Mentale voorbereiding is heel belangrijk voor een uitdaging als De Zestig. Maar ook voor een marathon. Me voorstellen hoe de wedstrijd zal verlopen, me instellen op mijn gevoel tijdens de wedstrijd en de beslissingen die ik onderweg moet nemen vooraf doordenken. Daar gaat het om. Gevoelens zijn er vaak in de vorm van gedachten als: ik voel me fantastisch, wat doe ik er mee? Of alles doet pijn, wat doe ik er mee? Ik wordt ingehaald, moet ik nu harder gaan lopen?
Onzekerheid en overmoed zijn je grootste vijanden, zelfkennis is je vriend. De voorbereiding gaat verder als volgt. Ik ga op een makkelijke stoel zitten en sluit mijn ogen. Ik stel me de boot naar Texel voor:
Vanuit Den Helder met de boot naar de start is het begin van een opwindende dag. De drukte bij de start, de adrenaline rush als je je nummer opspeldt, het wachten tot de start.
Het is een groot veld geworden, na al die jaren. De eerste keer waren er misschien 50 starters. Maar wat een namen: Ron Teunisse, Jan Knippenberg, Joop Keizer,
Grootheden waar ik van droomde. Nu ik het rondje wel kan dromen is er iets van die spanning af. Ik ben een oudgediende, ik ken veel van de mensen. Meestal stond ik bij het rijtje van prijswinnaars in mijn leeftijdsklasse. Maar het (bijna)rondje is nog steeds het zelfde (bijna).
Bij de start ga ik niet vooraan staan. De meesten starten veel te snel terwijl je vanaf het begin zo zuinig mogelijk moet lopen. Na de start lopen we eerst door het keerpunt van de 120 km (met chipmat) en dan gaat het vervolgens naar beneden, naar de stoplichten van de Pontweg. Doe die ‘afdaling’ heel ontspannen, laat al die anderen maar meteen bollen. Over het Molwerk gaat het naar en rond de Mokbaai (tot hier is het makkelijk). Voor de start drink ik niet excessief (want je moet dan meteen naar de WC) maar in die eerste kilometers probeer ik altijd al flink te drinken. Je nieren werken veel minder hard tijdens het lopen dus is dan drinken veel effectiever. Na 4 ½ km staat de eerste verzorgingskraam: maak er gebruik van, want de volgende is pas 7 km verder (op het 11 ½ km punt). Na 5 kilometer verlaat je het asfalt en draai je de Hors op en krijg je dat lastige stuk met zandbulten, waar je altijd je eigen route moet kiezen en niet alleen maar achter de anderen moet aanlopen. Zoek de hardste en vlakste stukken op. Op de zandbulten sta je stil, op de vlakke stukken versnel je weer. Het is moeilijk je tempo gelijkmatig te houden. En dan het eerste lange stuk strand.
Waar loop ik langs? De vloedlijn of wat hogerop? Ik probeer van Martien en anderen vooraf wat informatie te krijgen over het strand. Hoog of laag water, hard of zacht strand. Hoe staat de wind. Wat voor inspanning sta ik mezelf toe op het strand. De hartslag is hoger dan op asfalt, maar hoeveel precies?
Dan bij paal 12, Jan Ayeslag, de duinen over het bos in. Ontspannen. Hier wordt je nogal eens voorbijgelopen door mensen die zich na 12 km goed voelen en gaan versnellen. Ga je gang mensen, ik zie je wel weer op 35 km.
We lopen door De Dennen over een asfaltweg. Dit is een mooi en snel gedeelte waar mensen zich soms overschatten. Ik liep eens met iemand in een groepje die zei: mijn hartslag is te laag, hij versnelde en ik zag hem vlot bij ons weglopen. Uiteindelijk finishte hij een half uur later.
Bijna aan het eind van het bos draaien we links het Paggepaadje op, het duin weer in. Hier staat de verzorgingskraam waar je eigen spullen voor kan afgeven (dat kan ook voor die na 30 en na 45 km). Bij paal 16 ½ gaan we het strand weer op. Een steile overgang, probeer de afdaling ontspannen te blijven. We lopen over het strand langs De Koog, en hier wandelen veel badgasten op het strand. Het strand is van hen, we lenen het maar even. Vriendelijk blijven, ook als ze in de weg lopen, ga er maar even omheen. Boos worden kost meer energie. Ook hier goed uitkijken waar je loopt. Zoek je weg. Zoek harde en vlakke stukken. Ik liep eens over een zandbank waar het enige harde strookje zand lag: voor anderen was het alsof ik over het water liep. Ik was minuten sneller door deze tactiek. Ik ben niet bang voor natte voeten, heb zelden blaren. Na het strand zijn je voeten zo weer droog.
Als we bij paal 21 van het strand af slaan, gaat het op en neer naar het begin van De Nederlanden. Hier begint een prachtig onverhard pad richting de Muy en de Slufter. Het is terrein waar ik makkelijk op loop, vaak haal ik hier mensen in, terwijl mijn hartslag laag blijft.
Ook dit pad deel je met wandelaars. Mensen hebben hier veel respect voor de lopers, op het strand wordt minder goed uitgekeken dan hier. Soms wordt je gevraagd wat je loopt. Een rondje Texel, 60 km, en mensen reageren met respect.
Dan bij de Slufter gaat het de zanddijk over, een lastige bult en afdaling. Nu krijgen we alleen nog maar verharde ondergrond, maar wel in diverse soorten. Eerst passeren we het wisselpunt met chipmat (28 km) en dan gaat het langs de drukke Sluftertrap naar het noorden, richting vuurtoren. De verzorgingskraam bij de Oorsprongweg op het 30 km punt heeft weer je eigen spullen. Hier kan je ook je jasje afgeven want in de duinen kan het aardig warm zijn. Eigenlijk stel ik me voor dat het niet al te mooi weer is, want dan wemelt het van de fietsers.
Hier voel ik meestal de eerste pijn. Houd ik het uit? De eerste twijfel komt op. Heb ik niet te gek gedaan op het strand? Ontspannen en mijn eigen tempo weer zoeken. Mensen die voor me lopen komen hier meestal langzaam naar me toe. Ik probeer het tempo niet op te voeren, zelfs rustiger te gaan lopen. Dan komt er een stuk met heuvels, naar de Vuurtorenweg toe. In de eerste editie liep ik hier Jan Knippenberg voorbij, die begeleid werd door zijn zoontje. Daar denk ik altijd even aan terug. Het was een raar moment, je idool voorbijlopen is de gekste overwinning die je kunt boeken.
Nog een stuk fietspad met vervelende trottoirtegels en dan langs de Robbenjager over de kleine klinkers van de Vuurtorenweg. De Volharding heet het even later. Hoe komen ze er bij? De naam ‘Vlielandboulevard’ is toepasselijker, want het volgende waddeneiland is nu prominent in zicht. Na de Cocksdorp slaan we nog een keer linksaf, bij de ‘Schicht’ het monument van de verzwaring van de waddendijk. Hier wordt de weg nog eenzamer en stiller, lopend aan de buitenzijde van de dijk. Het profiel van dit weggetje loop heel lichtjes af, lastig voor lopers die gevoelig zijn voor zo’n klein hoogteverschil.
Als er iemand voor me loopt, bedenk ik dat ik hem niet in wil halen, hij moet maar op me wachten. Een enkele keer wordt je ingehaald door iemand die slimmer ingedeeld heeft of te langzaam is weggegaan. Ik probeer bewondering op te brengen en niet aan te haken. Het gebeurt ook dat je iemand toch weer voorbij loopt. Ergens volgt hier, langs de Lancasterdijk het marathon punt, wat nu staat aangegeven (vorige jaren niet ;-).
Terug in de bewoonde wereld passeren we de grote bult afvalhout van de Meierblis bij Hotel Prins Hendrik. Sinds de vorige editie lopen we hier nu even binnendoor naar de molen van De Bol. Ooit had ik een huisje gehuurd bij de molen, ik denk daaraan terug. Dan komt Oost (met de 45 km kraam met je eigen spullen) en vervolgens gaat het naar Oosterend. Dit is voor mij altijd een moeilijk punt, de klinkerstraten, zere voeten, het tempo begint te wegen. Ontspannen en energie sparen voor de laatste loodjes. Gelukkig wordt je hier vanaf een terras weer aangemoedigd, wat ik me dankbaar laat welgevallen.
We lopen een stukje langs de IJsdijk en dan er overheen naar een mooi stukje: poldertje Zandkes. We slingeren onderaan de dijk, tot we terug zijn boven op de Ijsdijk. En dan is het nog 10 kilometer. Het laatste stuk naar Oudeschild is weer een eenzaam stuk buitendijk. Als je eindelijk Oudeschild langs de haven binnenloopt voel ik me opgetogen. Veel mensen hier, goed je route kiezen, waar kun je een bocht afsnijden?
Na de haven van Oudeschild is er al snel het bord van 5 km. We gaan rechts van de dijkweg af, de Schansweg op, het gebied van de Hoge Berg in. Een ijstijd-stuwwal van maar 15 meter hoog maar het voelt als de Mont Ventoux. Twee jaar geleden passeerde ik hier Veron nog, die met enige verbazing maar ook goedgemutst me feliciteerde. Weer houd ik me voor dat ik moet ontspannen, maar nu probeer ik wel tempo te houden. Beneden gaat het naar links de Leemkuil op, weer vals omhoog. Bovenop eindelijk rechtsaf, de Haffelderweg naar de finish voor de Stayokay. Een mooi stuk naar beneden. Eindelijk mag ik versnellen, het lukt me mijn snelheid op te voeren tot een dolle sprint van 13,5 km per uur. Het is volbracht.
Het belangrijkste komt dan, een biertje drinken in de sporthal, en genieten van de sfeer. De trap op en later af strompelen, met verbazing kijken naar Ubel Dijk of Dik Jagersma die zelfs na 120 km nog lachend rondspringen. Onderweg denk ik al vaak aan het genot van die trap.
Jaap Vis, Groningen
(jaapvis <> gmail.com)
{i}Noot van Martien Baars.{ei} Jaap is de enige Texel-ganger die bij alle 10 vorige edities op de 60 km is gestart (en vooraan is gefinisht). Hij hield dit verhaal op 24 oktober j.l., op de dag ‘Trainen voor Texel’ in Panorama Tulipland in Voorhout. Het was een druk bezochte bijeenkomst georganiseerd door het Ultraplatform in samenwerking met de organisatie van De Zestig van Texel. Het programma was vooral bedoeld voor beginnende ultralopers, waarvan velen op Texel op 25 april 2011 voor het eerst voorbij de marathon gaan lopen.
Een vervolg is inmiddels gepland: {b}een trainingsweekend op Texel op vrijdag 25 t/m zondag 27 februari{eb} (het laatste weekend van de voorjaarsvakantie), waaarin kennisgemaakt kan worden met een paar specifieke eigenaardigheden van het 60 km lange parcours. Zodra er iets meer bekend is van het programma, volgt een uitgebreide aankondiging op http://www.ultraplatform.nl