Verslag KWR (Kintyre Way Relay) 2012

André Boom liep mee in deze Schotse loop: “Smeriger was het toen ik in één van de ‘bogs’ tot mijn enkels wegzakte in het halfvergane karkas van een schaap dat daar kennelijk verdronken was. De schoenen thuis maar snel in de wasmachine gestopt.”

Toen ik na afloop van de Kintyre Way Relay tijdens de Ceilidh (‘a traditional Gaelic social gathering, which usually involves playing Gaelic folk music and dancing’, uitgesproken als ‘Kielie’) met een aantal Schotse lopers aan tafel zat werd me de vraag gesteld of ik ‘for the race only’ die hele reis vanuit Nederland gemaakt had. Zo’n vraag wordt me wel vaker gesteld. Waarom ga ik even een weekendje op en neer voor een kleinschalige loop aan de andere kant van de Noordzee? Worden er dan geen ultralopen in Nederland georganiseerd?
Nog afgezien van het feit dat ‘aan de andere kant van de Noordzee’ nog iets anders is dan aan de andere kant van de oceaan, inderdaad, ultralopen genoeg in Nederland of vlak over de grens in België en Duitsland. Daar gaat het niet om. Ik denk dat het te maken heeft met het ‘onbekende’ en ‘exotische’. Ik heb een bepaald beeld van het lopen in de ruige gebieden van Engeland en Schotland, en dat beeld lokt me steeds opnieuw die kant op. Een dag lopen, twee dagen reizen. Drie dagen smelten samen tot één ervaring, één beleving. De loopervaring smeert zich uit over drie dagen, en die ervaring blijft nog een veelvoud van die drie dagen doorwerken.

De eerste dag. Het afscheid van thuis, de vooruitblik, de twijfels, de onzekerheid. Gaat het wel lukken? Waar ben ik aan begonnen? Waarom niet gekozen voor die leuke ultra die ditzelfde weekend in Nederland gehouden wordt? ‘s Ochtends weg, ‘s avonds weer thuis met een voldaan gevoel. Maar nu, drie dagen van huis voor een onbekende loop ergens in niemandsland. De nacht woelend in bed doorbrengend in een B&B aan de rand van een afgelegen dorp. Oordoppen in om maar niet het bulderen van de wind en het gekletter van de regen op de ramen te horen. Schotland in de zomer, brrr… ‘Dit is gekheid, echt, hierna stop ik met dit soort escapades’.

De tweede dag. Een twintigtal lopers (is dat alles?) staat bepakt en bezakt rillend op de stoep van de Village Hall aan de verlaten kade van een dorpje aan een Loch gevuld met grijs schuimend water. De wind giert in het tuig van de jachtjes en vissersboten. Niemand die het in zijn hoofd haalt om vandaag te gaan varen. Regen en nog eens regen, de toppen van de heuvels lijken afgekapt door de laaghangende wolken. Iemand telt af van tien tot één. Van onder een paraplu wordt een foto gemaakt. En daar gaan we dan. De eerste stappen. Wind tegen. Hoeveel van deze stappen nog vandaag. Op de eerste klim valt het groepje al uit elkaar. Ik ben alleen, alles is grijs om mij heen. En nat. Waar begin ik aan? Lopen maar, lopen. Niet denken aan de afstand en de vele uren die nog zullen volgen. Boven op de eerste heuvel kijk ik om. Niemand achter mij. Het dorp en de Loch zijn al verborgen achter mistflarden. Om mij heen sombere druipende dennenbomen die buigen in de wind.

De derde dag. Het ‘Traditional Scottish Breakfast’ smaakt vorstelijk. Het pension lijkt wel een paleis. De ochtendzon breekt door de wolken. Ik voel me moe, maar fit. Zo heerlijk moe en fit. Het herstellen kan beginnen. Alsof ik in een zachte fauteuil zit en relaxed en veilig mag genieten van de door mij in mijn eigen geest en lichaam opgenomen film. Ik zit, de film loopt en blijft nog wel een paar dagen draaien. Het lijkt wel of ik half Schotland in mij draag. Ik sluit mijn ogen en laat de beelden komen.

Natuurlijk moet er gedurende deze drie dagen wel sprake zijn van een juiste verhouding tussen het reizen en het lopen. Ik ga niet twee dagen reizen en een hoop kosten maken voor een wedstrijd van een paar uur. De loop moet toch wel een hele dag in beslag nemen en voldoende zwaar zijn. Lang en zwaar genoeg om je geestelijk en fysiek geheel te impregneren met de inspanningen, de ervaringen, de natuur, het land.

Het achteraf cijfermatig categoriseren van de loop hoort er ook bij. Hoe lang heb ik er over gedaan, op welke plaats ben ik gefinished, hoeveel kilometers heb ik gelopen en dat soort dingen waarvoor de rekenmachine ter hand genomen moet worden. Het is allemaal nodig om die loop een plaats te geven tussen alle die andere, maar met betrekking tot de beleving komt het op de tweede plaats.

Vorig jaar heb ik de KWR ook gelopen. Toen werd ik ‘The Last Ultra’ genoemd, omdat ik met rugnummer 1 de laatste in het veld was. Tot mijn verbazing had ik dit jaar wéér rugnummer 1 omdat ik als eerste online ingeschreven had. En daarom was het geen verrassing dat ik ook dit jaar weer de laatste loper was. En ook dit jaar weer niet alle etappes gelopen heb.
Maar ik heb progressie gemaakt. Om te beginnen heb ik het 75 kilometer lange traject tussen Tarbert en Carradale (de eerste vier etappes) een half uur sneller gelopen dan in 2011. En dat ondanks (of dankzij?) het slechte weer. Ik heb vooral tijdwinst geboekt op het kiezelstrand tussen Clachan en Tayinloan, waar ik vorig jaar gedwongen was om te wandelen. Dit keer kon ik best redelijk doorlopen over de gladde kiezels en keien.
Ten tweede heb ik een etappe méér gelopen dan vorig jaar, namelijk de vijfde van Carradale naar Ifferdale. Een uitdagend stuk waarin een uiterst moeilijke en langzame passage (klauterpartij) over een rotsachtig strand, een stevige beklimming beloond met een schitterende blik op het eiland Arran met de Goatfell, en een lange steile (30%) afdaling over een smal grindpad naar Ifferdale. Toen was het zeven uur ‘s avonds en na dertien uur lopen besloot ik om de laatste etappe tot volgend jaar (?) te bewaren. Dat besluit werd tegengewerkt door een ware horde ‘midgets’ die me daar zodra ik stilstond overvielen en werkelijk kapotgestoken. Mijn hoofd, armen en benen zitten nog steeds onder de bulten die een onverdragelijke jeuk veroorzaken… Voordat ik helemaal opgegeten was kon ik gelukkig plaatsnemen in de auto van de marshall die me naar Campbeltown bracht, waar de douche en de Ceilidh wachtten.

Ruim 85 kilometer en zo’n 1500 hoogtemeters gelopen, weinig gewandeld en nog redelijk fit. Een prima resultaat. Omdat de KWR, zoals de naam (‘Relay’) al aangeeft, is opgezet als een estafetteloop wordt je altijd in de uitslagen opgenomen als je één of meer etappes hebt uitgelopen. Het niet bereiken van Carradale is natuurlijk wel een DNF, maar daar zit ik niet zo mee. Als ik de laatste etappe wel uitgelopen had, dan zou ik naar schatting de cut-off time van 16 uur sowieso met een half uur overschreden hebben. En dan zou ik ook het heerlijke buffet dat klaarstond in de Bowling Club gemist hebben. Bovendien had ik afgesproken dat ik nog met iemand terug zou rijden naar Tarbert. Tsja, een mens moet keuzes maken en aan de beleving viel na dertien uur niet zo heel veel meer toe te voegen. Zo blijft er nog een uitdaging over voor de volgende keer.

De KWR is een prachtige landschapsloop. Niet overdreven zwaar, maar wel met diverse moeilijk beloopbare stukken. Door de regen waren er veel modderpoelen ontstaan die tussen de hoog opgeschoten vegetatie moeilijk te onderscheiden waren. Ik ben een paar keer tot mijn knieën weggezakt in de prut en was blij dat mijn schoenen nog aan mijn voeten zaten nadat ik ze met moeite uit de zuigende geelbruine klei getrokken had. Ik ben aan de kust van een rotsblok gegleden en in zee beland. Gelukkig was het daar niet zo diep maar ik schrok wel. Maar ach, nat was ik toch al door de regen. Smeriger was het toen ik in één van de ‘bogs’ tot mijn enkels wegzakte in het halfvergane karkas van een schaap dat daar kennelijk verdronken was. De schoenen thuis maar snel in de wasmachine gestopt.
Met twee andere deelnemers liep het minder goed af. Zij hadden weinig ultra-ervaring en zijn tegen beter weten in tegen donker toch nog aan de laatste etappe begonnen. Toen ze ‘s avonds om elf uur nog niet binnen waren is de Mountain Rescue er op af gestuurd, die ze, niet eens zo ver van de finish, volkomen uitgeput en verdwaald in een bos aantrof.

Nou goed, laten we PaulMcCartney dan toch nog maar een keer de microfoon geven omdat het zo mooi is:

‘Mull of Kintyre
Oh mist rolling in from the sea,
My desire is always to be here
Oh Mull of Kintyre

Far have I traveled and much have I seen
Dark distant mountains with valleys of green.
Past painted deserts the sun sets on fire
As he carries me home to the Mull of Kintyre.’

André Boom

Toevoeging redactie (Henri Thunnissen): Vorig jaar haalde maar 1 loper de finish en kwam van de anderen André het verst. De uitslagen van dit jaar zijn nog niet bekend.