Nee, de route van de “”Transhimalayenne 2005” loopt niet over het traject “Kalpana – Pasang – Kalpana”, maar van Lhasa in Tibet naar Katmandu in Nepal.
Ik ontmoet Kalpana in Katmandu, waar ze de kost verdient met het verkopen van halskettingen en “het-oog-van-Buddah-amuletten” aan toeristen die naar Pashupati komen.
Pashupati is een van de plaatsen in Katmandu waar de overleden inwoners van deze stad worden verbrand. Niet met een stemmig muziekje, toespraken en een langzaam zakkende kist, maar gewoon op een van de 5 betonnen platforms aan de kade van een onvoorstelbaar smerig riviertje.
Je kaste (sociale status) bepaald op welk platform je wordt verbrand, de laagste kaste op platform 1, de hoogste op platform 5. Zelfs in de dood blijft het klassenverschil aanwezig.
Het ritueel is even simpel als doeltreffend; de dode wordt door de familie ontdaan van zijn/haar kleren, ingesmeerd met vet en op de stapel hout op een van de platforms gelegd. Hout en riet eroverheen, en de brand erin.
Na een uurtje of 3 resteert niet meer dan een hoopje gloeiend hete as, wat door de dienstdoende geestelijke/brandmeester zonder omhaal met één beweging van zijn pookstok in het riviertje wordt geveegd.
Kalpana is uitzonderlijk in die zin, dat er tussen ons zowaar een echt gesprek plaatsvindt. Het lijkt wel alsof alle andere inwoners van Katmandu uitsluitend een praatje met je aanknopen om je later de rekening te presenteren. Begrijpelijk, maar frustrerend voor je menselijke contacten.
Kalpana is 23 jaar oud en heeft een dochtertje van 8. Ze is er trots op dat ze in staat is om haar naar school te kunnen sturen. Haar man is, net als vele tienduizenden andere inwoners van Katmandu, al jaren werkeloos. Voor mannen is het nog moeilijker om een baan te vinden dan voor vrouwen. Ze wonen met z’n drieën in een 1-kamer woning, waarvoor ze maandelijks een huur betalen mij die omgerekend in Euro’s belachelijk laag lijkt, maar het gemiddelde inkomen in Nepal is tragisch weinig.
De groep is inmiddels uitgekeken in Pashupati, ik koop uit fatsoen nog een halsketting van Kalpana wanneer een oude vrouw me op de valreep aanklampt en me nog een gebedsmolen in de maag wil splitsen. De ’s ochtends ingewisselde Roepie’s zijn echter op, maar ik beloof haar dat ik speciaal voor haar en de gebedsmolen zal terugkomen. Ze kijkt me aan met een blik die verraadt dat ze deze zin al duizenden keren heeft gehoord….
De acclimatiseringperiode in Katmandu loopt ten einde en we worden per vliegtuig naar Lhassa, Tibet, verscheept. Van bijna zeenivo naar bijna 3800 meter hoogte. Alleen op La Paz in Bolivia vlieg je hoger in, op 4100 meter.
Het effect is direct merkbaar, het beklimmen van de 3 trappen naar de hotelkamer wordt een “adembenemende” ervaring…
De eerste dag houden we volledig rust, dag 2 doen we een proefloopje van 5 kilometer en dag 3 gaan we voor 10K. Het wordt gelijk duidelijk waarom de lengte van de etappes zo bescheiden zijn. De 10K rustige duurloop voelt aan als een halve marathon op wedstrijdtempo en het lichaam gilt om zuurstof.
Het decor tijdens de etappes is fantastisch; smaragdgroene gletsjermeren, bergmaanlandschappen met toppen voorzien van een sneeuw, uitgestrekte vlaktes met wuivend steppegras, wildstromende beekjes en niet te vergeten de lange, lange weg zelf; onverhard, stoffig en vol keien en stenen.
De eerste etappe is bescheiden qua lengte, maar voert ons direct naar ongekende hoogte. Ik loop naar een knappe 4e plaats en ook in de tweede en derde etappe valt de klassering niet tegen.
Toch merk ik dat de steeds toenemende hoogte per meter meer energie gaat kosten. Alle andere lopers hebben ervoor gekozen om vanaf de eerste dag Diamox te gebruiken, een middel wat de aanpassing op hoogte versnelt en vergemakkelijkt.
Ik heb me voorgenomen, om diverse redenen, om in ieder geval tot het hoogste punt van de route, Everest Base Camp op bijna 5300 meter, niets tegen de negatieve verschijnselen van het presteren op hoogte te slikken.
Een beslissing waarvan ik al snel de gevolgen ondervind; etappe 6 voert ons over een traject van 3 kilometer naar een 5000 meter hoge pas, waarbij ik de resterende 17 kilometer afdaling op geen enkele wijze in staat blijk nog iets te laten zijn wat in de verte op hardlopen lijkt. Er lijkt geen coördinatie meer tussen het hoofd, het hart en de rest van het lichaam. Strompelend zwalk in over de finish, met de allerhoogste passage nog in het vooruitzicht. ’s Avonds sla ik de maaltijd over en dokter Patrick steekt zijn hoofd even binnen de tent om te kijken of ik OK ben.
De 7e etappe, de klim naar Everest Base Camp, wordt een drama. Een 20 kilometer lange verzameling haarspeldbochten die ons naar de voet van de hoogste berg ter wereld voeren. Iedereen komt me voorbij en ik arriveer weer als allerlaatste bij de eindstreep. Als ik na de etappe in het Base Camp lig bij te komen van de inspanning, worden 7 van mijn 10 vingers spierwit en gevoelloos. Tegelijkertijd krijg ik het steeds moeilijker met ademhalen en hoe meer ik me probeer te ontspannen, hoe benauwder ik het krijg.
Het wordt tijd voor een bezoekje aan dokter Patrick, die zichtbaar opgelucht een stripje Diamox tevoorschijn haalt.
In de loop van de avond krijgen mijn vingers weer een normale kleur en keert het gevoel terug. De ademhaling verbetert en ik slaap ondanks de enorme kou in het Base Camp de hele nacht door.
Het Everest Base Camp is een bizarre plek; het voorste gedeelte is voor de “echte” expedities, wij staan op een soort “dagcamping” tussen de yaks (en het geen een yak zoal produceert..).
Vóór ons kamp ligt het kamp van de Sherpa’s, waar het zo mogelijk een nog grotere troep is. Los van alle yaks die tussen de tenten liggen te herkauwen ligt er ter verhoging van de feestvreugde een overduidelijk zeer dood schaap midden in het kamp, dermate opgezwollen dat het grote gelijkenis met een kogelvis begint te vertonen.
Er is wel een heus stenen toiletgebouw, alleen jammer dat de gebruikers het hele gebouw als toilet gebruiken en niet alleen de daartoe bestemde gaten in de vloer.
Ons kamp wordt vereerd met de komst van een 4-jarig Sherpa-dametje, die we voor het gemak “Pasang” dopen, een veel voorkomende Tibetaanse meisjesnaam.
Terwijl wij het moede lichaam warm proberen te houden in peperdure “North Face”-bergkleding, loopt zij rond te springen in een bruin badstof joggingbroekje, een verschoten truitje en een wollen muts.
Voor Pasang in het Everest Base Camp haar speelplaats, en totaal niet onder de indruk van de grootsheid van ’s werelds hoogste berg huppelt ze door het kamp, zingt een onduidelijk Tibetaans liedje en krijgt als beloning hiervoor mijn laatste Liga fruitkick, die razendsnel in haar broekzak verdwijnt. Waar de moeder van Pasang uithangt is onduidelijk, en vader Pasang zal ongetwijfeld op stap zijn met een van de 11 (!) expedities die in het Base Camp op hun toppoging wachten.
De volgende dag blijkt het tij gekeerd; de Diamox doet zijn werk en ik eindig zowel deze als de volgende 3 etappes op een tweede plaats, tot grote verbazing van de andere lopers en ook enigszins van mezelf. Voor de laatste etappe, een 33 kilometer lange afdaling van Nyalam op bijna 4000 meter tot de Tibetaans/Nepalese grens op bijna zeenivo, fluisterde de organisator Serge Morel mij in het oor dat ik nog maar 2 minuten op de nummer drie in het klassement achterlig.
Nu we de hoge toppen achter ons hebben gelaten, komen we aan de “natte” kant van de Himalaya en veranderd de omgeving van een kaal landschap in een schitterende groene oase, met honderden meters hoge watervallen.
Ik probeer direct na de start een hoog tempo te forceren, om zo de 2 minuten in te lopen. Maar de rest van de groep komt me na een paar kilometer als een goed geoliede machine voorbij denderen en ik moet mijn tempo laten zakken. Het naar beneden lopen is niets voor mij, ik ben meer van “berg-op en wind-tegen”.
De schade blijft gelukkig beperkt en in het eindklassement eindig ik op een 4e plaats.
Na de laatste etappe gaat het in de bus richting de Chinees/Nepalees grens, en met de gebruikelijke onnodige vertragingen zijn we na een rit van 5 uur weer in het hotel in Katmandu.
Er resteren nog 2 dagen voordat we weer terugvliegen naar Parijs. Belofte maakt schuld, dus ik ga voor een tweede en laatste keer terug naar Pashupati, de openbare crematieplaats.
Het is er druk, want de Maoisten hebben per abuis een bus met onschuldige Katmandese burgers opgeblazen, en alle platforms zijn bezet.
Een gids komt met de beste bedoelingen ongevraagd een uur lang tegen me aan zitten kleppen over alle wetenswaardigheden van Pashupati, maar ik wil eigenlijk gewoon een paar uur rust. Ik koop hem af en vertrek richting de uitgang. De verkoopsters staan al te wachten en de oude vrouw begint spontaan te krijsen als ze mij herkent. De gebedsmolen wisselt voor 700 Roepie van eigenaar.
De andere verkoopsters roepen al dat Kalpana er niet is, en “of ze haar moeten halen”.
Maar het is goed zo, de cirkel is rond, de beloftes ingevuld. De race is gelopen, de eerste ashopen van de dag worden weer in het stinkende water van het riviertje gedumpt. Het is tijd om naar huis te gaan..
Rob van Beurden (sportschooltexel provider texel.com)
Oudeschild, 11 juni 2005
Feiten:
De “Transhimlayenne” is een tweejaarlijkse hardloopwedstrijd van elf etappes over ongeveer 260 kilometer, een vierde van de afstand tussen Lhassa (Tibet) en Kathmandu (Nepal).
De organisatie is in handen van NED (Nature Extreme Developpement), een Franse organisatie geleid door Serge Morel en Cathy Rouzeau. Zie voor verdere info http://perso.wanadoo.fr/ned/
Voor de race verblijven de deelnemers een aantal dagen in Katmandu, vervolgens een aantal dagen in Lhassa, en na de race keert het gezelschap terug naar Katmandu voor een dag of 2 van herstel.
Per dag wordt er tussen de 15 en de 33 kilometer hardgelopen, voor en/of na de start wordt het gezelschap per bus naar de start of naar het volgende bivouac gebracht. Houdt er rekening mee dat je soms uren in de bus zit, over bijzonder slechte wegen!
De tenten en de maaltijden worden door een groep Nepalezen verzorgd, het vervoer door Tibetanen.
Het grootste deel van de race speelt zich af boven de 4500 meter. Waterposten worden verzorgd door de organisatie, evenals medische hulp (er gaat een Franse arts mee).
Voor en na de race worden er excursies naar verschillende plaatsen in Katmandu en Lhassa verzorgd, deze zijn bij de prijs inbegrepen. Bij de prijs is verder inbegrepen het (vlieg)vervoer van Parijs naar Tibet/Nepal, alle maaltijden en het verblijf in de diverse hotels en guesthouses. Niet inbegrepen: drankjes en souvenirs.
Houdt sterk rekening met allerlei vormen van licht en minder licht lichamelijk ongemak, van longproblemen tot diarree, van verstopping tot misselijkheid etc. Bijna niemand ontkomt hieraan.
Gezien de zeer korte acclimatiseringperiode wordt het gebruik van Diamox geadviseerd. Dit middel, wat de aanpassing op hoogte vergemakkelijkt, wordt door de Franse arts voorgeschreven en verstrekt.
De groep bestaat meestal uit vrijwel uitsluitend Frans(talige) lopers, dus een behoorlijke kennis van de taal is aan te bevelen.
Serge Morel en Cathy Rouzeau zijn twee ongelofelijk betrokken organisatoren, voor wie geen moeite teveel is. Cathy loopt zelf alle etappes mee, Serge regelt de logistiek van de loop.
Als laatste: zie de loop een beetje indachtig Jan Knippenberg’s “lopen is geen sport maar een manier van reizen”. De trip is te mooi en te bijzonder om het uitsluitend als een “hardloopwedstrijd” te zien!