Voorwoord van Martien Baars. Onder de Nederlandse sportverslaggevers is Rolf Bos van de Volkskrant een uitgesproken ultraliefhebber. Althans, iemand die met gevoel en verstand over het ultralopen schrijft. Al sinds 1996, al is het gemiddeld maar één keer per jaar. Onze niet-commerciële website UltraNed heeft van hem toestemming gekregen om zijn ‘ultraklassiekers’ opnieuw te mogen publiceren. En zo zien we, als we Rolf Bos herlezen, die recente ultrajaren weer herleven. De redactie heeft gemeend zijn artikelen apart te bundelen onder de kalenderdatum ’30 december 2004 VK klassiekers (Rolf Bos)’. Zijn eerste (JKM 1996) en zijn laatste (Texel 2003) artikel over ultralopen zijn al eerder op UN verschenen, net als een terugblik op de ultra-carrière van Dirk Westerduin (een openhartig portret in het Volkskrant Magazine, december 2001). Dus dat drietal artikelen staat hieronderaan al in de links. Om de paar maanden publiceren we dan een volgend verhaal uit Rolf’s oeuvre. Met nu eerst een prachtig artikel over de MillenniumRun 1999/2000. Eigenlijk een spraakwaterval van winnaar Paul Beckers, Rolf hoefde alleen maar zijn monoloog te noteren.
{i}de Volkskrant van 03-01-2000, pagina 15, Sport{ei}
{b}De weg kwijt bij een zwarte sloot{eb}
{i}Van onze verslaggever Rolf Bos{ei}
AMERSFOORT
Veertien ultralopers startten op oudejaarsdag om 12 uur ’s middags in Amersfoort op de Dutch Millennium Run. Acht van hen liepen de 200 kilometer lange wedstrijd uit. De Belg Paul Beckers (37) was na ruim 18 uur lopen via Amsterdam, Hoorn, Lelystad en Harderwijk op 1 januari als eerste weer terug in Amersfoort.
‘Plezant, zo’n 200 kilometer lange hardloopwedstrijd? Ach, u moet weten, ik doe het graag. Een gewone marathon is niks voor mij; dan ben ik bij de finish nog nauwelijks op gang gekomen. Natuurlijk heb ik ze wel gelopen, maar sneller dan 2.33 uur kan ik niet op die 42 kilometer. Kan ik wel erg op snelheid gaan trainen, maar dan loop ik hoogstens tien minuutjes rapper. En dan ben je nog steeds geen Vincent Rousseau, niet?’
‘Ik had al vroeg van deze Millennium Run gehoord, maar geen haar op m’n hoofd die eraan dacht om mee te doen. Met nieuwjaar, dan ben je bij de vrouw en de kinderen, zoals het hoort. Maar begin december belde een vriend op. Hij had op Internet gelezen dat de winnaar hier 3000 gulden kon verdienen, plus een kledingpakket van 1600 gulden.’
‘Kijk, toen werd het plots toch wel interessant. Ik had goede benen, en zou hier zeker voor die eerste prijs gaan lopen. Daar hebt ge dus wel wat ruzie met de vrouw voor over. Ze had het nog steeds niet graag, maar heeft toch haar zegen gegeven. Ik ben natuurlijk ook een doordrijver.’
‘Het was een zware race. Ik ben rustig gestart, met twaalf kilometer per uur. Edward de Ruiter, die Hollander, ging veel rapper weg, maar die is nog jong. Die weet niet hoe hij zo’n afstand moet indelen; die vloog er echt in. Na tien kilometer, bij het paleis van uw oude koningin, lag hij al ver voor. Te ver. Hij liep veel te hard van stapel. Na vijf uur is hij uit de race gestapt.’
‘Ik liep daarna op kop met uw landgenoot Wim Epskamp, een hele goeie, en de Rus Anatoli Lapunti, die ik minder goed kende. Ik dacht, halverwege schud ik er aan, en dan loop ik weg. Dat is meestal mijn kracht. U moet weten, ik heb al driehonderdmaal een honderd-kilometerwedstrijd gelopen.’
‘Het gebeurde echter al na 85 kilometer. Ik moest even uit de broek, maar daarna was ik zo weer bij Epskamp, die last van zijn maag had. Lapunti had een kleine voorsprong, maar ook hem haalde ik snel in. Daarna heb ik alleen gelopen.’
‘De eeuwwisseling heb ik vlak voor Lelystad gevierd. Ik liep toen nog op de dijk, vandaar zag ik al dat vuurwerk de lucht ingaan. Dat was indrukwekkend, een hele stad in feeststemming, en dat alleen maar voor mij… In België kennen we niet zo veel vuurwerk op oudejaarsavond. Jaja, wij maken het, maar we verkopen het vervolgens aan u.’
‘Meestal had ik als koploper een fietser bij me die de kaart las. Vlak voor Harderwijk, na 170 kilometer lopen, was ik die echter even kwijt; een oog zat toen ook helemaal dicht. Toen waren er plots wel erg veel wegen waar je in kon. Een zwarte sloot zag ik ook voor een fietspad aan.’
‘Op dat moment ben ik een beetje gaan paniekeren, heb ik tien minuten stilgestaan. Ben ik met mijn armen gaan zwaaien en heb ik geprobeerd auto’s te stoppen. Maar die reden natuurlijk allemaal door. Wie stopt er nou voor een zwaaiende dwaas, in het midden van oudejaarsnacht? Daar krijg je toch wat schrik van. Uiteindelijk is er een mijnheer gestopt die de juiste weg heeft gewezen.’
‘Ik ben niet de enige die verdwaald is. Rut Zoutman, die vierde werd, vertelde me net dat hij soms door de polder liep te gillen van blijdschap als hij de juiste weg weer had gevonden. En twee Russen zijn gewoon de snelweg opgelopen, die zagen ‘A 28 – Amersfoort’ op de verkeersborden staan. Weten zij veel, ze kennen daar bij hun geen fiets- en wandelpaden.’
‘Vorige week maandag was ik nog zwaar ziek. ’s Ochtends woog ik 56,2 kilo, ’s avonds nog maar 53 kilo. Ik had de hele dag overgegeven, diarree gehad. Dinsdag had ik hele slappe benen, de dokter dacht dat het een salmonella was geweest.’
‘Woensdag werd ik na drie kilometer lopen al duizelig, donderdag was echter alles weer in orde. En vandaag loop ik tweehonderd kilometer hard, en het ging vrij gemakkelijk. Al ben ik natuurlijk wel met een bang hartje gestart, je weet maar nooit.’
‘Om de 25 kilometer at ik een banaan, om de vier kilometer slurpte ik zo’n squeezy leeg. Verder dronk ik onderweg water en cola. Er waren bij de verzorgingsposten ook appelflappen en oliebollen. In Durgerdam renden we dwars door een feesttent, kregen we pils aangeboden. Heb ik afgeslagen; het was nog te vroeg in de race. Grapje, ik drink natuurlijk niet.’
‘Ik heb slechts één foutje gemaakt. De schoenen die ik droeg waren te nieuw. Ik had er nooit meer dan vijftig kilometer op gelopen. Na 140 kilometer heb ik dus andere, oudere schoenen aangetrokken; daarna ging het beter. Ik ben niet van kleren gewisseld. Dat was niet nodig. De weersomstandigheden waren vannacht prima. Je moet er echter niet aan denken dat het stormt en regent op die dijk tussen Enkhuizen en Lelystad; dan krijg je het heel zwaar.’
‘Ik werk als isolatiebewerker. Ik loop vanaf mijn woonplaats Oostmalle in Vlaanderen elke dag vijftien kilometer naar mijn werk. ’s Avonds ren ik weer terug. Ben ik thuis, heb ik getraind én gewerkt. Mooie combinatie, toch? Ik train tot zo’n 250 kilometer per week, niet alleen hardlopend, ook snelwandelend.’
‘Ik heb redelijk wat succes. Ik werd in 1992 al eens tweede op de Spartathlon in Griekenland. Ook heb ik sinds vorig jaar het wereldrecord op de 48 uur op de weg in handen. Ik legde toen in Keulen 410 kilometer af. Dat was sneller dan Yiannis Kouros, de grootste van onze sport.’
‘De laatste drie maanden gaat het goed. Nu win ik hier, vorige maand won ik de lange bergcross Olne-Spa-Olne. En de maand daarvoor zegevierde ik op de tweehonderd kilometer van Bombay. India? Nee, excuus, da’s Blombay, België.’
{i}Copyright: de Volkskrant{ei}