Ultratrail Tour du Mont-Blanc

Verslag van Ton Peters over zijn belevenissen en drijfveren tijdens deze trail.

Op 26, 27 en 28 augustus jl. werd voor de derde maal de North Face Ultra Trail Tour du Mont-Blanc, kortweg UTMB, gehouden. Doordat de schoolvakantie in onze regio dit jaar laat viel en de hele familie daarmee te maken heeft, was het voor mij dit jaar voor het eerst mogelijk om aan deze loop mee te doen, als sluitstuk van een vakantie in de Franse Alpen. Door in de weken voorafgaande aan de UMTB veel rond te wandelen en hard te lopen in de bergen, waren mijn quadriceps voldoende voorbereid op wat komen ging: 158,1 km en 8639 m stijging (knap dat je dat zo nauwkeurig kunt meten!) Voorbereid op het hoogteverschil althans; die 158 km bleef ik wel erg veel vinden.
Ik was er heengegaan met een dubbele doelstelling. Ten eerste een eindtijd van 33 uur (alleen uitlopen vind ik te gemakkelijk). Dit doel was gebaseerd op het idee dat ik de afstand tot Courmayeur (72 km) in 14 uur moest kunnen doen; wel fris, maar grotendeels in het donker. Vervolgens dacht ik die 5 km/h nog wel 60 km vol te kunnen houden, nu bij daglicht dat mij echt meer inspireert, om zodoende na 26 uur, om 21.00 uur Trient te bereiken op 132 km. Daarna, voor de tweede maal het donker in, zou wel een terugslag volgen, maar 7 uur voor de laatste 26 km leek me wel mogelijk. Het moge duidelijk zijn: met hardlopen heeft het niet zoveel te maken, het gaat om zo hard mogelijk lopen in niet al te gemakkelijk terrein. De tweede doelstelling was om de beste Nederlander te worden. Nu kon ik uit de inschrijverslijst van de twee-entwintig Nederlanders slechts twee andere namen thuis brengen. Mijn simplistische conclusie daaruit was, dat ik zou slagen als ik Tom Hendriks achter me zou weten te houden. (voor sommigen riekt dit naar grootspraak; Tom loopt een 100 km zeker 1,5 keer zo snel als ik, maar zoals gezegd, het heeft niet veel met hardlopen te maken en bovendien hebben wij elkaar al eerder op vergelijkbaar terrein getroffen).
Op vrijdagavond, om 7.00 uur vertrokken wij, 2000 lopers, uit Chamonix, uitgeleide gedaan door veel toeschouwers, waarvan een niet gering deel voorzien van koeienbellen. Rustig lopen was mijn devies, om na 19 ravitaileringsposten, waarvan twee extra grote in Courmayeur (72 km) en Champex (119 km) weer in Chamonix terug te keren. Rustig lopen ook om in de drukte niet in aanvaring te komen met de stokken die door ca. 90 % van de deelnemers worden gebruikt. Ik roer hiermee meteen het voor mij eerste minpunt van deze wedstrijd aan. Ik ben gedurende de wedstrijd toch zo’n 15 maal in contact gekomen met stokken van anderen en het was noodzakelijk om daar zeer alert op te blijven. Voor mij zou de wedstrijd aantrekkelijker worden als stokken verboden zouden worden. We hebben toch onze benen om te lopen? Een tweede nadeel vind ik het starttijdstip: voor mij betekent dit twee nachten en slechts één dag.
Na een fantastische zonsondergang met een zeer fraaie belichting van het Mont-Blancmassief werd na twee uur en zo’n 850 m klimmen over een makkelijk pad een eerste hoogtepunt bereikt; de Col de Voza, op 13,5 km. Ook de afdaling, nu wel met licht op, was eenvoudig. Helaas heb ik tot Italië niets meer van het landschap kunnen zien. Na 25 km in ca. 3,5 uur bereikte ik Les Contamines; met veel mensen en muziek op straat hing hier echt een kermissfeer. Nu werd het wat serieuzer; echt nacht en een klim van 1500 m naar de Col du Bonhomme. Het ging makkelijk en ik had alle gelegenheid om goed om me heen te kijken: een slang van honderden lichtjes voor me en honderden achter me. Na de col een lastige afdaling naar Les Chapieux, maar het kan mij niet lastig genoeg zijn; mijn conditie is beperkt, maar mijn vaardigheid in het afdalen is relatief goed. Van hoog op de helling zijn de klanken van een derderangs rockband te horen en onder een eindeloos “Sweet home Chicago” word ik, midden in de nacht en op schema, de post binnengeloodst. Na wederom cola en brood en kaas vertrek ik onder de klanken van “Venus”. Bah, 5km licht stijgend asfalt! Daarna gelukkig weer het betere werk. Het is inmiddels aardig koud geworden en ik heb over mijn Coolmax shirt van de Aldi en een fleecetrui van de Giraffe ook mijn regenjack van de Aldi aangedaan en mijn fleecehandschoenen van Zeeman. Hoezo hardlopen een dure sport? Ik liep ook nog eens heerlijk in een paar Salomon schoenen die ik gisteren voor 56 euro had aangeschaft (fin de serie) en die mij, met smalle leest, de juiste mix van comfort en grip verschaften. Mijn duurste uitrustingsstuk was een nieuwe hoofdlamp van Primus (Primelite T) die werkelijk fantastisch presteerde. Wat zijn die LED’s verbeterd. Aanrader!
Na zo’n 60 km, in de klim naar de Arete Mont-Favre, inmiddels in Italië, begon mijn klimmachine een beetje te haperen. Maar na meer brood en meer kaas liep de lange afdaling naar Courmayeur naar wens. Binnen de geplande 14 uur liep ik Courmayeur binnen, waar ik me vooral tegoed heb gedaan aan vruchtenyoghurt. Ik had een telefoon meegegeven met mijn bagage voor Courmayeur en ik belde Tineke, die juist, na een gewone nachtrust, vóór de tent in Argentière aan het ontbijt zat. Zij zou mij, met Mieke en Elma tegemoet rijden en voor het eerst in La Fouly, voor mij nog 30 km, treffen. Volgens planning 6 uur later, maar ik liet al weten dat ik mij niet zo fris meer voelde dat ik dat dacht te halen. Meteen na Courmayeur weer een forse klim. Ik sprak tijdens deze klim de vijfde mij onbekendeNederlandse loper, die mij vertelde dat hij de voorste van zijn club van tien was. Ik kreeg het vermoeden dat alleen Tom nog voor mij zou zitten, maar mijn klimmen was op dat moment zo moeizaam dat ik hem niet in zou lopen. Maar ook de volgende “wasbord”-kilometers gingen moeizaam en ik zag de achterstand op mijn schema oplopen. En die werd bepaald niet kleiner op weg naar het hoogste punt van de route, de grand Col Ferret op 2537 m, tevens de grensovergang naar Zwitserland. Tot overmaat van ramp begon het hier ook nog te regenen – ik haat lopen in de regen! – en ik heb het niet meer echt droog gehad tot de finish. De onlust werd door Tineke direct van mijn gezicht afgelezen in La Fouly (102 km), waar ik, 1,5 uur te laat, de familie trof en ik vroeg me zelf ook af hoe ik ooit de resterende 56 km af moest volbrengen. Maar het weerzien deed wonderen, alsook de afspraak dat ze mij op de volgende, in dorpen gelegen posten, zouden opwachten. Je laat je familie toch niet onnodig lang wachten …? Een ding bevreemde mij: Tineke en kinderen waren al enkele uren in La Fouly, maar ze hadden Tom niet gezien. Ik trok hieruit de conclusie dat hij niet gestart was en dat ik hoogst waarschijnlijk de voorste Nederlander was; en ik nam me voor het te blijven!
De volgende 17 km naar Champex, weliswaar 500 meter meer omlaag dan omhoog, legde ik af in drie uur; het ging weer goed en ik had er zelfs zin in! Ondanks het erg slechte weer bij vertrek uit Champex en de, onder de weersomstandigheden, onvoldoende ballisage op de zeer lastige klim naar Bovine. De afdaling naar het laatste Zwitserse dorpje Trient was door de aanhoudende regen zeer glad geworden, maar relatief deed ik goede zaken: van plaats 291 in Champex naar 218 in Trient. Echter wel twee uur achter op de planning. Hoewel ik me kiplekker voelde (nou ja…), was er door de omstandigheden geen kans op inlopen op het schema, hetgeen bij droog weer zeker gelukt zou zijn. Van Trient omhoog en vervolgens weer omlaag naar Vallorcine, werd de meteorologische tegenwerking nog groter. Boven de 1500 meter hing er een zeer dichte mist, waardoor je met een koplamp jezelf verblindt. Dus koplamp af en zo laag mogelijk vast houden. Maar je hand schommelt met iedere lichaamsbeweging mee en gezien de gladheid schommelde je lichaam nog al wat: weg verlicht pad! Maar uiteindelijk was daar toch Vallorcine; twee uur ’s nachts en 2,5 uur achter op de planning. Het kiplekkere gevoel was inmiddels ook weer aardig verdwenen. De effecten van een tweede nacht zonder slaap werden merkbaar. Het brood en de kaas uit Vallorcine bleven “bovenin mijn maag hangen” en ik betrapte me erop dat ik op een makkelijk traject liep te slingeren. Maar ach, nog slechts 16 km en 400 m stijging. In drie uur en een kwartier werden ook deze weggewerkt met, opmerkelijk genoeg, weer een duidelijk herstel in het laatste uur. Zodoende kon ik de plaatsen die ik tussen Vallorcine en Argentière verloren had, vóór Chamonix weer goed maken, en onder de geur van vers gebakken brood om ca. 5.20 uur hardlopend de finish overgaan.

Het resultaat: plaats 179 en tijd 34.19.07 uur en, voor zover ik kon nagaan op zondagmiddag toen de uitslagen gepubliceerd waren, de eerste Nederlander. Tevreden? Ja, maar toch blijven die 1.20 uur knagen, ook al maak ik mezelf wijs, dat die aan het weer toegeschreven dienen te worden.
Opmerkelijk genoeg, achteraf nauwelijks last van beenspieren, wel van een vreselijk stijve lage rug; maar dat zal de leeftijd wel zijn.

Zondagavond, wij zaten met ons vieren uitgebreid te genieten van het slotbuffet, staan tot onze grote verrassing plots Tom Hendriks en zijn zoon Joey naast ons. En Tom verhaalde hoe hij tot zijn moment van uitstappen (102 km) achter mij had gelopen, daarvan telefonisch op de hoogte gehouden door zijn vrouw via de GSM (alle doorkomsten werden on-line op de website geplaatst). Hoe hij onder de klanken van “Venus” Les Chapieux was binnen gelopen; ik had het onder die klanken verlaten! Dat zakelijke belangen hem ertoe gedwongen hadden zijn zomer anders in te richten dan eerder gepland, waardoor hij zonder enige gewenning aan de loop had moeten beginnen. Jammer, maar we kruisen de degens in de toekomst nog wel eens in dit soort terrein, dan onder gelijkwaardige condities. Hoewel, … wat doen we aan die zes jaar die ik ouder ben?

Ton Peters