De Croon midwintermarathon vind ik één van de mooiste marathons. Een prachtige route door bos en heide, door de Apenheul en villawijken van Apeldoorn. Het is zeker geen gemakkelijk parcours, met vele kleine klimmetjes en lange stukken vals plat. Maar evenzo zijn er ook lange afdalingen. Kortom, een afwisselende, verkeersvrije route met soms mooie vergezichten.
Het is de derde keer dat ik start in de Croon Midwintermarathon. In 2003 was het erg koud met sneeuw, hagel en ijzel en vorig jaar was het vooral winderig met veel regen. En dit jaar zijn de weergoden ons goed gezind. Van (mid)winterse omstandigheden is vooralsnog geen sprake. Maar eenmaal op weg valt de koude mij (notoire koukleum) toch tegen. De eerste tien km houd ik mijn handen, ondanks mijn handschoenen, diep in mijn mouwen terug getrokken. En gaande de wedstrijd wordt ook mijn gezicht ook steeds kouder. Onder het lopen heb ik daar weinig last van, maar na de finish heb ik moeite met articuleren. En de laatste kilometers loop ik weer eens met koude voeten. Dus wat mij betreft kan het voorjaar niet snel genoeg komen.
Voor de start heb ik wat met Ben Mol staan kletsen over zijn ervaringen in 24-uurslopen. Ik wil in Apeldoorn mijn eerste 24-uur lopen en dus is de kennis van een crack als Ben altijd welkom. Maar evenzo zijn de daarover verschenen artikelen op Ultraned van Anton Smeets zeer leerzaam. Dan volgt al snel het aftellen en samen met Lex de Boer kom ik een minuutje later over de startlijn. Op een drukke marathon als de Croon Midwintermarathon is het na de start altijd lastig je weg te vinden. Veel mensen lopen nog te kletsen, lekker breed naast elkaar. Maar dat hoort erbij. Dat kletsen wordt straks, evenals de drukte, wel minder. Na een kilometer of twee haal ik Vincent Schoenmakers bij. Met hem heb ik even gekletst over zijn Zes uur van Steenbergen. Hij liep daar, met zijn ruim 65 jaar, bijna een PR! Even verder een praatje met Rob Steiger. En zo hop ik van de één na de ander. Ubel Dijk is het volgende kletspunt en waarna Jack Hendrickx volgt. En dan zijn we al bijna vijf km onderweg. Die eerste vijf km gaan, door al dat geklets, in ruim 26 min. Te langzaam naar mijn zin. Dus versnel ik. De volgende vijfjes gaan gemiddeld in net iets minder dan 24 minuten. Ondanks de heuvels en stukken vals plat gaat het als een trein. De laatste tijd gaat het eigenlijk steeds wel erg lekker. En ook nu weer.
Het lange rechte stuk langs de provinciale weg gaat in het begin wat traag, een stuk vals plat, maar eenmaal over de top gaat het zalig lang naar beneden. Een heerlijk stuk om te ontspannen. Aan het einde scherp rechts af, een eind omhoog tot de bekende scherpe bocht naar links en waar we weer naar beneden kunnen rennen. Aan het eind ervan duiken we de Apenheul in. Die zit vol met venijnige klimmetjes. Nu valt het nog wel mee, maar ik weet van vorig jaar dat straks, in de volgende ronde, die klimmetjes zeer vervelend zullen zijn.
Buiten de Apenheul lopen we, gescheiden door een hek, samen met de Asselrondelopers naar de finish. Zij hebben hun 28 km erop zitten, maar wij moeten nog een ronde van 15 km. Eerst over een golvend fietspad door het bos. Er heerste vooral rust in het bos. Er zijn maar weinig lopers in mijn buurt. Wel hoor ik hier en daar wat zingende zwarte mezen als teken dat het voorjaar er aan zit te komen. Ook hoorde ik een paar reebokken roepen. Het lijkt net het blaffen van een hond. Verder heerst er rust.
En ik draai nog steeds lekker en haal nog steeds mensen in. De klimmetjes laten zich nu goed voelen, maar na een klim komt steeds weer een afdaling waar ik de verloren tijd weer goed maak. Af en toe haakt er iemand aan, meestal maar voor eventjes. Vanaf kilometer 35 echter loopt er steeds iemand vlak achter me. Ik geef het tempo aan, hij volgt in hetzelfde stap ritme. We lopen zo gelijk op dat ik af en toe omkijk om me er te van vergewissen dat er inderdaad iemand achter me loopt. Als we weer op de provinciale weg komen zie ik al snel het 36 km bord. Vanaf nu worden alle kilometers aangegeven. Ik klok ze en zie dat ze nog steeds in ongeveer 4:40 gaan. Prima, dat wordt weer eens dik binnen de 3:30. Dan de gevreesde Apenheul. Weliswaar geen aap te zien, maar toch wordt het daar knap lastig. Peter Bentage uit Duitsland, de man die al een kilometer of vijf vlak achter me loopt, komt naast me lopen. Hij zegt iets over een ‘Teufelstreppe’. Hij bedoelt daar vast het lange rechte stuk omhoog naar de finish mee. Ik antwoord niet, ben te druk met mezelf bezig. Ik probeer mijn tempo te handhaven, maar het gaat moeilijk. Toch zet ik door. Als we de Apenheul verlaten nog 800 m omhoog, over Peters ‘Teufelstreppe”. Halverwege staat Marijke met een paar vrienden om me aan te moedigen. Dat geeft weer wat kracht voor de laatste honderden meters. Speaker Borgmeijer ziet me al aankomen. Op zijn bekende wijze roept hij me toe: En daar, is dat Theo de Jong, is dat nr. 167? Ja, ja, het is Theo de Jong. Theo, Theo wat ga je hard, meer dan 15 minuten sneller dan vorig jaar. Maar ja, wat wil je, met zo’s achternaam blijf je jong”.
Ik hoor hem met plezier aan, 3:25:46 is voor mijn doen dan ook een snelle tijd waar ik blij mee ben. Dan krijgen we de medaille omgehangen en, veel belangrijker, een flesje sportdrank aangereikt. En dan, na wat geklets op een drafje naar de kazerne en lekker onder de hete douche, heerlijk.
THEO DE JONG