Zondag, 30 oktober, het is weer marathondag. Dit keer trekken we weer de Nederlandse grens over. Gelukkig is het dit keer wat dichter bij huis. We gaan naar het Brabantse Etten Leur. Gerald is ziek geweest en besluit toch maar om te proberen. Dus gingen we samen de trein op om een uurtje later weer via Roosendaal in het kleine Brabantse plaatsje uit te stappen. Nog niet heel druk, maar dat zou nog wel komen. In de namiddag werd een halve marathon gelopen met liefst 1500 deelnemers. Voor de marathon zouden het er zo’n 500 worden.
Vorige week had ik al de marathon van Schaarbeek gelopen, bewust langzamer om hier in Nederland te kunnen presteren. 105 rondjes lopen is ietwat geestelijk verstommend omdat je nooit in het bewuste tempo kunt geraken en je loopt er echt op gevoel. Met een blok aan mijn been in de vorm van Ghislain Dops die het begrip “aanklampen” iets te letterlijk nam haalde ik het daar in een tijd van 3,00.02 uur. Twee seconden te veel naar mijn zin maar omdat ik mijn zinnen op Etten Leur gezet had zat ik hier niet echt mee. Wat me wel bezig hield voelde ik in de loop van de week tussen beide marathons in. Een hardnekkige hoest had zich in mijn keel vastgezet zodat ik moeilijk kon ademen. Ik hoopte dat dit probleem binnen de week opgelost zou zijn maar tot mijn spijt hoestte en blafte ik nog altijd. Zoals reeds vermeld had ook mijn broer Gerald de nodige problemen gekend in de voorbereidende week. Een griep was hem komen teisteren en hier voelde hij nog altijd de gevolgen van. Rubberen benen, hoofdpijn en een hardnekkige diarree zouden als een rode draad door zijn marathon lopen.Hij zou tevreden zijn met een tijd rond de vier uur. Ik ging echter om een tijd onder de drie uur en liefst nog onder de 2,45 uur. Dit laatste is mijn persoonlijk record en wetende dat ik bij mijn twee eerdere malen dat ik hier gestart was telkens een p.r. gelopen had (toen nog 3,19 u en 3,03u) hoopte en rekende ik stilletjes voor een vervolg. Om 11,30 uur werd de start gegeven. Iedereen vroeg rond voor welke tijd er gestart werd zodat de groepjes kort na de start stilzwijgend gevormd zouden worden. Ik wachtte af, gewoon de eerste kilometers op gevoel en dan weten we het snel genoeg. Het startschot gaat af, de meute zet zich in beweging. Geschuifel eerst nog maar al snel word een dribbel en looptempo aangehouden. Ik kijk rond wie er om me heen lopen. Even verder op zie ik Tom Hendriks en sluit me bij hem aan. Hij is goed op dreef en heeft ook een richttijd onder de drie uur zodat ik best in zijn spoor zit. We zijn wat aan elkaar gewaagd. Al snel wordt er rondom ons een groepje gevormd. Sommigen snellen weg, anderen houden het tempo vast. Dan het eerste richtpunt. 5 km in 20,06 minuten. Normaal mijn tempo maar nu kan ik het niet bolwerken en moet na een sanitaire stop het groepje laten gaan. Ik zet na de korte pauze de achtervolging in en kom nog twee atleten bij en hoop samen het gat toe te krijgen. De ene is te moe ( nu al ) de andere verstaat me niet omdat het een Japanner is. Met de ervaring die ik heb loop ik het gat niet te snel toe. Ik gebruik ruim 6 km voor ik weer bij hen ben. De temperatuur is inmiddels opgelopen tot 23° C. en dat is niet in mijn voordeel. Wel staat er tussen de 5 en de 10 km een strakke tegenwind, ook al in het nadeel. Toch loop ik het gat toe. De 10 kom ik door in 41 minuten. Bij de 12 km kom ik bij het groepje aan waar Tom duidelijk hert tempo voert. Ik voel me niet sterk genoeg om bij de laatste loper aan te pikken. Nu weet ik het al, het wordt niets. Ik speel wat jojo, aanklampen en weer eraf. Dat houdt ik zowat een kilometer vol maar laat me dan bewust weer afzakken. Dan maar liever het hele traject alleen lopen dan nu al alle kracht te verspelen. We lopen inmiddels in een bosstrook waar de wind wat in ons voordeel blaast. Je voelt hem dan wel niet maar je voelt wel de hitte die om je oren slaat. Verderop komen we in Rucphen, een dorpje niet ver van het Belgische Essen. “Verdorie, ik ben bijna thuis”. Uiteindelijk lopen we weer de brug over om in Etten leur de tweede ronde aan te vatten. Ik heb me er intussen bij neergelegd dat het een mindere tijd zal worden en grap weer als vanouds.Tegen de talloze mensen die op het parcours staan te genieten van de zon en de atleten, tegen de vrijwilligers die de bekertjes aanreiken, tegen de kinderen van een jeugdbeweging die ons verfrissende sponzen toereiken, kortom tegen iedereen. Zo kom ik weer door in Etten Leur en passeer het halve marathonpunt in 1,28 uur. Net genoeg om binnen de drie uur te komen. Bij het ingaan van de volgende ronde roept iemand me toe: “Kom op je kunt het”. Ik roep al lachend dat ik inmiddels toch al aan de laatste ronde begonnen ben. Dat die nog een kleine twee uur duurt hindert niet. Toch is het niet al pret wat de klok slaat. De benen doen enorm pijn, en dat is op dit punt al lang geleden, de longen piepen, het gaat niet lekker dus. Plots steekt er nog een vrouw met een kinderwagen de baan over door onder de linten te kruipen (10 meter verder was er een open oversteekplaats voorzien met toezicht). Een klein meisje loopt achter haar aan. Plots stopt de dame in het midden van de weg en ik kan de kleuter niet meer ontwijken. Ik knal en met mijn bovenbeen bovenop. Het kind valt en begint onmiddellijk te huilen. Ik ben even uit mijn lood geslagen en weet niet wat te doen. Het kind oprapen of toch maar mijn weg verder zetten. Ik sta nog besluiteloos als de moeder het kind al bij zich genomen heeft. Toch ben ik zo enkele seconden kwijt, die eindeloos geduurd leken te hebben. Nu moet ik weer snel het goede ritme weer opzoeken. Dat duurt gelukkig niet erg lang. Gelukkig is het meeste publiek voorzichtiger en moedigen ze ons aan vanaf de zijkant. Telkens hoor je, “nu gaan we die en die weer wat verder helpen” waarna een immens gejoel opstijgt in je richting toe. Kippenvelmomenten. Het doet wel deugd. Even na de drinkpost van de 35 km las ik enkele seconden wandelpauze in om mijn bekertje rustig leeg te drinken. Enkele mannen staan aan de kant me gade te slaan en roepen dat ik moet zingen onderweg. Ik zet meteen een deuntje in: “Wat doen die benen pijn, wat doen die benen pijn,…) “Dat nou net niet lachen ze me toe. Hiermee is meteen de toon gezet. Het kan niet meer op.’ Marathon genieten’ heet dat. Op het 40 km punt staat een klok opgesteld en ik stel vast dat ik nu net 2,56 uur gelopen heb. Een tijd onder de drie uur mag ik vergeten. En ik loop nu niet erg snel meer ook. Het is echt vechten om vooruit te komen. Toch lukt het me nu weer om de finish te bereiken. In 3,06.40 uur kom ik als 24e over de meet gelopen. Van de 331 gefinishte deelnemers moet ik daar tevreden mee zijn. Ik had misschien nog een top 20 kunnen halen want die paar lopers zag ik zo voor me uitlopen maar zelfs daar kon ik de zin niet meer voor opbrengen. Energie had ik nog wel want ik zat niet stuk. Als ik er even bij stilsta heb ik in de laatste marathons eigenlijk nooit echt diep kunnen gaan. Daarom zijn er geen tijden meer onder de 2,50u geweest ook. (waardoor meteen ook het overgeven tijdens en na de wedstrijd opgehouden is). Net na de meet zie ik andere bekenden staan; Math Robberts(3,05u), Benny Geens (3,03u en Tom Hendriks (3,01u) wisten ook niet onder de drie uur te lopen, dus zo slecht is het dan ook weer niet. Net ik dacht op Gerald te moeten wachtten stond hij aan de kooi die de uitloopzone afbakende. Mede zijn diarree moest hij na de halve marathon de strijd staken. “Tot 10 km ging alles nog vlot” sprak hij “maar dan moest ik om de vijf meter de bosjes opzoeken. Men heeft me na 2 uur 56 min. uit de wedstrijd genomen. Ik zag lijkbleek”. Ach er komen nog wedstrijden genoeg. Meteen na ons omgekleed te hebben zochten we de trein weer op om toch nog eens op een fatsoenlijk uur thuis te kunnen zijn. Weer zijn we goede herinneringen rijker en kunnen we nog even nagenieten van deze voortreffelijk verzorgde marathon.
Kloek Patrick
Etten-Leur, derde keer is niet altijd goede keer.
Het parcours was al eerder goed voor een p.r., maar dat laatse zat er voor Patrick ditmaal niet in.