Voorstellen selectiecriteria en deelname aan kampioenschappen

Dirk Westerduin wil een constructieve discussie starten.

Ik denk dat Ed van Beek voor Winschoten naar omstandigheden de sterkst denkbare ploeg op poten heeft gezet.

Het gaat me om die omstandigheden.

Ik vraag me nog steeds af wat zijn beleid nou eigenlijk is. Achter de namen van geselecteerden zet hij de p.r.’s neer. Is het nou zo dat hij mij ook zou kunnen selecteren ? Mijn p.r. is 7:19.

Natuurlijk is dit absurd, want ik loop geen deuk meer in een pakje boter. Maar wat is dan de graadmeter?

Ik verbaas me er nog steeds over dat er geen duidelijke limieten zijn. Wat moet bijvoorbeeld iemand die 8 uur loopt op de 100 kilometer nou in een klassement van een Europees-of Wereldkampioenschap? Als je als buitenstaander iemand met een oranje hesje aan anderhalf uur na de winnaar ziet binnenkomen, hoe moet je dat dan opvatten?

Indien mensen zich persoonlijk aangevallen voelen: zo bedoel ik het niet. Wat ik wel bedoel is: het is onmogelijk om op zo’n manier ultralopen serieus op de kaart te zetten.

In welke tak van sport ook: als je aan een Europees-of Wereldkampioenschap mee doet, dan moet je aan bepaalde vaststaande normen voldoen. Die normen staan zwart op wit. Degenen, die die normen niet halen, kunnen niet aan het kampioenschap meedoen. Waarom niet? Omdat we met zo’n kampioenschap willen uitdrukken dat het om elitelopers gaat, het publiek wordt daar met de neus bovenop gedrukt, dat geeft de sport cachet.

Stel. Je zit bij een verjaardag. En je vertelt: “Verleden week deed ik mee aan het EK 100 kilometer!” Je buurman: “Nou, nou! Hoe ging het?” Jij: “Goed! De winnaar liep 6 uur en 20 minuten, ik liep een persoonlijk record van 7 uur en 55 minuten!” Je buurman: “Dus je finishte 1 uur en 35 minuten achter de winnaar.” Jij: “Toch liep ik voor mijn doen erg goed.” Je buurman: “Klasse! Maar hoor jij nou bij de besten van Europa?” Jij: “Nee.” Je buurman: “Waarom deed jij dan mee? Bij andere sporten moet je toch ongeveer van dat niveau zijn dan? Die eisen zijn er toch? Of kan bij ultralopen iedereen daar aan mee doen?” Jij: “Nou, we hebben in Nederland een brede selectie.” Je buurman: “Wat is dat?” Jij: “Dat mensen van nogal uiteenlopende niveaus in dezelfde selectie zitten.” Je buurman: “Maar dat is toch geen selectie dan?”

Wellicht enigszins gechargeerd probeer ik met bovenstaande dialoog duidelijk te maken dat je op zo’n manier in heel vage gesprekken verzandt als je het over ultralopen hebt. En ‘vaag’ betekent, dat het publiek zich er niet in kan herkennen. Als dat publiek zich niet herkent, krijg je ook geen ERkenning. Dat kan niet de bedoeling zijn, want we willen graag dat ultralopen net als andere sporten serieus wordt genomen.

Wie zegt hoe het niet moet, zou ook moeten zeggen hoe het wel zou moeten. Vandaar mijn voorstel:

Leg de limiet bij 7:30. Dat is aan de langzame kant voor een kampioenschap, maar ultralopen is in ontwikkeling, zeggen we, dus wat meer rek dan in andere disciplines mogen we wel hanteren.

Die 7:30 moet het jaar voorafgaand aan het kampioenschap gelopen zijn. Indien iemand binnen de twee jaar daarvoor al eens een redelijke tijd gelopen heeft (pak ’em beet, 7:20) maar door een blessure niet in staat was om de limiet te halen, dan moet hij vormbehoud tonen. Dat vormbehoud toont hij in een wedstrijd van 60 kilometer. Eventueel mag betreffende loper op een officieel vastgesteld parcours zijn limietpoging doen, zonder dat er sprake is van een wedstrijd. De loper moet tussen de 4:05 en 4:15 finishen, naar gelang het weer. In hoeverre het weer negatief van invloed is geweest, bepaalt een officiële waarnemer. De loper loopt die 60 kilometer maximaal 6 weken voor het kampioenschap. Dit om een optimaal herstel te garanderen.

Als er lopers zijn die op een vorig Europees- of Wereldkampioenschap bij de eerste 20 zijn geëindigd, mogen ze sowieso meedoen.

Dit eerste voorstel lijkt mij een beginhandvat om de zaak uit te bouwen.

Wat kampioenschappen in het buitenland betreft zorgt de bondscoach ervoor dat hij exact weet hoe het parcours en de klimatologische omstandigheden zijn. Hij vraagt daarbij bijvoorbeeld niet aan organisatoren: “Is het parcours vlak of heuvelachtig?”, maar verzoekt om zo exact mogelijke hoogteverschillen, en waar die hoogteverschillen zich voor doen. Waarom zo exact mogelijk? Omdat het gros van de wereldpopulatie niet weet dat Nederland een biljartlaken is en wij het geringste hoogteverschil al als een heuvel zien. Je loopt zo het risico dat ze in het buitenland een parcours ‘vlak’ noemen, de loper zich bij aankomst rot schrikt en denkt: “Ik had in elk geval drie keer in de week op dat viaduct bij mij thuis om de hoek moeten trainen.” Wat het klimaat betreft vraagt de bondscoach niet: “Is het warm, of koud?”, maar naar exacte temperaturen die zich in die tijd van het jaar kunnen voor doen. Twee jaar geleden was het bijvoorbeeld voor Taiwanezen vrij fris tijdens het wereldkampioenschap. Voor Nederlanders was het behoorlijk heet.

Bovenstaande informatie geeft de bondscoach minimaal 4 maanden voor de wedstrijd aan lopers die aan de eisen hebben voldaan. Zo kunnen die lopers hun training aanpassen, voor zover mogelijk. Voor zover dat niet mogelijk is, dan heeft de loper in elk geval adequate informatie en een naar omstandigheden optimale kans.

De bondscoach schat ook in of uitgezonden lopers redelijkerwijs een kans hebben om in het buitenland te presteren, als dat kampioenschap in het buitenland is. Dat betekent dus dat je niet slechts twee dagen voor de wedstrijd in bijvoorbeeld Japan aan komt. Zo weet je bijna zeker dat het niet anders dan fout kan gaan: zonde van de tijd, zonde van de training, zonde van het moeizaam bijeengegaarde geld.

Indien de bondscoach niet over de financiële middelen beschikt om een complete ploeg minstens een week van te voren aanwezig te laten zijn (als het kampioenschap ver buiten Nederland is), dan schrapt hij eerst de niet-lopers, die van hetzelfde budget mee zouden gaan. Dat kan dan al een behoorlijk bedrag schelen. Als het nodig is om meer geld vrij te maken, dan laat de bondscoach een loper afvallen, om zo in elk geval de besten met voldoende middelen de kans te geven zo optimaal mogelijk te presteren.

Is er zeer weinig geld, dan deinst de bondscoach er niet voor terug maar 1 loper te sturen, in de wetenschap dat hij er naar omstandigheden alles aan doet om een Nederlander tijdens een kampioenschap te laten presteren.

Is er geen geld, dan is het te allen tijde duidelijk: niemand gaat.

Dit tweede voorstel lijkt mij nu al binnen handbereik.

Na afloop van elk kampioenschap evalueert de bondscoach samen met de lopers en de KNAU wat er goed ging en wat er fout ging, en hoe je ervoor kunt zorgen dat de foute dingen de volgende keer beter verlopen.

Voor elk kampioenschap zorgt de bondscoach er ook voor dat er een persbericht naar de belangrijkste media in Nederland gaat. In dat persbericht legt hij de nadruk op de heroïeke kanten van het ultralopen. Dit om de interesse van lezers of kijkers te trekken. Ook meldt de bondscoach dat de uitgezonden lopers tot een select gezelschap behoren en Nederland vertegenwoordigen als leden van een groep elitelopers.

Overigens dient de bondscoach aantoonbaar verstand van zaken te hebben. Daar is hij coach voor. Indien bijvoorbeeld een loper met teveel adrenaline de wedstrijd ingaat, denkend: “Ik loop een kampioenschap, dus ik knal erin,” dan maant hij die loper tot kalmte, omdat je zo zeker weet dat die loper zich kapot loopt. We hebben het per slot over ultralopen.

Zijn er momenteel lopers die aan mijn voorstel kunnen voldoen? Volgens mij wel.

Veron Lust is sowieso een enorme constante. Die kan volgens mij zelfs nog een p.r. lopen op de 100 km, dan gaat hij richting de 7 uur.

Wim Epskamp is buitencategorie klasse. Als ik het wel begrijp loopt die man al tegen de 50. Terwijl hij nog steeds in staat is om 7:15 of sneller te lopen.

Die nieuwe jongen, Math Roberts, zou in de toekomst met goeie begeleiding en voorlichting ook goed kunnen lopen.

Edwin van der Loop heeft volgens mij betere begeleiding nodig. Die jongen was al moe op Schiphol, voordat het vliegtuig naar Japan vertrok. Hij heeft het vermogen echter wel.

Edward de Ruiter is in staat om hard te lopen. De vraag is alleen: wanneer loopt hij weer zoals vroeger?

Ik heb er nu al 5 opgenoemd. Zulke jongens kun je best een limiet voorleggen en structuur geven.

Dirk Westerduin.