Precies een jaar geleden had ik mijn eerste ervaring in deze ultramarathon. Toen maakte ik deel uit van het estafetteteam van AV Veteranen Nederland. Afgelopen jaar heb ik me twee keer als sololoper getest, in de Fat ass Fifty Soerendonk en de 6 uur Breda. Dat ging goed, zelfs beter als in de traditionele lopen. Minder snel moe, geen stijfheid achteraf en natuurlijk was de voldoening na een ultraloop vanwege de langdurige belasting groter. Ik had op tijd ingeschreven en vele lopers zullen het met mij eens zijn, dat juist dan de kans op blessures groter is. In de warme julimaand was ik veel gaan zwemmen op het E3-strand. Als een loper loopt, dan loopt hij ook, geen flauwe kul. Hetzelfde deed ik op het E3-strand. Niet bakken of luieren in de zon, maar zwemmen. Als je niet wekelijks zwemt, vraagt dit om problemen. Het gevolg was een blessure aan mijn linkervoet. Tijdens duurlopen boven de twee uur drukkende pijn op de voorvoet, waarschijnlijk omdat de tenen tijdens zwemmen anders belast worden.
’s Middags vóór ik vertrok, ik zou de 6 uur doen, zei ik tegen mijn vrouw: ‘Ik heb er geen goed gevoel bij deze keer. Beginnen met een blessure en dit 6 uur volhouden!’ Voor mezelf had ik besloten te stoppen als het niet meer ging.
Een uurtje voor de wedstrijd gearriveerd. In die tijd zeer geanimeerd gesproken met een ultra sportman bij uitstek, een echte ‘crack’ in het hardlopen, Jos Hopman. Beide komen we in dezelfde categorie uit en zijn dit jaar 62 geworden. ‘Teveel lopers naaien elkaar op om in vele wedstrijden uit te komen en willen dan ook nog goed presteren. Na een wedstrijd trainen ze de volgende dag weer hard totdat weer grote zweetdruppels het lichaam verlaten. Dat moet zich wreken. Gelukkig doen ultralopers daar in mindere mate aan mee. Mijn advies aan jou is, rustig beginnen en als het moeilijk wordt stoppen’. Dat waren wijze woorden.
Om 3 uur vertrokken de 6-uurs mannen, vrouwen en twee estafetteteams. Ik keek vol bewondering naar de 12 uur lopers die ‘pas’ op de helft waren. De meeste liepen er nog fris bij. ‘Hoe zou het met mij zijn na 6 uur’, dacht ik.
Het eerste uur liep ik nog lekker te kletsen met Jos Hopman. Hij vertelde dat hij een week eerder in Monschau zijn 265e marathon gelopen had. ‘Je kop erbij houden, ik ben slechts één keer te diep gegaan in al die marathons’. Een mevrouw van de rondetellingen riep: ‘Die twee lopen de hele tijd bij elkaar. Zou dat de leeftijd zijn?’. ‘Nee mevrouw, communicatie, we willen geen hijgers worden die over een paar uur zijn uitgeblust’, riep ik terug. Jos wilde het na Monschau wat rustiger aandoen. Ik probeerde min eigen eigen tempo te lopen.
Het viel me op dat we deze keer weinig ‘pep-talk’ kregen van ‘mister ultra himself’. In Breda werden we nog door Ton Smeets heel onderhoudend beziggehouden. Een verhaal voorlezen uit het mooie boek ‘ultramarathon’, doorspekt met zijn eigen ervaringen, zou al voor afleiding genoeg gezorgd hebben. Maar ik begrijp goed, dat als je de organisator van dit evenement bent, je taken genoeg hebt. Zelfs Wilma zat op enkele korte aflossing na, de gehele dag te tellen. Doe het eens na! Wat zou vermoeiender zijn, lopen of tellen? Chapeau voor die twee.
Ik heb me geen moment verveeld, er was afleiding genoeg. Gijs Honing vertelde dat dit zijn eerste 12 uur waren. ‘Ik loop 2 ronden en ga dan 2 minuten zitten, dat gaat prima’, aldus Gijs. Dat bleek ook wel want hij finishte op een mooie 7e plaats met een afstand van ruim 106 km.
Voor Roger Neckebroeck ging het vandaag niet lekker. Hij had een liesbreukoperatie ondergaan en lag daardoor twee maanden stil. Er kwam iemand bij me lopen. ‘Hoe gaat het’, zei hij. ‘Lekker, een licht pijntje in mijn voet, maar dat mag geen naam hebben, en met jou?. ‘Een martelgang, klote, het lijkt wel een pijnbank’. ‘Dan stop je toch zeker, het is een hobby, je doet het voor de lol’, antwoordde ik. Het was even stil, alsof hij zocht naar een plausibele verklaring. ‘Ik heb een paar medische behandelingen ondergaan aan mijn benen, maar het heeft verdomme niet geholpen’.
Ondertussen was het al 6 uur geworden en de drukkende pijn onder mijn voet van een half jaar geleden werd minder. Nu de snelheid langzaam wat opvoeren, maar wel goed blijven eten en drinken, had ik me voorgenomen. Bij iedere ronde maakte ik gebruik van de verzorgingspost. De luchtvochtigheid was hoog, zeker in deze tijd van het jaar. Het parcours in de bosrijke omgeving was goed beschut tegen zon en wind. Dat had tot gevolg dat de warmte lang bleef hangen en dat het daarom benauwd was. De sponzen boden uitkomst. Als je zoals ik zo’n 33 rondjes draait in 6 uur zie bij iedere doorkomst steeds weer dezelfde mensen aan de kant staan wat leuke reacties opleverde. ‘Jij loopt er nog lekker bij’, ‘nog ongeveer 7 ronden en dan zien we elkaar misschien nooit meer’, ‘mevrouw, jammer dat u nu al een lange broek aantrekt, het is pas 7 uur, die korte broek stond u veel leuker’, ‘ik zal je missen om 9 uur’ , ‘je bent nog niet moe, want ik heb je nog niet zien zweten’, ‘zullen we straks samen een biertje drinken?’, ‘knap gedaan hoor voor een oude man’. Wie durft er nu nog te beweren dat het rondjes draaien saai is?
De laatste uurtjes gingen voortreffelijk en ik maakte mezelf regelmatig een compliment; rustige start, wijze raad opvolgen ook al hoor je het niet graag, waren sleutelbegrippen geworden. Je hebt het dan toch maar geflikt om 56.653 km te overbruggen. Ondanks dat het 6 km minder was dan in Breda was ik meer dan tevreden over mezelf. Minder resultaat, met een grotere voldoening.
Voor de 12 uur lopers heb ik groot respect en ik hoop dat zo’n zelfde prestatie ook voor mij ooit weggelegd zal zijn. Mensen van de verzorgingspost, secretariaat, rondetellingen, Ton en Wilma, bedankt voor jullie inzet.
Vincent Schoenmakers