In Welden komen de echte liefhebbers van het afzien aan hun trekken

Vincent Schoenmakers schrijft over de 6 uren van Welden

Ruim twee weken geleden, op 1 augustus, reden Theo Cloosterman, Regina van Geene en ik naar Diever om er de driedaagse te lopen. Heel voorzichtig vertelden ze mij dat ze van plan waren, als ze de driedaagse goed waren doorgekomen, 14 dagen later deel te nemen aan de 24 uur van Welden. Ik viel even stil om dit te verwerken en zei toen heel verbouwereerd: ‘echt waar, weet je wel waar je aan begint, het is een dubbele 12 uur, het zal vreselijk pijn lijden worden’. ‘Dat beseffen we’, antwoordde Theo, ‘maar we willen de sfeer proeven van zo’n evenement, kijken hoever we kunnen komen’. Regina koppelde er meteen een vraag aan vast: ‘jij gaat toch ook wel mee, het zal jou gemakkelijker afgaan dan ons’. Als ze me zo strelen wordt ik zwak en zeg wel eens dingen waar ik later spijt van heb. Ik had een heel serieus excuus. Na de midzomermarathon ook weer in Diever, kreeg ik een enkelblessure die maar niet over ging. ‘Als in deze 3 dagen mijn enkelblessure niet opbreekt, zal ik erover nadenken’, beloofde ik. Mijn enkel kreeg met 3 marathons achter elkaar natuurlijk te weinig rust, dus tijdens ons verblijf aldaar, werd wel duidelijk dat ik moest afzien van deze krachtsinspanning. Ik stuurde beiden een kaart met succeswensen, waarop ik tevens vermeldde dat ze zondagmiddag 5 uur tussen de 130 en 140 km rijker zouden zijn.

Jos en ik gaan wel naar Welden maar dan voor de 6 uur. We zijn er op tijd, want we waren hoogst benieuwd naar Theo en Regina. Het zijn bijters, aan uitvallen denken ze niet. Nadat we de auto geparkeerd hebben zien we ze al aankomen. Ze hebben er ieder 100 km opzitten en hebben al die tijd samengelopen. Ze hebben het zwaar, maar gaan door, laat daar geen misverstand over bestaan. In de nacht zijn ze niet gaan slapen, maar hebben rustig doorgelopen. Rob van den Hoek was zijn kousen aan het verwisselen. Hij vertelde plotseling slaap te krijgen en heeft liefst 7 uur gepit. Die tijd had hij liever gelopen, maar slaap overmand je, zeker bij krachtsinspanningen. ‘s Nachts brandde er hier en daar een peertje, voor de rest was het een donker en leeg parcours. Dat stimuleert niet echt tot prestaties’, aldus Rob.

De controles en tijdopneming gebeurt gelukkig met champion-chips. Niets is prettiger voor de loper dan dat hij zeker weet dat zijn prestatie correct wordt weergegeven. Ze hebben in Welden een mooi systeem. Iedereen, ook degenen die een eigen chip heeft, krijgt een chip van de organisatie. Met een bandje is die gemakkelijk om de enkel te bevestigen. De eigen chip kun je laten zitten, die geeft wel een signaal, maar alleen de chip van de organisatie registreert op nummer en naam. En dat alles plus sportdrank, cola, water, belegde broodjes voor slechts 6 euro. Dus organisaties, allemaal over naar chip, er zijn dan geen problemen meer met tellen. Dat de kleedkamers en toiletten op een school waren ondergebracht was duidelijk te merken. ‘Voor de keuze van de wc hebben ze eerst jou maat genomen’, zei Gijs lachend tegen me. ‘Zelfs de tafels en stoelen hebben ze aan je aangepast’, grapte een ander. Er wordt heel wat afgelachen bij het omkleden. Wedstrijd spanningen zijn dan meteen weggeëbd. In tegenstelling tot mijn outfit van de laatste maanden heb ik vandaag een mouwtjesshirt aangedaan. Het is kil aan de start, dus blij dat we kunnen vertrekken. Er zijn 33 deelnemers. We lopen in een groepje met een man of vijf en constateren dat het parcours prettiger loopt dan in Diever. Je kunt ook eens van je afkijken, in plaats van geconcentreerd de obstakels op de paden te ontwijken. Veel te zien is er niet, wat weilanden en ook in België ontkom je er niet aan nl de uitzichtbelemmerende en landschap vervuilende maïsvelden. Op die hoogte zit ook een klimmetje. Het parcours heeft een lengte van 3215,85 meter. De eerste ronde kom ik door in 17 minuten. De eerste 3 ronden in 53 minuten. Zonder enkelproblemen moet er 60 km ruimschoots inzitten, denk ik op dat moment. Mijn gedachten waren nog niet koud of in de volgende ronde begint mijn linker enkel weer. De afgelopen weken heb ik minimaal 3 keer daags met ijs gekoeld. De laatste week ook helemaal niet gelopen. Na een paar uur wordt de pijn heviger en slaan twijfels toe. Maar als ik de 8 van de 23 overgebleven 24 uur deelnemers zie werken, met ongetwijfeld heviger pijnen dan ik, geeft dit me moed.

Er liggen er 3 aan kop, waarvan ik alleen Lucien ken. Het lijkt dat Tom en Jan even sterk zijn. Jan is in de beginfase de snelste. In de tweede helft trekt Tom goed door. Aan Jan zijn manier van lopen is te zien dat het moeilijker gaat. Op het laatst herstelt hij zich, maar niet genoeg om Tom van een ronde voorsprong af te houden. Uiteindelijk zal Lucien, wereldkampioen op de 6 uur 90 km, zag ik op zijn shirt staan, ruim de 82 km passeren. Philip Verdonck, die met William zijn vader, weer in september de Spartathlon gaan lopen, is tweede. Tom heeft zo zijn best gedaan om het geen eenzijdig Belgisch onderonsjes podium te laten worden, dat hij als derde finishte.

Je komt onderweg geen praat tekort. Gerald zit erom verlegen, het stimuleert hem om even getrokken te worden in de laatste uurtjes van de 24. Zijn broer Patrick is op zaterdag fanatiek begonnen, maar bracht het niet verder dan 13 ronden. Hij geeft zijn lichaam nog één kans zich te herstellen, want na een goede nachtrust begint hij om 11 uur aan de 6 uur. Ook dat wordt geen succes. ‘Misschien heb ik de laatste tijd toch teveel van mijn mezelf gevraagd’, zegt hij vol zelfkennis. Ik krijg gaandeweg de wedstrijd een beeld van de 24 uur lopers. Lange stukken joggen wisselen ze af met wandelen. Regina blijft hoofdzakelijk dribbelen. Theo is even uit zijn ritme. ‘Mijn benen willen niet meer vooruit’, zegt hij als ik passeer, maar hij blijft lopen. Lopers lijken soms net gewone mensen. Als het wel eens moeilijk gaat, willen ze best naar hun lichaam luisteren en het tempo aanpassen, maar dat moet niet te lang duren. Het is mooi loopweer, af en toe regent het. Voor mij geen schitterend weer, dan moet de zon beter haar best doen. Rond de 4 uur heb ik toch het marathonpunt bereikt. Het gaat steeds moeilijker, die verdomde enkel ook. De rondjes gaan in 20 en 21 minuten. Bij 18 ronden kom ik door in 5.53 u. Iemand van de organisatie zegt dat ze geen restmeters opmeten, maar dat je vóór de 6 uur aan de laatste ronde kunt beginnen, als je hem volledig aflegt. Ze maken dan een rekensommetje en weten wat je restmeters zijn. Ik ben wel zo fanatiek dat ik in normale omstandigheden de ronde was ingegaan, nu prevaleert het verstand, dat zegt dat ik mogelijk toch al te ver doorgelopen ben. Het kilometeraantal is 57,89. Gezien de omstandigheden ben ik redelijk tevreden.

Ik heb heel snel Regina en Theo gevonden en uiteraard mijn waardering uitgesproken voor hun durf en moed. ‘Je kaart heeft ons houvast gegeven, we moesten en zouden boven de 130 uitkomen’, zegt Regina serieus of ironisch, daar ben ik nog niet achter. Theo is tot 131,85 gekomen, Regina 135,07. Een grote beker voor de best geklasseerde vrouw, is een fantastische compensatie voor het schitterende lijden onderweg. Het is peanuts-lijden, ronduit gezellig voor iedere deelnemer. Een mens kan meer dan hij denkt. Wie weet!!! Als je de 2 marathons niet meetelt die ik vroeger ooit gelopen heb, is dit mijn 50e. In 2000 begonnen, wel wat laat. De 100 wil ik halen, niet in leeftijd, dat zou een kwelling zijn voor anderen, maar als aantal. Voor de 100 club doe ik mijn best. Wat die leeftijd betreft, daar dacht ik aan, toen we op de terugweg een bord tegenkwamen met de tekst: ‘Hoe hoger de snelheid, hoe lager het I Q’. Met veel fantasie kun je dit op veel onderwerpen van toepassing laten zijn, maar niet op hardlopers. Ultralopers hebben allen een bovengemiddeld I Q. Ze zijn niet snel tevreden met zichzelf. Merkwaardig? De gekwelde loper kan tegen een stootje, dat is vandaag bewezen.

{b}Vincent Schoenmakers{eb}