars onder wie Bill Rowan overtroefde en in de nieuwe recordtijd van 8:40 arriveerde. Newton werd door zijn prestaties in de jaren erna een ware legende en kan gerangschikt worden onder de ware Greathearts van de Comrades.
Veel tradities uit de beginjaren werden gehandhaafd in de latere edities: starttijd, limieten, route, leeftijdsgrens, bekers voor de beste club, voor de oudste deelnemer, voor de beste eerstejaars, etc. Radio’s waren zeldzaam in de begintijd, dus massa’s mensen probeerden onderweg een glimp op te vangen van de lopers, of verzamelden zich rond de krantengebouwen, waar de uitslagen op borden werden gekalkt. De Comrades trok de eerste decennia weliswaar niet bijzonder veel deelnemers, maar de belangstelling van het publiek voor deze ultraloop is altijd uitzonderlijk massaal gebleven. Omdat het meer is dan een op commerciële of publicitaire gronden gebaseerd evenement.
{u}{b}Parcours{eb}{eu}
Op de ongeplaveide weg tussen PieterMaritzburg en Durban moest men de eerste jaren nog door een riviertje waden, pas later kwam daar een brug te liggen. Ook kon de warmte een niet te onderschatten rol van betekenis tijdens de wedstrijd spelen. De grootste moeilijkheidsgraad echter vormen de heuvels, de “Big Five”. Vanuit Durban bezien: Cowies Hill, Fields Hill, Botha’s Hill, Inchanga en de laatste, kortste, steilste en moeilijkste: Polly Shorts. De moeilijkheidsgraad bij de down versie ligt geheel anders, daar geven Fields Hill en Cowies Hill de meeste problemen. Het feit dat de zwaarste punten steeds aan het eind liggen, draagt er zeker toe bij dat de Comrades door alle jaren heen is onderschat en tot een (te) hoog aanvangstempo uitnodigt. Talloze malen werd de winnaar niet gerekruteerd uit degenen die na 30 – 40 km. op kop lagen! Bijzonder in deze race is trouwens dat onderweg niet wordt aangegeven hoeveel km. is gelopen, maar hoeveel km. nog te gaan is. Het is dus handig een eventueel schema anders dan gebruikelijk op te schrijven of in je hoofd te prenten.
Vanaf het begin bij de start, om 6 uur ‘morgens, bij het wijken van de duisternis, staan rijen mensen de lopers gade te slaan en toe te juichen. Naar schatting 1 miljoen in totaal onderweg, waaronder zo’n tienduizend in het stadion bij de finish. Het enthousiasme is bijzonder groot, de aanmoedigingen gevarieerd. Velen hebben stoelen en tafels langs de weg geplaatst en genieten tegelijkertijd van de “braai” (Zuid-Afrikaans voor barbecue). Kinderen geven de lopers een high-five (Engels voor vluchtig handpalmcontact), indrukwekkend vooral bij een school voor gehandicapten. Het is een permanent pandemonium van geschreeuw en gejuich.
Drinkposten zijn er in tegenstelling tot vroeger nu in overvloed, bijna iedere 2 km! Water, fruit, sportdrank etc. Belangrijk te weten is dat er dichtgesealde plastic zakjes met gekoelde drank worden uitgereikt. Die zakjes moet je met de tanden losscheuren en het verhaal gaat dat een man met slecht zittend gebit de zakjes niet kreeg opengescheurd en daarom volkomen gedehydreerd aan de finish kwam! De verzorgingsposten worden overal bemand door plaatselijke atletiekverenigingen, rotaryclubs, scouts en andere maatschappelijke groeperingen. Zij voelen zich trots deel uit te maken van de organisatie, adopteren als het ware een post, hebben vrijwel allemaal dezelfde clubsweater aan en zorgen er voor dat het de passanten aan niets ontbreekt.
Onderweg zijn er tal van bezienswaardigheden voor de lopers, afgezien van de toeschouwers die – af en toe groepsgewijs swingend – proberen de moed bij de lopers er in te houden. Zo rijst vanuit Durban gezien na ca. 38 km. de Wall of Honour op, een wand vol bordjes met namen van beroemde deelnemers met hun eindtijd. Maar niet alleen voor toppers is deze eeuwige roem weggelegd, tegen betaling kunnen mindere goden ook een plekje verwerven. Het ziet er echter wel naar uit dat de eremuur spoedig is volgebouwd.
Of neem Arthur’s seat, iets voorbij de Wall of Honour. Arthur Newton, die in de twintiger jaren de Comrades races domineerde, zit volgens de overlevering op die plek tijdens de Comrades een pijp te roken. Als je daar langsloopt wordt je geacht “Good Morning Mr. Newton” te zeggen (vooral niet Arthur zeggen!) en een bloem op de zetel te werpen. Newton zal er dan persoonlijk op toezien dat je een sterke tweede helft loopt. Verbaas je dus niet als de toeschouwers je vlak voor die plek een bloem aanbieden. Grijp die kans, trotseer het noodlot niet!
In de Comrades historie werkte de plaatselijke overheid aanvankelijk niet altijd van harte mee. In de zeventiger jaren nog bijv. wenste men niet dat het verkeer over een afstand van tientallen kilometers vast kwam te zitten vanwege een sportwedstrijd en werd de deelname gelimiteerd tot 1.500. Pas in 1980 werd het parcours geheel verkeersvrij!
In 1998 werd het te kleine Jan Smuts Stadium in PieterMaritzburg niet meer als finish gebruikt en werd de ruime paardenbaan, Scottsville Race Course, benut. Zo moet een enkele keer, vaak tegen de zin van de Comrades getrouwen, de traditie wijken voor de toegenomen populariteit. Toch kan niet echt van een commercieel circus worden gesproken. Ondanks de grootschaligheid doet de organisatie zijn best voorrang te geven aan een ontspannen sfeer en een feeststemming, zonder in allerlei opzichten te buigen voor de toenemende eisen van sponsors. De toekomst zal leren in hoeverre dat mogelijk zal blijven.
(Wordt vervolgd)
{b}(c) Koos Rademaker, februari 2003.{eb}