VIERDE WINTERMARATHON IN DIEVER: NAT EN ZWAAR, MAAR OOK MOOI
Voor een verslag over de 4de wintermarathon ben ik even in het ULTRANED-archief gedoken en heb de verslagen van Patrick Kloek, Vincent Schoenmakers en mijzelf over de marathondriedaagse erbij gepakt. Het gaat dan over zonovergoten dagen met bloedheet weer, over droog, los mul zand, over smalle paadjes en over maximaal 40 lopers.
Hoe anders was dat afgelopen zondag. Over de temperatuur eigenlijk niets dan goeds, het was ongeveer 10 graden, dus wat dat betreft zeer lekker loopweer. Dat mulle zand op de open plekken in het bos was er nog steeds. Maar, door alle regen was het nu een soort van plakcement geworden. En die smalle paadjes, ja die zijn er ook nog steeds, maar ze zagen er toch wel wat anders uit, zoals alles er anders uitzag. Van sommige paadjes restte niet meer dan een smalle, glibberige evenwichtsbalk tussen de plassen. En wat die 40 lopers betreft, nog nooit waren er in Dieverbrug zoveel deelnemers als nu: 153 lopers waaronder 61 voor de marathon waarvan er uiteindelijk maar 48 zouden finishen. Toen ik rond tienen bij het Wildrijck aankwam was het een drukte van jewelste. Ik zat er verbaasd naar te kijken. Ik had vandaag met al die regen slechts een handjevol ‘diehards’ verwacht, maar de rij met inschrijvers stond op een gegeven moment tot aan de deur. Later bleek dat te gaan om een grote groep mensen die slechts één of twee rondjes zouden meelopen. Omdat ik vooringeschreven had meende ik, trouwens net als Henk Harenberg, een beetje een bevoorrechte positie te hebben. We zijn direct naar het inschrijftafeltje gegaan, hebben betaald en ons nummer meegenomen. Prima geregeld.
Daarna even koffie drinken met Vincent, Janneke, Jos en Theo, omkleden en binnen blijven wachten tot vlak voor de start. En het was dringen bij de start, al die lopers wilden maar al te graag gaan lopen. Lopen in de regen is niet altijd prettig, maar in de regen wachten tot je mag gaan is helemaal niet leuk. Na de start een kort stukje verharde weg en dan het bos in. Op de weg stonden al plassen, maar door de vele regen waren grote delen van het ruim vijf kilometer lange parcours doorweekt. Op heel veel plaatsen stonden grote plassen, sommige duidelijk te zien, andere half bedekt met bladeren. Overal nat zand en modder. De natte bladeren maakten de smalle paadjes nog glibberiger. En de gestaag neervallende regen maakte van het bos een geheimzinnige plaats, met geluiden van soppende, wegglijdende schoenen, in plassen spetterende voeten, soms binnensmondse verwensingen. Met name tussen de eerste en de vierde km was het een modder- en waterballet.
Na de start wilde ik snel naar voren om de meute voor te blijven en nog van de harde randjes, die er die eerste ronde nog waren, te kunnen profiteren. In die eerste ronde werd er nog gelachen om al het water en werden er grapjes gemaakt als: hé, niet zo spetteren, ik wordt helemaal nat”.
Maar na dat eerste rondje kwamen er nog zeven. En die zeven lieten hun sporen na, bij de lopers, maar zeer zeker ook op het parcours. Door al die voeten werden de smalle randjes ‘harde’ (lees: niet zo zachte) grond langs plassen steeds smaller, totdat ze verdwenen, werden de mulle stukken steeds moeilijker begaanbaar en werden de weinige heuveltjes aan het eind toch weer steeds steiler en langer. Door al het geploeter ben ik lekker warm geworden waardoor mijn beregende bril steeds weer beslaat. Zonder bril zie ik niet al te best, maar met deze beregende en beslagen glazen zie ik nog veel minder. Bij het begin van de derde ronde geef ik hem bij de zoals gebruikelijk weer goed voorziene verzorgingspost aan Karin Steyger. (Na de wedstrijd krijg ik hem schoongemaakt weer terug!). Zonder bril kan ik niet vooruit kijken om de ideale lijn te bepalen. Dat laat ik dan maar aan Herman Heuverman over. Ik volg hem trouw, op zo’n twee tot drie meter, vrijwel steeds strak naar de grond kijkend om boomwortels en kuilen te ontwijken. Gaat Herman links om de plas, dan ik ook, gaat Herman rechtsom, dan doe ik dat ook. Soms merk ik zijn keuze te laat en dan ga ik rechtdoor, dwars door de plas, maar op natte voeten let ik allang niet meer.
De lopers voor één of twee rondjes hebben ook een schare toeschouwers meegenomen die, allen gehuld in gelige regenjassen, tegen de lopers in hun rondje lopen en ons onderwijl luidruchtig aanmoedigen. Steeds loopt dezelfde vrouw voorop die continu “zet em op” roept. Ik denk dat er zelden zoveel lawaai in het bos is geweest. Het blijft ondertussen gestaag regen, eerst zachtjes en dan hard. Bij enkele bomen langs het pad zie ik onderaan de stam zelfs schuimvorming optreden van het langs de stam neergutsende water.
Meeleven van de toeschouwers is ons deel: “Ach, moet je die arme mannen nou toch een zien”, “tjonge tjonge, wat een ellende voor die lopers”. Maar ook andere opmerkingen hoorde ik :” Wat een gekken”, je moet echt wel gek zijn”. En, misschien zijn we dat ook wel. Ik heb in vier uur 360 km gereden om bijna vier uur in de regen te lopen. Waarom? Ik heb de weersverwachting gezien en wist dat ik tot op mijn huid nat zou worden. Toch wilde ik bijna niets liever dan te lopen in Diever. Gek, maar ik weet eigenlijk niet waarom. Het is geen prestatiedrang, daarvoor loop ik te langzaam, de gezelligheid rond de wedstrijd is echt heel leuk, maar niet doorslaggevend. Het lopen, daar gaat het om. Ik heb wel eens geschreven dat je dan lekker weg kunt dromen. Nou, dat kon vandaag echt niet. Dat is het dus ook niet. Dan dus toch gewoon het lopen op zich. Het fysieke, het bewegen. Voeten vooruit, gestage beweging, licht zwaaien met de armen, neerkomen, afzetten, doorgaan en dat in een eindeloze cadans.
Ondertussen houden we er een aardig tempo in van 27-28 min. per vijf km. Het aantal deelnemers wordt minder. Veel marathonlopers stappen na 20 of 30 km uit, zodat we de laatste ronden ruimte genoeg hebben. Na enkele zware plensbuien in rondje vier en vijf wordt het in ronde zes zelfs droog. Heel even lijkt het dat ook het parcours opdroogt. Ik zeg dat ook tegen Herman, maar gelijk duiken we alweer een zeer nat deel in. Bij de drinkpost nemen we wat cola en gaan weer verder, de laatste ronde in. Het gaat me nog steeds makkelijk af, zelfs zo makkelijk dat ik al snel de kop over neem en om het tempo vast te houden. Het gevolg is dat ik regelmatig in bagger en plassen terecht kom, maar schoon was ik toch al niet meer. Dan bereiken we het verharde fietspad. Ik zet nog even aan om in de buurt van het bungalowpark de leiding weer over te doen aan Herman. Hij heeft mij de hele marathon geleid en voorop gelopen en zo komen we ook door de finish. De tijd, ach, wat zegt een tijd als je samen door de bagger, de plassen en het zware zand bent gegaan. We zijn tevreden, hebben een mooie race gelopen, weinig woorden gesproken, maar het erg naar onze zin gehad.
THEO DE JONG
viridis@planet.nl