Le Trail du Pays Dogon, een onvergetelijke ervaring

Edwin Lenaerts doet verslag van 160km met gescheurde enkelband.

“Waarom u gaan afpeigeren bij 40° C in een land waar niets is?” Die vraag is me vele malen gesteld. De uitdaging was ook voor mij niet voor de hand liggend. Alhoewel ik er geen schrik van had, was er toch de bezorgdheid over het behouden van een goede gezondheid. De hitte, met mogelijke uitdrogingsverschijnselen en de onhygiënische omstandigheden waarin ginds geleefd wordt, konden het plezier vlug vergallen. Bovendien werd ik 8 dagen voor de afreis geconfronteerd met een gescheurde enkelband waardoor 160 km lopen in deze toestand onverantwoord en wellicht ook onmogelijk zou worden. Toch wou ik zien hoe ver ik kon gaan in deze nieuwe zoektocht naar extreme grenzen, naar geluk en naar competitie. Bovendien intrigeerde me de ontdekking van een andere manier van leven en overleven, samen met de mystiek die er rond hangt.
Het engagement, dat ik aanging om geld te zoeken om een volk te steunen dat het zeer moeilijk heeft ondanks hard werken, versterkte het gevoel dat ik dit zeker moest doen. De zoektocht naar sponsors en de sponsorloop die ik organiseerde, leverde € 2.515,- en veel steunende reacties op. Hieronder het relaas van de 7 dagen die ik er beleefde…

{u}{b}Zondag 14 maart 2004{eu}{eb}

Als de bagage gepakt is, wip ik in de voormiddag nog bij de kinesist binnen om een stevige tape rond mijn geteisterde enkel te leggen. Daarna de laatste uitgebreide middag voor de komende 8 dagen en om 13.51 u. zit ik op de trein richting Brussel, waar ik een kleine 2 uur later de Thalys naar Parijs neem. Om 20.00 u. is er afspraak in de luchthaven Charles de Gaulle. Iedereen probeert de voorraadtank maximaal te vullen met sandwich, boterham of koekjes want de volgende dagen gaat het heel wat minder zijn.

{u}{b}Maandag 15 maart 2004{eu}{eb}

Na een vermoeiende nachtvlucht landen we om 07.40 u. plaatselijke tijd op de kleine luchthaven van Mopti. Niet alleen de temperatuur is hier anders; in de ochtend is het zo’n 25° C, ook het dorre rood-bruine landschap en de ‘vreemd’ geklede mensen bevestigen dat het hier een andere wereld is.
Onze bagage gaat op 2 jeeps waarmee we zo’n 70 km verder naar onze startplaats vervoerd worden.
In “Hotel Togona” worden we met luide geweerschoten en een wild dansende menigte ontvangen. Na de middag worden we verrast op een smakelijk middagmaal. De worm, die de geoliede salade probeerde te ontglippen, namen we er maar met de glimlach bij.
Bij onze verkenning van Bandiagara, onze startplaats waar zo’n 11.000 zielen wonen, stoot ik op een ‘medicijnman’ die mijn voet wilde genezen met kruiden en plaatselijke rituelen. Hij had slechts 3 dagen nodig. Als ik zijn kaartje meekrijg, blijkt dat de goede man ook nog toeristengids en antiquair is. Toch probeer ik het in ieder geval op mijn manier. Ik hou het maar bij de goede zorgen van voor mijn vertrek van dr. Paul Houben en kinesist Johan Vranken.
Terug in ‘ons kamp’ is er de verplichte medische en technische controle. De medische controle passeer ik “onder voorbehoud” en de technische controle is ok. Mes, kompas, spiegel, overlevingsdeken, fluitje, zonnepet, zaklamp met reservebatterijen, slaapzak en de minimaal 7.500 kcal waren thuis zorgvuldig bij elkaar gezocht. Honger wilde ik vooralsnog niet te veel lijden; dus nam ik zo’n 13.000 kcal (+/- 4 kg) aan eten mee voor de 5-daagse looptocht. Mijn totaal rugzakgewicht bedraagt zo’n 10 kg inclusief 1,5 l water voorraad.
De organisatie bezorgde ons bovendien iedere dag 6 liter water tijdens en na de wedstrijd en een gezamenlijk avondmaal in de dorpjes waar we telkens overnachtten.

{u}{b}Dinsdag 16 maart 2004{eu}{eb}

De eigenlijke wedstrijd is gisteren gestart na de technische controle. We, er zijn uiteindelijk 17 lopers waaronder 2 Malinezen, hebben 3 l water gekregen om de avond mee rond te komen en om ons ontbijt te voltooien. Wie niet te gulzig is geweest, zou nog zo’n 1,5 l moeten overhouden voor de eerste 10 km van de echte wedstrijd.
De nacht op de grond in een tent is hard en kort. De temperatuur zakt tot zo’n 20° C en vanaf 4 u. ’s morgens lossen ezels en hanen elkaar af om maar iedereen op tijd aan de start te krijgen. Als de ochtend gloort, rond 6 u., begint men her en der een vuurtje te stoken om de noodzakelijke koffie of soep te kunnen nuttigen. Ik hou het bij wat droge ontbijtgranen (300 kcal) en wat amandelnoten met rozijnen. Mijn drinkbussen vul ik met 3-action sportdrank en rehydratatiezout.
Om 08.15 u. worden we op weg geschoten met een kalasjnikov-geweer, type ’14-’18 inclusief 20 cm steekvlam. Ik vertrek van achteren, nog licht trekke-benend want de tape is nog geen ‘sneller’ werk gewoon. Snel is veel gezegd want de weg, richting een uitgedroogde rivierbedding die we moeten doorlopen, is zeer ongelijk en ik wil toch zover mogelijk geraken. Dus strompel ik achter de bende aan waarbij ik tijd maak voor af en toe een foto. Toch heb ik na zo’n 4 km, op het einde van de rivierbedding, 1 loper ingehaald. Ik voel me te goed om zo heel achteraan te lopen en mijn voet doet niet echt pijn. In Bandiagara lopen we over rood-bruine stoffige zand/kiezelwegen. Ik voel me beter en beter worden en na 10 km bij de eerste bevoorrading loop ik al in 4de positie. Het dorre landschap verandert even en we passeren enkele groen-blauwe ajuinvelden waar jongens en meisjes voortdurend emmers water dragen. Vanaf km 20 wordt het zwaarder. De temperatuur kent geen genade en kruipt richting 35° C in de schaduw. De droge oostenwind die we de eerste 3 dagen tegen hebben, maakt het niet aangenamer. Als bonus golft de weg voortdurend op en af. Ik haal Soury, de Malinees die veel te snel gestart is, in en we praten wat en blijven enkele kilometers in elkaars buurt. Soury loopt heel ongelijkmatig, dan 500 m aan 12 km/u, dan wandelt hij weer 500 m. Als hij me aanmaant door te lopen, krijg ik het gezelschap van een jongetje met een fiets die +/- 20 cm uit het spoor staat. Hij praat goed Frans en gidst me naar het aankomstdorp Dourou. Op 1 km van het spandoek komt een uitgelaten menigte van jongens en meisjes me tegemoet gestoven. Een van de jongens vraagt: “votre nom?” en 3 tellen later loopt de hele bende langs me op waarbij ze luidop mijn naam scanderen. Het contrast tussen de armoede in de dorpen en de vreugde die van de kinderen afstraalt, grijpt me enorm aan. Ik krijg tranen in mijn ogen en kippenvel. Ik finish als 3de in 3h21 voor de 29 km bij een temperatuur van 38° C in de schaduw. Het feit dat mijn voet ook nog zo goed is doet diepe opgekropte emoties van angst en onzekerheid loskomen. Dit moet één van de gelukkigste momenten uit mijn ‘loopcarrière’ zijn.
’s Avonds worden we verrast met een optreden met hevige maskerdansers waarbij o.a. ‘de jacht op het konijn’ en een aanmoedigingsdans werd uitgevoerd. De diepere bedoeling van die dansen was om contacten te leggen met de onzichtbaren om zo een betere toekomst af te smeken. Heel het volk was op post om het optreden bij te wonen en enkele ‘would-be’ politieagenten hanteerden de stok om te nieuwsgierige kinderen op afstand te houden. Als achteraf blijkt dat onze toebedeelde watervoorraad onvoldoende is, kunnen we niet anders dan enkele ¾-liters bier naar binnen gieten; kwestie van overleven. Dit ritueel zou trouwens de volgende dagen een gewoonte worden. Dat de temperatuur van het bier in de loop van de avond de hoogte in ging, namen we er maar bij.

{u}{b}Woensdag 17 maart 2004{eu}{eb}

De nacht in mijn lichtgewicht slaapzak van slechts 500 gr was weer veel te kort door luidruchtige kwasten die de voorkeur hebben in de ochtend en namiddag te slapen. We moesten echter om 6.00 u. eruit en al om 7.30 u. op pad.
Wij verlaten het dorpje via enkele kleine steegjes langs typische woninkjes en graanschuurtjes. Het pad loopt over schuin aflopende rotsen en ik zit weer achteraan in de groep. Op een lang smal zandpad vormen we een mooi lint want inhalen gaat hier niet. Zo bereiken we de rand van het plateau. We dalen via een gevaarlijke kloof met rotsblokken de falaise af. Ik daal af als een oud mannetje en word door verschillende lopers ingehaald. Geen erg want deze serieuze test van mijn enkel wordt met glans doorstaan. Beneden zwoegen we verder over een los zandpad tussen enkele tuintjes. Af en toe zakken we 10 cm diep weg en raken nog amper vooruit. Proberen te lopen is hier zinloos. We komen bij een waterput waar we ons kunnen afkoelen. De weg loopt verder tussen de falaise aan de linkerkant en grote zandduinen aan de rechterkant. Het is zoeken tussen magere koeien en geiten naar de meest beloopbare paadjes. Aanvankelijk zit ik op de hoofdweg met los zand. Ik wijk dan naar links uit en passeer een dorpje. De weg loopt wel wat om maar er kan tenminste gelopen worden. Twee kindjes in een vaalbruin broekje staren mij bewegingsloos aan. De kans is groot dat ze nog nooit een loper in tenue met rugzak gezien hebben. Regelmatig komen vrouwen met kruiken water op hun hoofd me tegemoet. Telkens weer een welgemeend “ça va?” en een vriendelijke glimlach. Plots sta ik voor een beekje dat deel uitmaakt van een irrigatiesysteem. De weg verder moet ik even zoeken maar na wat zigzag bewegingen vind ik een uitweg. Een klein jongetje dat vlot Frans spreekt, loopt probleemloos 3 km langs me op. Voor zijn aanmoedigingen en gezelschap geef ik hem een energiereep. Verder in Amani passeer ik een ‘heilig water’ met kaaimannen. Als ik mijn fototoestel neem, snelt de plaatselijke souvenirhandelaar me toe met de mededeling dat hiervoor betaald moet worden: 1.000,- Cfa (zo’n € 1,5,-). Het feit dat mijn geld ergens onderaan in mijn rugzak zit, doet me mijn fototoestel vlug wegsteken. Voorbij het dorp wijzen de pijltjes rechts aan. De plaatselijke fanclub schreeuwt me toe rechtdoor te lopen. De 2 koplopers, Bernard en Didier liepen hier voorbij voordat de bewegwijzering was aangebracht. Ik tracht voetstappen te vinden in het mulle zand als even later van rechtsaf een jeep aankomt. Het zijn Alain en Fernand, de mensen van de organisatie die me direct de goede weg wijzen. Ik heb pech want de weg die ik moet nemen is even ver als de weg rechtdoor maar praktisch onbeloopbaar door het vele zand. Constant wordt gezocht naar het beste spoor, dat er echter niet is. In Irelli kom ik aan na 3.07 h voor de 27 km; terug goed voor de 3de plaats.
De temperatuur in de schaduw is hier nu al 35° C. De laatste lopers doen er zo’n 5 uur over en zijn er niet al te best aan toe. Een fototoestel bovenhalen zou lijken op leedvermaak en dat doe ik dus niet. De combinatie hitte, vermoeidheid en een niet-optimale maag speelt sommigen duidelijk parten. Mijn enkeltape lijkt zijn beste tijd gehad te hebben. Ik verwijder hem en gun mijn lichtgezwollen voet wat rust. ’s Avonds zal de dokter een nieuwe tape aanbrengen. Ik voel me nog goed en speel zonder problemen 2 porties spaghetti ‘Carrefour’ binnen; goed voor zo’n 1.000 kcal. Die worden dan weer doorgespoeld met de nodige hoeveelheid gerstenat. Om aan dat bier te geraken, moet er telkens een halsbrekende steile beklimming gedaan worden via rotsen en een gevaarlijke trap.
Na het traditioneel gezamenlijk avondmaal, spaghetti met kip, zoeken we ons tentje weer op. De plaatselijke tam-tam-band kan het echter niet laten gedurende enkele uren het beste van zichzelf te geven om hun blijdschap te uiten voor ons bezoek. Toch slagen ze er niet in om mij lang uit mijn slaap te houden.

{u}{b}Donderdag 18 maart 2004{eu}{eb}

Het ontwaken gebeurt weer met hanengekraai en ezelgebalk. Dit zou de zwaarste dag worden, namelijk de dag van de marathon. In overleg met de gids wordt de etappe echter ingekort tot 24 km. Er worden temperaturen van boven de 40° C voorspeld en de extra verplaatsing met de 4×4 die we zouden moeten maken om exact 42 km te lopen, verhinderen het vroege starten. De ‘tragere’ lopers zouden, aangezien het parcours vandaag redelijk zwaar zou zijn, 8 uur of langer bezig zijn en dat in de heetste periode van de dag. De meesten juichen de parcourswijziging toe. 24 of 42 km, ik had ze met evenveel plezier gelopen. Het is steeds in het laatste stuk van de etappes dat ik beter presteer omdat mijn tempo redelijk constant blijft, daar waar anderen na een paar uur vermoeid beginnen te geraken.
Om iets voor 8 zijn we weg. De top 2 is al vlug uit zicht. Na een 5-tal km de enige serieuze hindernis van de dag; een 100 m hoge rode zandduin die we moeten zien te bedwingen. Dit gebeurt afwisselend lopend en wandelend. Even na de top is de bevoorrading. Hierna kunnen we ons laten uitbollen richting de falaise waar we heel dicht langs lopen. Een steil oplopende flank bezaaid met talrijke rotsblokken en typische boabab-bomen doen ons even op een andere planeet wanen. Terug in de bewoonde wereld stort er weer een bende schoolkinderen op me af. “Troisième”, troisième, … en als er ééntje even later mijn naam vraagt: “Eddy”, “Eddy”, “Eddy”. Zouden ze die echte kampioen Eddy hier ook kennen? Enkele kilometers verder een jongetje dat minder geluk heeft. Hij gaat niet naar school en heeft ook geen tijd om te supporteren. In een grote ronde kom stampt hij zonder verpozen gierst klein met een grote stamper. Yendouma, waar de aankomst vandaag is, zie ik in de verte liggen. Ik moet echter eerst nog enkele kronkels maken vooraleer ik er arriveer. De ontvangst is weeral grandioos. Twee rijen kinderen, over enkele 100 meters, vormen een ritmisch applaudisserende haag waartussen ik, weeral als 3de, naar het spandoek mag lopen. De gevoelens die losgemaakt worden door zoveel contrasten zijn met geen pen te beschrijven. Onmiddellijk word ik door de dorpschef geknuffeld waarbij hij ons duidelijk maakt dat hij zeer blij en vereerd is met ons bezoek.
Als we ’s avonds willen gaan slapen, krijgen we ook hier weer een gratis optreden aangeboden.

{u}{b}Vrijdag 19 maart 2004{eu}{eb}

Er zou vroeg gestart worden vandaag want er staan 36 km op het programma. Stipt om 5 u. wordt iedereen aangemaand zich uit zijn tent te hijsen. De dagelijkse “soin des pieds” wordt iedere dag wat langer. De dokter doet er bijna 1 uur over om alle voeten wat ‘in orde’ te hebben. De mijnen zijn nog in perfecte staat. Het enige wat ik doe is iedere dag een vers paar Thorlo-sokken aantrekken.
Het is tenslotte toch bijna 7 u. voordat we weg zijn. De weg is aanvankelijk zeer moeilijk vanwege het vele losse zand en het gevoel is vergelijkbaar met het beklimmen van een steile berg. Ik verbaas mij erover dat er verschillende lopers zo snel starten. Pas na enkele kilometers als de weg wat beter is, krijg ik terug contact met de middenmoot. De 2 koplopers zijn alweer vertrokken. Kilometer 10 bereik ik pas na 1.20 u. Hier lopen we door een dorpje en slaan dan rechtsaf waarna we de falaise via een rotspad, dat aanvankelijk lichtjes omhoog
loopt maar uiteindelijk sterk stijgt, terug beklimmen. Ik doe dit heel behoedzaam want de klim die in totaal 1.200 m lang is, bevat heel wat grote rotsblokken. Ik bewonder de vrouwen met een grote emmer water op hun hoofd, die ik hier tegenkom. Zij moeten deze gevaarlijke weg dagelijks maken om te overleven. In het dorpje boven is immers geen water beschikbaar. Boven hebben we een mooi zicht op de 200 m lager gelegen uitgestrekte vallei en op het dogondorp Banani, dat we daarnet doorkruisten. Vanaf Bongo, waar enkele grote gebedstafels staan om een goede toekomst af te smeken, moeten we nog 23 km over een stoffige rode zand/kiezelweg die de warmte lijkt aan te trekken. Op de rotsvlakten langs beide zijden van de weg verschijnt regelmatig een kolom gesluierde dogonvrouwen, die op hun hoofd vrachten naar huis sjouwen. Dan slingert de weg lichtgolvend door een wijds, doods landschap. Ik vergeet even het huidige en mijn gedachten dwalen af naar het thuisfront. Hoe zou het zijn met ‘de klein mannen’? Kunnen ze voor mij supporteren via het internet? Eigenlijk mis ik ze wel! Als ik km 35 voorbij ben, zie ik Alain, één van de organisatoren, zich wassen in een poel beneden langs de weg. Een plas verder een vrouw die hetzelfde doet. Als Alain mij ziet, spurt hij hals over kop naar me toe en koelt me af met zijn natte, frisse T-shirt. Het doet deugd! In de verte komt een stofwolk op me af waaruit een bende jongens en meisjes te voorschijn komt, die me de laatste hectometers over licht omhoog lopende platte rotsen naar de aankomst leidt. Ik bereik Lougouroucoumbo en er is weer een welgemeende ontvangst van de dorpschef en het schoolhoofd.
Het avondmaal eten we uit onze eigen gamellen en met ons eigen bestek, daar er hier niks aanwezig is. De taaie haan met spaghetti smaakt er niet minder om. We zoeken rond 21 u. voor de laatste keer ons matje op om weer eens een veel te korte nachtrust te hebben.

{u}{b}Zaterdag 20 maart 2004{eu}{eb}

’s Nachts weer redelijk wat wakker gelegen en gepiekerd over de laatste etappe. Wat zou ik doen? Zou ik proberen de 1ste te volgen of gewoon op gevoel lopen? Mijn fototoestel heeft definitief de geest gegeven; dus foto’s hoef/kan ik niet meer maken. Mijn enkel en de rest van mijn lichaam voelen goed aan en ik heb nog wat reserves daar ik de vorige 4 dagen niks geforceerd heb. Ik besluit zo lang mogelijk aan een stevig tempo te lopen, tenminste als het parcours geen grote risico’s vereist.
Het startsignaal voor de laatste 29 km en ik loop meteen op kop met Soury, de Malinees die de vorig dag opgaf maar zich nu weer goed voelt en zich nog een laatste keer wil meten. Soury haakt na een km of 2 af en iets verder sluit de top 2 bij me aan. In de afdalingen neem ik het commando en in de beklimming volg ik het opgelegde tempo. Bij de 1ste bevoorrading lopen we juist 12 km/u. Hier verlaten we de weg en lopen we eerst over een licht stijgend rotsplateau en later op een verlaten droge vlakte, waar we van teken tot teken lopen. Hier is geen pad af weg te bespeuren. Na km 15 in 1.15 u. belanden we op een vlakte die veel weg heeft van een groot petanqueveld. Nog verder verandert de omgeving in een soort maanlandschap met een licht blinkende oppervlakte, waarin sporadisch kleine kraters zijn met op de bodem nog wat water. Bernard, de leider, stelt voor om samen te blijven om zo een mooie aankomst te hebben met de top 3. Het klassement van de eerste 3 kan toch niet meer gewijzigd worden. Wij hebben er geen probleem mee. Bij km 20, die we bereiken in precies 1.40 u., zijn we net op tijd voor de bevoorrading. 12 km/u bij een temperatuur van meer dan 30° C met een rugzak van toch nog een kg of 7 à 8, dat had men nog niet gehad. Ik voel me echter goed en wil doorvlammen. Didier begint echter te zwalpen. Hij moet verschillende moeilijke kilometers verbijten waarin hij amper vooruit geraakt. De laatste kilometers komt hij er toch terug wat door. Van in de verte zien we het aankomstdoek hangen aan de ingang van een klein peulendorpje van amper een paar 100 zielen. Die zijn echter allen op de been om ons een onvergetelijk laatste rechte lijn te bezorgen waarin we hand in hand over de streep lopen en waarna we elkaar in de armen vallen van blijdschap en ontroering. Ik deel wat spullen uit, die ik nu niet meer nodig heb; de wedstrijd is immers ten einde!

{u}{b}Zondag 21 maart 2004{eu}{eb}

Op de prijsuitreiking ontvang ik een typische ‘tamboerijn’ en een houten beeld van een dogonvrouw.
Daarna is er de uitgebreide maaltijd en het feest duurt tot aan ons vertrek om 3 u. ’s morgens. Dit wordt in extremis met 2 uur vervroegd. Het afscheid tegen enen valt enorm zwaar. Door allerlei omstandigheden zal het nog 23 uur duren voordat ik thuis gelukkig maar moe aankom…

{u}{b}Dankwoord{eu}{eb}

Ik heb het ongelofelijke geluk gehad dat ik iets heel aangrijpends maar tegelijk iets heel moois heb mogen beleven. Beelden en gevoelens zullen voor eeuwig in mijn geheugen gegrift staan. Het schril contrast tussen immense, onmenselijke armoede en het kunnen uiten van zoveel vreugde en vriendelijkheid heeft me van binnen geraakt. Ik wil iedereen bedanken die hun steentje hebben bijgedragen. Carine voor de mentale en logistieke steun reeds vanaf de eerste voorbereidingen. Ward, Wietse, Lennert en Robbe voor de tijd die ze me gegeven hebben om alles georganiseerd en gerealiseerd te krijgen. Alle sponsors die ervoor gezorgd hebben dat ik met een mooi bedrag de mensen ginds heb kunnen gelukkig maken. Alle mensen die me gesteund hebben bij mijn sponsorloop, zowel organisatorisch, als sympathisanten, als deelnemers aan de wedstrijd en alle schenkers voor dit goed doel.
Tenslotte dokter Paul Houben en kinesist Johan Vranken die de laatste week alles uit de kast haalden om me enigszins wedstrijdklaar te krijgen.

Voor foto’s en meer informatie verwijs ik graag naar mijn website http://www.lopersgeluk.tk

Edwin Lenaerts