De vraag die me vlak na mijn overwinning in de 50km Winschoten werd gesteld:
“Ben je nu weer een gelukkige loper?”
Op dit eigenste moment voel ik me een kloothommel. Ik loop alleen nog uit als ik kan winnen, maar het kan me geen reet schelen.
De laatste kilometer werd nog even afgelegd in drie-minuten-zesendertig-seconden. De laatste vijftig meter verkocht ik een show met vingerdraaien, handkusjes – een loper onwaardig- om dan snikkend in Liesbeth’s armen te vallen. Na een lange tijd van ellende en opgaves was het me nog eens gelukt.
Na zo’n wedstrijd kan je een heleboel analyses maken, je kan leuteren over de voorbereiding, de omstandigheden, de tegenstand. Je kan zeiken over tempo’s, eindtijden, pijn, al dan niet vlak lopen, het parcours, het weer. We doen dat dan allemaal, of beter gezegd ze doen dat voor jou en ik doe gewoon lekker mee. Het is het na-loop-ritueel, het hoort er bij. Het is therapeutisch, het verwerken van…
De analyse is heel eenvoudig: ik heb gisteren gewonnen omdat de aangekondigde tegenstanders er niet waren en daarmee eindigt het verhaal.
Ik hoopte vlotjes en gemakkelijk vijftig kilometer lang aan vijftien per uur te kunnen lopen- wat voor een man met mijn staat van dienst een eitje moet zijn, al dan niet hardgekookt, – maar het eerste gedeelte daarvan is niet gelukt. Vlotjes en gemakkelijk.
“Leer nou eens gelukkig zijn” word je dan door je oren geramd en dan kom je weer snel aan de titel van dit stuk.
Om vier uur ’s morgens opstaan. Om vijf uur driehonderdvijftig kilometer rijden. Om kwart over tien starten om vijftig kilometer te lopen in drie uur achttien minuten en ne paardenchick. Wachten tot vijf uur om twee bekers en drie bossen bloemen in je handen geduwd te krijgen, waarvan je alleen maar één bos bloemen mee naar huis neemt om je vrouw te paaien vanwege het geld dat je verkloot hebt aan inschrijvingen, benzine en slijtage aan de auto omdat meneer in de herfst van zijn carrière toch zo nodig nog eens een vijftig kilometer wil lopen op driehonderdvijftig kilometer van zijn deur aan vijftien per uur. Vroeger deed ie dat tempo gewoon in zijn park, vijf kilometer verder.
Om kwart over zes mankend in de auto kruipen omdat lopen toch o zo plezant is om dan weer heel de reutepeteut in het beste geval in drie uur af te haspelen.
Ik zeg wel, in het beste geval, want zoals al meer in het verleden bij me voorgevallen is, verloopt de terugweg naar mijn heimat iets problematischer dan de heenreis.
Plots besluit men in Nederland zo maar even om een aantal afritten af te sluiten. Mijn GPS in de war, ik in de war. Onooglijke, onuitspreekbare plaatsnamen passeren mijn netvlies en het Hollands madammeke dat ze in het GPS toestel hebben gestoken weet het ook niet meer. Godverdomme, kent die de weg in haar eigen land niet meer! Een ongevalletje hier en een brandend voertuig daar zorgt er voor dat ik vier uur in plaats van drie uur onderweg ben geweest waarvan ik de helft van de tijd met een halfvolle tupperware brooddoos onder mijn schoenloze rechtervoet heb gereden zodat het gaspedaal op een pijnloze manier kon ingeduwd worden…….omdat meneer dus toch zo broodnodig in de herfst van bla, bla, bla……
Het Winschotense verhaal eindigt gul:
Één bos bloemen voor mijn vroeger gastgezin, dat ondertussen in Alkmaar woont maar met fiets en trein over en weer reist om ons aan het werk te zien.
Één bos bloemen voor Irene Kalter omdat ze een mooi lief kind is dat me na de wedstrijd goed heeft opgevangen, me naar de auto heeft gebracht, me heeft zien kotsen, mijn sporttas heeft gedragen en me een cola heeft gegeven.
Één grote beker aan coach Ed voor het clubhuis van Marathonplus. De bedoeling is dat de beker op een plaats wordt gezet en dat het clubhuis er rond wordt gebouwd.
En één beker ging mee naar huis……tot ik onderweg naar de auto werd aangesproken door ne kleine die bewonderend naar mijn trofee keek. Op zijn kamer staat nu de beker van de Grote Papanikitas die de vijftig van Winschoten heeft gewonnen in tweeduizend en tien. (ook al weet hij begot niet wie ik ben)
O ja, en Hans, bedankt voor de lekkere Hollandse friet!
Marc Papanikitas