Edwin Lenaerts in de Tour du Mont Blanc

Belevenissen in een ultra trail.

Tour du Mont-Blanc

Eigenlijk was ik er niet voor gemaakt; 150 km klimmen en dalen met in totaal +/- 7500 hoogtemeters die moesten overwonnen en ook weer afgedaald worden. Met mijn 76 kg (+ 5 kg rugzakgewicht) en mijn beperkte lenigheid is dit, ietwat, zachtweg uitgedrukt, een gewaagde uitdaging. Dan was er ook nog een leemte aan ervaring in verband met berglopen. Ik trainde wel een paar maal in onze Ardennen en de laatste weken deed ik wat op-en-afs op de mijnterrils van Waterschei, maar dit was nog iets heel anders dan 10 cols op en af lopen. Ik vertrok dan ook, samen met mijn broer als begeleider-(goede?)raadgever, met beperkte ambities, nl. bezig blijven totdat het schip strandt en dan liefst – maar niet noodzakelijk – in de starthaven.

Op de pastaparty – met 3-gangen en wijn – wordt nog veel gelachen en gepronostikeerd over wat komen gaat. Ik blijf zeer voorzichtig en geloof niet dat van de 740 ingeschrevenen er 200 de tour zullen vervolledigen. Ik beschouw mezelf als een grensgeval. Ik hou het bij één glaasje rode wijn en leg me tegen 21.30 u te rusten, nadat ik mijn rugzak en alle benodigdheden voor morgen startensklaar heb gemaakt. Het heeft de voorbije 24 h voor +/- 80 % non-stop geregend, maar de voorspellingen zijn lichtjes beter. Toch worden hier en daar nog regen, wind en winterse temperaturen verwacht. Ook ’s nachts worden we nog eens uit onze slaap geregend. Dus regenkledij en reserve warme kleren zouden zeker geen overbodige luxe zijn.

Een zestal uren en een mager ontbijtje later begeef ik me met mijn reservetas, die in 2 grote bevoorradingsposten kan aangesproken worden, richting Chamonix, al waar er zo midden in de nacht al heel wat leven is. Het pleintje en het casino is fel verlicht en de microman van dienst doet al goed zijn best. De klok tikt genadeloos weg en om stipt 4.00 h zijn we weg, nadat we alle bekende gezichten veel moed en opoffering toegewenst hebben. Volgens planning is het stuk tot aan de eerste bevoorrading relatief vlak, maar toch draaien we na een paar km een mistig bospad – langs de rivier de Arve – in, waar het lopen overgaat in snelwandelen. Hoewel iedereen voorzien is van een lamp, blijft het goed opletten waar de voeten geplaatst worden, want verraderlijke boomwortels en hoekige keien zouden dit avontuur abrupt kunnen afbreken. Na 8 km kom ik bij de eerste post, Les Houches, in precies 48′. Ik vul mijn drinkbus bij met cola/water en nuttig er enkele smakelijke abrikozen. De eerste serieuze hindernis komt eraan: de Col de Voza op 1653 m. De gemiddelde stijging bedraagt 14 % over 4,7 km. Boven wacht de volgende bevoorrading.
De dageraad komt de afdaling iets vergemakkelijken. Mijn spijsvertering ligt wat in de knoop en ik zoek even dekking. Toch blijf ik voorlopig de koolhydraten goed aanvullen bij elke bevoorradingspost, kwestie van wat buffer te hebben voor als het echt nodig is. De Croix du Bonhomme (2479 m) doet me een eerste maal naar adem happen. Vanaf +/- 2000 m hoogte voel ik me slapper. De passen zijn moeizamer en het vlotte initiële staptempo verandert in een slome langgerekte klimpas. De gure wind komt alles nog wat onaangenamer maken. Ik moet weer ontlasten en maak van de gelegenheid gebruik om mijn goretex-regenjas aan te trekken. Effen doordoen en we kunnen terug zakken. Ook dit loopt niet over rozen maar over zompige, ongelijke, glibberige paden met minieme houvast. Het evenwichtsgevoel wordt serieus op de proef gesteld.
Via les Chapieux geraken we beneden, maar we mogen dadelijk terug naar 2500 m, namelijk Col de Seigne over een 10-tal grote haarspeldbochten, gevolgd door een steile klimpartij over rotsen, waar mijn broer Luc zich even mee uitleeft. Via enkele alpenweiden en wat wind in de rug halen we de top en kunnen weer zakken. In het begin doet het landschap wat ‘maans’ aan en verder passeren we een koeienkudde. Eén rund stond dwars over het pad en in plaats van te ‘moven’ krijgt mijn voorganger een por in de ribben, gelukkig zonder veel erg. Ik kan ternauwernood een blitsaanval ontwijken. Ik loop Italië binnen via Lac Combat. Hier schijnt de zon terug. Ik ben bijna 8 h bezig en bevind me in vogelvlucht op 10 km van de startplaats. Ik val de laatste helling over +/- 450 m hoogteverschil voor de eerste grote stop aan. De daaropvolgende afdaling gebiedt ons meer dan 1200 m te dalen over 10 km. De eerste spreekwoordelijke lijken vallen uit de kast. Hier en daar zie ik medestrijders stretchen en trekkebenen. Een enkeling probeert achteruit vooruit te gaan. Bijna beneden voel ik mijn
quadricepsen ook opspelen. “Ik moet dimmen of dat blijft niet duren” prent ik mezelf in. Ik doe behouden voort en verschillende lopers schieten mij voorbij.
Courmayeur, basisstation 1: Luc is verrast dat ik er al ben! Ik laat nu mijn reservetas overhandigen. Ik test het toilet nog eens en inspecteer mijn voeten, maar meer dan een paar droge sokken hebben ze niet nodig. Ik eet nog een bordje pasta met kaas en een half uurtje na aankomst wandelt Luc met me mee het stadje uit. Als ik weer alleen ben, moet er alweer iets uit. Ik besluit een tijdje van de drank te leven en pas terug te eten als er honger is. Dit lijkt in orde te komen. Aanvankelijk wandel ik langs een tamelijk drukke weg omhoog, Courmayeur uit. Het enige plezante vermaak dat ons hier rest, zijn de wild kolkende bergriviertjes die regelmatig onder ons doorruisen. Na een doorsteek door een bosje volgen we een tijdlang een klimmend paadje langs de rivier ‘le Doire’. Mijn energievoorraad is van die orde dat ik meestal kan lopen en nu en dan iemand kan passeren.
Vanaf Lavachery naar Refuge Elena wordt de klim echt steiler en het laatste stuk naar Grand Col Ferret (2537 m) is gemeen steil en ik hoor mijn longen ongezond piepen als ik op de top Zwitserland binnenval. De afdaling kan ik nog met beperkt daglicht beginnen, maar spoedig komt de duisternis de zaak bemoeilijken. Als even later de motregen zijn intrede doet, belooft het nog plezant te worden. Na Cretêt de Letemarie komt de eerste mentale test met een afdaling via een zeer steil bospad en dito weide waar afwisselend, gevallen, gegleden en gevloekt wordt. Zo moeten ze geen tweede keer afkomen of ik kap er mee!
Wat verder een bevoorrading bij La Fauly, waar we, binnen in een klein warm vertrekje met een viertal lopers, elkaar bekijken met een blik van: “Is hier nog iemand normaal?” Ik probeer een warm bouillonsoepke en dat bekomt we wonderwel. Even later vertrek ik samen met een Fransman die het wel weet. Dit is gekkenwerk; bij de volgende stop is het genoeg geweest. Ik zeg dat ik stop als de benen op zijn. We dalen samen af door een zeer mistig, druilerig bos. Het zicht bedraagt hier 2 tot 3 meter. Overal lijken er muren. De hoofdlamp recht naar beneden en stap voor stap de weg zoeken is de enige oplossing. Als we op een bepaald moment meer dan 500 m geen merktekens, daar waar de rest van het parcours perfect afgepijld was, meer zien, zeg ik dat we verkeerd lopen. De Fransman roept enkele keren iets, maar ik probeer mijn weg in het mistig bos terug te zoeken. Ik voel me klein duimpje in een groot woud! Op een grote berg stenen na, zie ik niets meer. Als dit nog maar goed komt! Ik denk al aan mijn fluit om noodsignalen uit te zenden. Wat later kom ik een pijl tegen die me terugstuurt. Zou die Fransman dan toch gelijk hebben? Weer strompel ik dezelfde weg af en inderdaad ik kom, heel wat verder terug, een wegwijzer tegen. Het doet deugd als ik weer op de bewoonde wereld kom en wat mensen zie die me al aanmoedigend de weg wijzen.
De routebeschrijving kondigde ook nog een gevaarlijke passage langs een 70 cm brede richel over 20 m lengte langs een diep ravijn aan. Maar enkel de ketting aan de binnenkant tegen de rotsen deed vermoeden dat hier gevaar was. De mist en miezerige regen beletten dat er angst kan zijn.
Wat verder kan ik weer een stukje lopen totdat een steile asfaltweg het begin van de klim naar Champex-Lac inleidt. Op papier ‘slechts’ 400 hoogtemeters maar in deze omstandigheden echt loodzwaar. De ongelijke weg laat niet toe een tempo te ontwikkelen om de lichaamstemperatuur op peil te krijgen. De regen en mist bevorderen bovendien het koudegevoel. De slotkilometers voor de bevoorrading bij Chapex-Lac zijn koud en kil en ik vraag me af of doorgaan wel zinvol en/of verantwoord is. Het gevaar op een serieuze valpartij is op dit parcours in deze omstandigheden redelijk reëel. De weersomstandigheden en het nog te overbruggen traject samen, maken de nabije toekomst niet echt rooskleurig. Mijn broer maakt zich ondertussen dezelfde bedenkingen en is bezig een speech voor te bereiden om mij op redelijke gedachten te brengen.

In basiscentrum 2 zijn nog maar een dertigtal lopers terug vertrokken om de tour rond te maken. Ik maak het mij gemakkelijk en verwissel van kledij van boven tot onder met een paar extra lagen als bonus. Een warm bouillonneke, nog wat pasta met kaas en saus en drie kwartier later ben ik weer vastberaden. Ik heb tijd genoeg en mijn benen zijn nog veel te goed om te stoppen. Toch vraagt men mij nog of ik zeker ben want de hel ligt nog te wachten. Ik laat mij echt niet tegenhouden. Ik trek mijn poncho aan en schreeuw mijn broer uit zijn slaap om hem het goede nieuws mede te delen. Hij is, nog half in slaap, niet in staat om veel zinnigs uit te brengen. Er wordt mij nageroepen nog even te wachten want er komt iemand met me mee. Het blijkt Josep-Alana (“José” voor de vrienden) te zijn, een Spanjaard uit Barcelona die de rest van de tocht mijn metgezel zal zijn. De eerste 10 km zeker geen overbodige luxe.
Na een korte afdaling constateren we wat die hel, waarvoor we gewaarschuwd waren, nu wel betekende. Rotsblokken van alle formaten versperden ons de weg, of dat veronderstelden we tenminste. Eigenlijk moesten wij de weg naar boven zoeken, al balancerend van rotsblok tot rotsblok, dan weer slingerend naar links, dan weer omhoog, oneindig lang zo leek het. Ter afkoeling mochten we een drietal keren ons leven wagen bij het overschrijden van een bergriviertje, dat wild ons pad doorkruiste. Een rood-wit lint was onze gids en een alternatief was er niet. Wij waren blij dat we elkaar hadden om een iets veiliger gevoel te hebben, maar toch was elke oversteek een hachelijke onderneming, waarbij we even konden glimlachen als we de overkant weer bereikt hadden.
Op deze manier moeten we 700 m overwinnen wanneer we in Fermes de Bovine op 2000 m hoogte gerust gesteld worden dat het ergste achter de rug is. In deze gezellige schuur doen enkele vrijwilligers hun uiterste best om ons gemoed wat op te krikken. De warmte van de knetterende open haard en een warm soepke helpen hierbij. Dan worden we terug naar buiten de striemende wind en regen in gestuurd. Het koudegevoel moet hier rond het vriespunt liggen.
We zijn 24 h bezig als we even later de echte top van de Collet Portalo bereiken op 2049 m. Ik daal heel behoedzaam af richting Trient (800 m lager) en José wacht regelmatig op mij wat ik wel apprecieer. Er flitst nog een Fransman voorbij en wat later bevinden we ons op een modderflank, waar we naar beneden moeten zigzaggen. Plezant is het hier ook niet, want verschillende malen schieten de voeten onder mijn vermoeid lijf uit, waarna ik weer enkele meters verder schuif. Ik ben blij als ik even verder een politieagent met een salami zie zwaaien, om onze passage te melden en ons de weg over te loodsen.
Even verder bereiken we Trient in alweer een gezellig warme locatie waar we als dappere krijgers onthaald worden. Mijn pillichten zijn ondertussen gedoofd maar ik krijg spontaan nieuwe batterijen om mijn tocht te kunnen verder zetten. Nog wat soep en chocolade en hup de laatste maal op naar een serieuze col. 2040 m bedraagt het ‘Point Haut’ naar Catogne en de klim is aanvankelijk regelmatig. In een traag regelmatig tempo overwinnen we haarspeldbocht na haarspeldbocht na haarspeldbocht na …
Bij les Tseppes regenen we even binnen bij een warm hutje, waar het weer al gezellig is en waar het weeral pijnlijk is om te moeten vertrekken. Het is wel weer wat meer dag aan het worden en nadat de top overwonnen is, is de afdaling ook redelijk doenbaar. Het paadje loopt samen met ons geleidelijk naar beneden tot Vallorcine waar Luc ons tegemoet komt. Hij brabbelt wat over een voorloper, maar ‘What the hell’ maakt het uit; voorlopen, achterlopen of medelopen, als we maar goed bezig zijn.
In Vallorcine maken ze ons wijs dat er nog maar één klimmetje van amper 400 hoogtemeters wacht en dat de rest bergaf is. Het klimmetje van 400 m loopt geleidelijk omhoog en in een snelwandelpas wordt hij zonder veel problemen bedwongen. Wat volgt valt echter, vooral mentaal, serieus tegen. De bergaf die aangekondigd is, is in werkelijkheid bezaaid met verschillende steile beklimmingen, telkens gevolgd door nog een steilere afdaling. De zin om tempo te maken vergaat ons omdat er aan ons lijden geen einde lijkt te komen. Een uurtje later hoor ik water van de Arve, die door Chamonix stroomt. Ik probeer José terug aan de gang te krijgen maar hij zit nog iets dieper dan mij.

Pas als Luc de laatste km aankondigt, lukt het de laatste hectometers te vervolmaken in een aanvaardbaar tempo tussen argeloze winkelende mensen, die niet weten welke hel wij de laatste 31 uren en een half doorgemaakt hebben.
Pas de laatste meters staan een honderdtal supporters ons op te wachten en mogen we, onder luid applaus, samen hand in hand, onder de aankomstboog doorlopen. We vallen in elkaars armen en zijn tevreden dat we dit avontuur goed volbracht hebben.
Wij eindigen op plaats 29 en 30 en uiteindelijk zijn er 67 lopers van de 740 ingeschrevenen die de Tour du Mont Blanc daadwerkelijk voltooien.
Tom Hendriks houdt de Nederlandse eer hoog door de wedstrijd uit te lopen in goed 37 uren.
Van de 13 ingeschreven Belgen haalt niemand anders de eindstreep.

Edwin Lenaerts

PS : De volledige (voorlopige) uitslag kan bekeken worden op de site van de organisatie http://live.ultratrailmb.com/classement.php