Het eerste gedeelte van de titel is eigenlijk niet juist. Het dubbele rondje, de 120, spreekt me veel meer aan. De heroïsche afstand van 120 kilometer overbruggen lijkt me een utopie waar ik alleen maar over kan dromen. Je moet tenslotte nog iets te wensen hebben in het leven, niet te snel genoegen nemen met wat je hebt bereikt, maar streven naar het voor jou hoogst haalbare, zonder grenzen te overschrijden. Daarom spreek ik diep respect uit voor de 16 deelnemers aan de 120 kilometer. Alleen al hun voorbereiding moet enorm geweest zijn. Daar komt nog bij dat als je inschrijft je zeker van jezelf moet zijn dat je deze afstand ook in 12½ uur kunt afleggen. ’s Avonds bij de pastaparty deed Tom Hendriks er heel nuchter over: “Je weet waar je aan begint, je hebt ervoor getraind en dan lukt het wel, uitgezonderd dan bijzondere omstandigheden”. Na afloop vroeg ik Jan Nabuurs hoe het ging: “Lekker, geen problemen gehad, alleen de laatste 10 kilometers waren wat zwaar”, antwoordde hij. Het was hem niet aan te zien. Vlak na de start van de 60 kilometer passeerde ik Lies Heijnen die aan haar tweede ronde begon. “Hoe gaat het Lies, je ligt lekker op schema”, zei ik. “Op het ogenblik moet ik flink afzien, maar ik ga ervoor”, was haar optimistische antwoord. Wonderbaarlijk toch die ultralopers, waar halen ze de kracht en motivatie vandaan om door te zetten als het tegen zit? Karakter, training, geen mensen van de middelmaat, met gelijkgezinden een doel nastreven, of is het jezelf teleurstellingen willen besparen! Ik kom er door eigen ondervinding nog wel achter. Wie weet heb ik me over 2 jaar ook bij de 120 ingeschreven. Ik sta nog steeds verstelt van wat mijn eigen (ouwe) lichaam nog allemaal kan.
Texel. In 98 waren mijn vrouw en ik er 14 dagen op vakantie geweest. Wat me toen opviel was de rust, geen flats, geen vierbaans autowegen, toen nog geen betaalde parkeerplaatsen, heel veel fietsparkeerplaatsen en ongelooflijk mooie natuurgebieden. Op dertien duizend inwoners ruim 120 kilometer fietspaden en 80 kilometer wandelpaden. Twee jaar geleden hoorde ik van het rondje Texel. Het fascineerde me, Texel was een van mijn mooiste vakanties. Ik ga terug maar nu in plaats van op de fiets, het rondje lopen. We besloten er een weekje vakantie aan vast te plakken, zodat de plaatsen waar ik tijdens de wedstrijd te weinig oog voor kan hebben, later nog eens kon bezoeken. De pasta maaltijd was heel goed verzorgd. De party is erg gezellig. Wat wil je ook, het kleine ultrawereldje was er zowat geheel vertegenwoordigd. De lezing van Ton Smeets had als titel: Ultramarathon, de andere helft van de atletiek. Aanvankelijk dacht ik dat zijn verhaal voor mij gesneden koek zou zijn, maar ik heb er veel van opgestoken, dat hoorde ik ook van vele anderen. Mogelijk kan Ton dit onderwerp in verkorte verzie publiceren in Marathon Plus.
Wat was ik blij op Tweede Paasdag wakker te worden terwijl de zon al volop scheen. Dat was tenminste weer waar ik vrolijk van word. Geen lange broek, geen handschoenen, dus geen kou lijden. Toch hoorde ik van eerdere deelnemers dat er op Texel wel altijd een behoorlijke wind staat, dus ik koulijder, vertrouwde het niet en deed nog een extra T shirt met lange mouwen aan om in alle omstandigheden heerlijk te kunnen zweten.
Vóór de start de wederzijdse bekenden succes wensen. Het viel mij op dat de twijfelaars gingen rekenen, ze willen 6 minuten per kilometer lopen en vragen me wat voor tijd ik in gedachte heb. “De tijd van rekensommetjes ligt achter me”, zei ik, “gewoon beginnen, kijken hoe het gaat en daaraan je tempo aanpassen”. En dan, gelukkig, we zijn weg. Achter mij loopt een damesgroepje, ze kwebbelen nog flink, hoe lang nog! “Eigenlijk is het veel te heet”, hoor ik iemand zeggen. “Vorige week liep ik nog met handschoenen aan”, zei een ander. “En wat denk je als het regent, we mogen blij zijn dat het nu niet regent”. Toch hadden ze voor de weersinvloeden een oplossing klaar: Nederland moest overkapt worden, dan waren er geen belemmeringen meer. Ik was het moderne onbehagen beu en riep quasi geïrriteerd: “Zeg meiden, vind je het normaal als je af en toe eens het dak opengooit, zodat je ervaart dat de wereld groter is dan je denkt”. “Ha, ha, ha”, was de reactie. Na even met de ultraman bij uitstek, Ben Mol te hebben samengelopen en te weten gekomen dat hij dol is op vette vis, kwam ik uit bij Jan van de Ende. Dat was op het zware stuk mulle zand na het Horsmeertje. Het kostte me behoorlijk veel energie mijn tempo vast te houden. Ik was aan het zigzaggen op zoek naar de meest egale ondergrond. Het kost kracht, maar het is afwisselend en boeit me desondanks toch door de plotselinge moeilijkheidsgraad. Jan is vorige week verkouden geworden, overwoog om niet deel te nemen, maar deed mee omdat hij 2 jaar geleden zo genoten had. Hij hoestte dan ook zo hevig, alsof hij de energie uit zijn tenen moest halen. Hij heeft een eigen website waarop hij ook verslagen publiceert. Heel leuk om daarover van gedachten te wisselen. Plotseling riep er een loper achter me: “Pas op, vliegertouw”. Ik kon nog net het touw met mijn hand tegenhouden, gewurgd worden door vriendelijk kinderspel wil ik de strandgasten niet aandoen.
Tussen de 25 en 35 kilometer heb ik echt genoten. Wat is de omgeving van De Muy en de Slufter toch mooi, wat een vergezichten. In die buurt stonden ook veel supporters en toeschouwers. Als je loopt zie je alles. Links in de duinen zit een jong stel elkaar omstandig af te zoenen. Aan de rechterkant loopt een man met flinke lange baard en ondanks de droogte van de afgelopen weken, is hij gekleed in een lange regenjas. Een oude herdershond loopt kreupel achter hem aan. Een paar meter voor mij steekt de man het fietspad over en de kreupele hond moet een tandje bijzetten, daar ik hem anders had geschept. Wat een uitslovers, zag ik de hond denken. De Lancasterdijk bracht voor velen wat verkoeling. Ik heb nog nooit problemen met de warmte gehad, dus vandaag zeker niet. Daar zorgde ook de 12 verzorgingsposten voor. Bij iedere post dronk ik een bekertje cola en twee gevuld met water. Bovendien nam ik een stuk banaan en peperkoek mee voor onderweg. Ik geloof dat ik een keer een spons gebruikt heb. Als je dan langs de dijk loopt, waar links de stille Waddenzee eindeloos schittert in heldere zonnestralen, voel je jezelf rijk. Na 45 / 50 kilometer ontspannen gelopen te hebben dringt het besef door dat je het zonder problemen gaat halen. Dat is op mijn leeftijd een prachtige gewaarwording. Met zo’n uitzicht, het stralende weer, de kracht die nog in je lichaam zit, voel ik me de gelukkigste man op aarde. Ik krijg een brok in mijn keel, kan het niet meer drooghouden, tranen van geluk bengelen over mijn wangen. Ik voel geen pijn, het is alsof ik zweef. Hoe bestaat het dat ik dit mag meemaken, dat inspanningen je zoveel vreugde bezorgen, hoelang mag ik hiervan nog genieten? Er passeert een deelnemer met fietsbegeleiding. Hij zegt dat ik er nog fris bijloopt. De zon heeft mijn tranen gedroogd, we lopen even samen. Hij moet wandelen. Ik passeer Theo de Jong, die gelukkig ook graag verslagen schrijft. Hij heeft het deze keer moeilijk. “Normaal loop jij toch altijd prachtige tijden”, spreek ik hem moed in. Niet negatief bedoeld slaat hij me op de schouders: “Jij bent een schatje”, zegt hij enigszins spottend. Soortgelijke opmerkingen hoor ik graag, ik vervolg mijn tempo. Bij de laatste verzorgingspost lijkt het alsof mijn rechter kuit in een kramp schiet. Ik rek even en het is over.
Bij 55 kilometer kom ik door in 5.31. Het gaat nog steeds goed. Ik probeer te versnellen en wil net onder de 6 uur finishen. “Hé, oranje petje, nog even gas geven”, hoor ik roepen. “De tank is bijna leeg”, roep ik terug. Op een kruising zegt me een vrijwilliger dat het nog ruim 1 kilometer is. Ik kijk op mijn horloge, 5.52. Moet te doen zijn. Helaas, ruim 1 kilometer blijken er bijna 2 te zijn. “De man met de lange adem komt binnen”, hoor ik de microfonist zeggen. Tijd: 6.01.54. Eigenlijk zijn tijden niet zo belangrijk als je zo heerlijk en ontspannen ruim binnen de limiet gefinisht bent. Toch streelde het mijn ego toen ik zojuist op UltraNed las dat ik op de 6e plaats sta in de Marathon & Ultracup.
Deze keer is me van Texel opgevallen:
• geen irritante reclameborden langs de weg
• lopend zie je nog meer van de schoonheid van het eiland
• vele vriendelijke vrijwilligers, de eilandbewoners
• ze kunnen perfect organiseren
Conclusie: over 2 jaar ben ik er weer bij.
{b}Vincent Schoenmakers{eb}