{i}Bron: https://www.facebook.com/notes/patrick-witte/ontketend/10212673127964052/{ei}
Het is vandaag precies een jaar geleden – 13 april 2016 – dat we thuis aan het inpakken waren voor onze grote reis naar Amerika. Tijdens het inpakken stuitte ik op mijn aantekeningenboekje voor profetieën en persoonlijke openbaringen en staarde ik naar de prikkelende uitdaging: geloof je niet dat je 37 kunt lopen? Ik dacht dat het om 37 minuten op 10 kilometer ging, maar er stond geen ‘minuten’ achter de 37. Mijn hart sloeg een paar keer over toen ik de kilometer naar mijl conversie deed en bleek dat 37 mijl nagenoeg gelijk is aan 60 kilometer. Op dat moment kon ik nog geen 10 kilometer pijnvrij lopen, laat staan 60 kilometer. Nu is het 13 april 2017 en heb ik sinds onze terugkeer uit Amerika ruim 1.300 kilometer gelopen om te komen waar ik nu sta: aan de vooravond van de grootste beproeving van mijn loopcarrière tot dusver: de Zestig van Texel. In m’n eentje.
Ook nu zijn we – net als vorig jaar – in dat rare moment van anticipatie voor een grote en deels onzekere gebeurtenis; {i}the calm before the storm{ei}. Thuis komen de muren op je af. Laat het maar gewoon zover zijn…ik heb alles gedaan wat ik moest doen. De laatste 10 weken heb ik geen training gemist. Zelfs de 13,5 kilometer op tempo die ik vanochtend door de Kraats en het Hoekelumse bos deed maakten me hoogstens onrustig. Ik zit aan het einde van m’n tweede afbouwweek sinds de Cauberg Trail en ik voel aan mijn lichaam dat iedere volgende training me niet meer beter gaat maken dan ik nu ben. Wat dat betreft heeft de taper goed gewerkt: ik ben uitgerust en fit, nog net niet gretig. Mijn {i}Fitness & Freshness{ei} grafiek op Strava vertelt me dat ik mijn {i}training overload{ei} heb omgebogen naar {i}racing shape{ei}. En zo voelt het ook. Ik ben er meer klaar voor dan ik ooit zal zijn.
Ik ben heel blij als mijn (loop)broeders van Eldad op vrijdagavond langskomen om een potje te darten. We kijken nog even naar de parcourskaartjes, we praten wat over hoe ze het wisselen bij hun estafetteteam voor de Zestig gaan regelen … en we hebben vooral lol rond het dartbord. Even de zinnen verzetten – het gebrul in mijn hoofd een paar uurtjes wegdrukken. Want zo lang je bezig bent gaat het wel, maar zodra je stil zit dwalen de gedachten af naar de op handen zijnde wedstrijd. Als Arnaud van Gelder aan het einde van de dartavond vraagt of hij voor me mag bidden, is dat het begin van een paasweekend waarin voor mij andermaal zou blijken dat de wederopstanding een dagelijkse realiteit is – en niet slechts iets waar je eenmaal per jaar twee uurtjes bij stilstaat als je {i}The Passion{ei} kijkt.
{b}Zaterdag & zondag{eb}
Het is bijna de spanning van een schoolreisje als we op zaterdagochtend de auto inpakken voor de rit naar Texel. Door de maanden heen is mijn plan om De Zestig te lopen uitgegroeid tot een operatie waarbij we met elf man, drie kids en vier auto’s vanuit Ede afreizen naar dat mooie eiland in het noorden des lands. De paasdienst zal betrekkelijk rustig worden in Eldad, en wij reizen af naar Texel … op toeristentempo! We raken elkaar onderweg een keer of vier kwijt, er moet geplast worden, koffie gehaald worden, tulpenvelden bekeken worden … en uiteindelijk missen we natuurlijk op één minuut de boot. Bij de veerhaven van Den Helder staat een frisse en straffe wind vanuit zee, maar het is wel droog en betrekkelijk zonnig tussen de wolkenvelden door. En daarmee mogen we onze handen dichtknijpen, want voor het hele paasweekend was eigenlijk regen, hagel, wind, kou en misschien zelfs een klap onweer voorspeld. Vooralsnog is het voortreffelijk (loop)weer.
Het puntje op de i is een kort rondje van een kilometer of zes door mijn favoriete loopstukje op Texel. Op zaterdagmiddag neem ik drie van de vier estafettelopers – Arnaud, Geert Wubs en Donné Tins – mee voor een lusje Heidvlakweg – door de duinen naar Paal 13,5 – over het strand tot Paal 15 – Bleekersvallei tot het Turfveld en eindigen bij de Fonteinsnol. Lewis rent ook mee, al loopt-ie niet echt door. Ik blijf wat achteraan hangen om Lewis mee te krijgen, terwijl voor me de jongens voor het eerst het bos uitkomen, de zon en wind in hun gezicht voelen, uitkijken over die prachtige duinvallei en al brullend met de armen gespreid het schelpenpad afstuiven, het strand en de zee tegemoet. Wat een heerlijk moment! Als we het klokje stilzetten staat-ie op 6,66 kilometer. We vegen de vloer ermee aan. ’s Avonds gaan we naar een filmvertoning die door de organisatie van De Zestig aangeboden wordt, over een trailrun van 860 kilometer door de Pyreneeën. Kippeneindje dus, die Zestig van Texel.
Voor het eerst sinds mijn zestiende ga ik op zaterdagavond dansen in de Toekomst in De Koog. Om half 2 ’s nachts zitten we aan de broodjes döner en sleept Lisan Witte-Bus me hoofdschuddend mee naar huis. {i}Young, wild and free{ei}. Ga je nota bene {b}tijdens Pasen! met mensen van de kerk!{eb} te stappen! Nee, gekkigheid, dat is natuurlijk prima. Maar Lisan heeft groot gelijk: je kunt niet ongestraft daags voor de wedstrijd een nacht doorhalen en papbenen kweken door al die leipe dansmoves. Het is een gekke gewaarwording dat de start van De Zestig over ongeveer 24 uur is als ik zondagochtend m’n bed uit kom rollen.
We maken op zondag een mooie ronde – wederom op toeristentempo – langs een aantal Texel {i}highlights{ei}, grofweg in tegengestelde richting van het parcours van De Zestig. Over de Hogeberg, langs fort de Schans, visje eten op de haven in Oudeschild, langs de dijk naar de molen van het Noorden, groepsfoto bij de Vuurtoren en langs de Slufter terug naar Den Burg. Ik haal mijn startnummer alvast op bij de Stayokay en schudt Ron Teunisse de hand; nog immer Nederlands recordhouder op de 24 uur, 12 uur en 100 Engelse Mijl. Een levende legende. In een gestolen uurtje met de beentjes omhoog lees ik alvast een stukje uit het door hem gesigneerde boek.
* * *
{b}Race day{eb}
Om 5 uur 12 word ik wakker. Het schiet even door me heen dat dit vandaag misschien wel mijn finishtijd zou kunnen worden. {i}Wishful thinking{ei}. Redelijkerwijs heb ik – gezien mijn trainingsschema – een eindtijd van binnen de 7 uur in de benen. Net voor de bezemwagen uit. Ik heb door de maanden heen steevast iets meer gedaan dan de benodigde minimumomvang, dus ik hoop in de buurt van de 6 uur te kunnen komen – ook al had ik daar volgens de wetten van de trainingsleer meer kilometers voor moeten maken dan dat ik gedaan heb. Met een goede dag en goede omstandigheden zou 5 uur 30 moeten kunnen, heb ik wel eens geroepen. Maar mijn eigen berekeningen op basis van mijn langjarige gemiddelden wijzen op een eindtijd van om en nabij de 5 uur 45. We gaan het zien! Ik heb lekker geslapen na het etentje met de Eldad-groep bij Paal 9, de avond ervoor. Zij logeren bij tante Judy Witte op de boerderij, en we hebben rond 10 uur afgesproken bij de start. Het is {i}race day{ei}!
Bij het NIOZ is het een georganiseerde chaos, zo vlak voor de start. Overal geparkeerde auto’s, zenuwachtige lopers, gestresste supporters. Ik zoek even de rust op door wat in te lopen langs het Landsdiep. Niet om echt warm te worden, maar voor het goede gevoel. Na 600 meter ben ik weer terug; het voelt goed. Het gaat gebeuren vandaag! De Eldad-groep is intussen ook gearriveerd, en we bidden gezamenlijk voor de start. Ik geef iedereen een knuffel. ‘Dankjewel’, fluister ik Lisan in haar oor. Arnaud is de eerste estafetteloper, en start met mij. Een jaar of acht geleden is hij {i}total loss{ei} verklaard door de artsen en specialisten. Bijzonder om samen met hem in de meute te staan als het startschot klinkt. ‘We zullen ze een finishfoto van je sturen’, zegt Gerard Kuipers tegen Arnaud. Gerard vergezelt ons vandaag met de mountainbike. De eerste kilometer is het druk en voelt het langzaam, maar is de tussentijd prima en stabiel. Dit tempo houden we aan als we rond de Mokbaai lopen, en afslaan door de duinen richting de Hors. Arnaud loopt te kletsen over alle lekkere snacks die hij na de finish gaat eten. Ik moet er nog niet aan denken.
Ik had Arnaud gewaarschuwd dat de Hors wel een pittig stuk zou worden. Ik kende het nog goed van de estafettes die ik in het verleden zelf had meegedaan: bikkelen door het mulle zand en de jonge duintjes, en vervolgens een smal strand met ofwel natte voeten ofwel zand in de schoenen. Het weerbeeld was sinds we twee dagen eerder aankwamen in Den Helder vrijwel onveranderd gebleven: een straffe, frisse wind uit het noorden, wolkenpartijen, maar ook wel een lekker zonnetje tussendoor. Doordat het ’s nachts geregend had, lag de Hors er eigenlijk prima bij, maar als we rond Paal 7 het strand opdraaien waait het toch stevig door. ‘Ga maar achter me lopen’, roept Arnaud. Ik schuil achter hem. Een minuut of wat later vraagt hij of het tempo goed is. Ja, prima! Achteraf hoor ik dat hij hoopte dat ik het te rap zou vinden, want zelf ging hij behoorlijk stuk. Wat een held! Vlak nadat bij Paal 12 Gerard, Ruth Griffioen en Marieke de Haan ons staan aan te moedigen haakt Arnaud af om bij te tanken bij de drankpost. ‘Zet ‘em op, broeder!’, roept hij me na, en ik ga zelf verder.
Als we bij Paal 13,5 de steile duinopgang over moeten schud ik het groepje af waar ik op het strand eerst nog wat kilometers van geprofiteerd had. Was die trail door de Limburgse heuvels blijkbaar toch nog ergens goed voor. Vlak voordat ik het bos induik zie ik Bonita Thompson-Witte in de duintjes liggen met haar fotocamera en haal ik voor de show nog even de loper voor me in. Ik moet eigenlijk piesen, dus sla even rechtsaf het skoekeloen in; dat lucht op! Gelukkig bleek dat Strava Beacon niet werkte, anders was ik natuurlijk betrapt geweest met zo’n stilstaand gps-bolletje in de bosjes. Vlak voor het eerste wisselpunt kom ik mijn trainingsmaatje uit Ede, Ben, tegen en hij loopt een stukje met me op tot het Turfveld. Wat een mooie en gezellige sfeer is er daar toch altijd! Het doet me goed om de supporters even te zien, en nieuwe gelletjes van Lisan te krijgen. Lisan heeft ook voor ieder moment dat we elkaar onderweg zien een ander spandoek – geïnspireerd door Bethel liedjes. {i}‘At the mention of Your name’{ei}, staat er hier op. Ik ontvang het, en loop verder. Het eerste kwart zit erop.
De kilometers door het bos zijn lekker om even bij te komen van de eerste portie strand en wind, maar het tweede salvo zit er al gauw weer aan te komen. Door het Paggapaadje komen we weer het strand op, en de wind in. Ik probeer de ideale lijn van een loper voor me te volgen. Het is constant zoeken: langs de vloedlijn is het vlakker en harder, maar loop je kans op natte voeten, teveel aan de strandkant is het ongelijk en mul maar wel droog, en precies er tussenin liggen kwakken zeeschuim die soms kuilen verbergen. En die noorderwind blijft maar door razen. Een lastig stuk, al lever ik weinig in qua tempo. Vlak voordat we het strand afgaan staat een bord: nog 40 kilometer. Oef! Bij de drankpost die daarna volgt sla ik mijn eerste colaatje van de dag naar binnen. Ik word gesterkt door Gerard en co, die vlak voor de Nederlanden langs de kant staan, en draai weer met m’n kop de wind in. Voel ik nu regendruppels? Binnen een paar tel ontaarden de paar druppels in een heuse hagelbui, die mijn hoofd, handen en benen geselen. Ik loop ineengedoken verder.
Toch gaat het stuk door de Muy en richting de Slufter wel goed. Ik maak een praatje met een Duitse loper, groet Martien Baars bij de volgende drankpost, en vertel aan een andere ultraloper dat ik vandaag m’n debuut maak…op de marathon. De steilste klim van de dag leidt ons naar de binnenkant van de duinen, op het fietspad richting het tweede wisselpunt. Gelletje nummer drie zit er net in, er is support aanstaande, en eigenlijk zou ik er nog een flink eind tegenaan moeten kunnen. Niets is echter minder waar. M’n vader Bert Witte loopt een stukje met me op tot het tweede wisselpunt, ik geef mijn opa Theo Witte een high five, Michael Thompson roept wat over dat m’n Strava Beacon het niet doet, maar anders dan dat voel ik me van de ene op de andere kilometer ineens ronduit belabberd. Na het tweede wisselpunt kom ik alleen te zitten, ik heb weinig water meer bij me, de wind waait onverminderd door en mee-fietser Gerard is vooralsnog niet ter plaatse. De glooiende duintjes halen me uit m’n ritme, en het bemoedigende bordje langs de kant zegt: nog 30 kilometer. Kak.
* * *
Er lopen verschillende lopers voor en achter me, al met al nog geen honderd meter uit elkaar. Toch voel ik me alleen op de wereld. Ik wil eigenlijk niet meer verder lopen. En toch ook wel, want ik wil het halen. Maar het doet zeer. Of althans, ik kan bedenken hoe zeer het moet gaan doen als ik me nu al zo voel. Het is nog een bar eind alleen al tot het volgende wisselpunt. Misschien dat ik de marathonafstand kan volbrengen en dat het dan wel mooi is voor vandaag. Maar zo mag het eigenlijk niet eindigen. Zo kan het niet eindigen. Of toch? Wat is dit? Vanuit het diepst van mijn wezen voel ik me plotseling overvallen door emoties. Ik begin te slikken. En te huilen. Trainingsmaatje Ben van Oeveren had me verteld dat dat kon gebeuren, maar dat was eerder in de laatste euforische meters tot aan de finish, de totale uitputting nabij. Maar zo verschrikkelijk kapot was ik toch ook nog niet? En euforisch was ik al evenmin. Ik snap het niet, en terwijl ik verder slof vermengen mijn tranen zich met mijn zweet.
En toen ineens was ze daar. Onmiskenbaar voel ik de geestelijke aanwezigheid van beppe. Afgelopen september, zeven jaar na haar sterfdag, had ik me ingeschreven voor De Zestig en van de totaal onbekende dame de profetische woorden: {i}‘You will run and never retire’{ei} ontvangen. En nu voel ik dat ze er is, en dat ze me maant door te lopen. ‘Je kunt dit, je gaat het redden’, zegt ze. Hallucineer ik? Nee, daar is het te vroeg voor. Ik heb de laatste maanden regelmatig verder dan 30 kilometer gelopen, en ik zit nu amper op 32. Er zijn ook geen Lion King-achtige wolkenverschijningen of meer van die fratsen. Ze is er gewoon, in het geestelijke. Maakt dit het dan occult, communiceren met de doden? Ik weet het niet. Maar dan krijg ik het antwoord. De wind valt even weg en de zon brandt in m’n gezicht. Ik hoor een vogel fluiten. ‘Geef je moeder een knuffel van me’, zegt ze, ‘En zeg tegen pake dat ik trots op hem ben’. Ik schiet weer vol. ‘Maak je geen zorgen’, zegt ze, ‘Ik zit hier naast de Vader, {i}seated in Heavenly places{ei}, en het is goed hier’. En nu lopen.
Ik doe m’n best om me te vermannen. De Vuurtoren is in zicht. Net over de bult van de laatste klim zie ik Michael staan met Geeke De Lange. Bonita staat verderop foto’s te maken. En Joery Witte staat aan de andere kant van de weg. Wat mooi dat ze hier – uitgerekend op dit punt – er staan. We missen haar allemaal, maar hier en nu is geen tijd om te vertellen wat ik slechts enkele minuten daarvoor had meegemaakt. Ik moet door. Vlak na de Vuurtoren is een drankpost waar ik twee bekers water drink en me aan een stuk ontbijtkoek waag. Het vierde gelletje wil niet goed naar binnen, en ik moet toch wat eten. Ik kom stroef op gang en sla linksaf de toepasselijke weg ‘Volharding’ op. Ik dwing mijn benen tot lopen en kom gestaag weer in iets van een ritme terecht. Als na een flink stuk dijk ineens een mountainbike achter me begint te remmen, kijk ik opgelucht om. Marco Eerkes is er! Daar had ik al een poos naar uitgekeken. Hij vraagt hoe het gaat. Zwaar, zeg ik, heb je water?
Wat fijn om mijn {i}partner in crime{ei} bij me te hebben op de dijk waar al zoveel van ons zweet ligt. Ik knap er van op, kan wat drinken, en krijg weer wat ritme en souplesse terug. De teller gaat richting de 40 kilometer; verder dan ik ooit gelopen heb. Het marathonpunt komt in zicht. Met veel moeite is het vierde gelletje uiteindelijk binnen, maar ik blijf hannesen. Mijn maag is overstuur en ik ben misselijk. Bij de volgende drinkpost neem ik maar weer een colaatje om de boel te sussen. Ik heb het warm. Ik geef mijn heupgordel af aan Marco. Kort daarna doe ik mijn thermoshirt uit. Dan moet ik weer piesen. Hortend en stotend gaat de machine verder. Ik mis het marathonpunt en constateer na zo’n 43 kilometer dat ik al een paar minuten boven de 4 uur zit. De snelste estafettelopers komen me met 18 tot 20 per uur voorbij snellen. Dat motiveert ook niet echt. Het wisselpunt komt eraan, en mijn vader is me tegemoet komen lopen. ‘Kun je pake naar de finish halen?’, vraag ik hem. ‘Wil je hem zien?’, vraagt mijn vader. ‘Ja’, zeg ik kordaat, en sla af richting het wisselpunt.
Mijn oude trainers van bij Phoenix – Martijn en Ruud – staan in de bocht en roepen me na: ‘Bikkel!’. De bocht om en daar staat Lisan met nog meer gelletjes (oh, doffe ellende) en het volgende support-bord: {i}‘Through it all, through it all, my eyes are on You, through it all, through it all, it is well’{ei}. Ik geef haar een kus, en ze kan aan mijn blik zien dat it is not helemaal well is. Als er iemand is die me kan lezen terwijl ik loop, is het Lisan wel. Ik hoor mijn moeder Janny Witte Feenstra iets verderop al roepen en gillen – net als beppe altijd deed – en loop op haar af om haar een flinke knuffel te geven. Vrijwilligers gebaren dat ik rechtsaf moet – dat weet ik ook wel, laat me met rust. Door mijn tranen heen zeg ik mijn moeder in haar oor: ‘Ik heb beppe onderweg gesproken, en ze is trots op je’. Meer kan ik er op dat moment ook niet van maken. Ik maak me weer los. ‘Nog zeventien’, zeg ik, en ga verder. Door het wisselpunt, langs het water, naar de molen van het Noorden. Over dat smalle dijkje – waar Bonita weer in de berm ligt en een puike foto maakt – en weer verder. Yes, daar is Gerard ook. Vanaf nu twee fietsers bij me. Op naar Oost, het laatste kwart.
* * *
‘Oost…is dat niet één van de oudste dorpen van Texel?’, vraagt Marco me…om me wat af te leiden, of de moed erin te houden, of… ‘Hmm’, zeg ik. Stilte. Kan mij Oost nou schelen, denk ik. Stilte. ‘Ze hadden het wel een kilometer of vijftien dichter bij die Stayokay kunnen bouwen!’, zegt Marco. Ik schiet in de lach. Bij de volgende drankpost kom ik piepend en krakend tot stilstand. Ik ben nog steeds misselijk, dus hop, weer aan de cola. Ook probeer ik een stukje banaan. Het vijfde gelletje geef ik onverrichter zaken weer terug aan Marco. Ik trek mezelf weer in gang. De koek is bijna op voor vandaag. Ik wurm me door Oosterend, en vertel Gerard op Nieuweschild – op weg naar de dijk – over mijn {i}encounter{ei} met beppe. Ook begin ik te bazelen: ‘{i}Fuckaduck{ei}, vijftig kilometer’, roep ik plots uit als ik op mijn horloge kijk en 49,94 zie staan. ‘Je bent bezig aan een historische prestatie!’, zegt Gerard. ‘Een éénmalige historische prestatie’, vertel ik hem. Marco lacht: ‘Dat zijn historische prestaties meestal’, zegt hij. We zetten koers richting Dijkmanshuizen.
Het loopt niet meer. Na de drankpost op vijftig kilometer kom ik amper de dijk over, al doet het sinaasappeltje me wel goed. Ik stiefel naar beneden, door het kommetje bij het surfstrand. Dan weer de dijk op en keren richting Oudeschild. Ik kom niet meer op gang. ‘Toch fijn dat jullie me niet meer informeren over mijn tempo’, zeg ik tegen mijn fietsers. Ik weet dat het gezakt is, maar hoor pas later dat ik nog maar net aan 9 kilometer per uur liep. Mijn linkerheup begint te steken. Het zal toch niet? Gerard had me net voorbij Oosterend al aangeboden om een muziekje op te zetten. Dat had ik toen afgeslagen. Plots komt er een riedeltje in me op. Ik probeer het thuis te brengen. {i}‘Our Father’ … ‘Sing louder’{ei} … Wat was dat ook alweer? {i}‘Let this place erupt with praise’ … ‘Can you hear it’{ei} … Ja, ja bijna. {i}‘The sound of Heaven touching earth’{ei}. Yes, ik heb ‘em. Ik roep Gerard: ‘Als je nog steeds in de stemming bent om muziekjes te draaien, dan zou dit een goed moment zijn!’. We zitten op de {i}music pulls you through{ei}-dijk, waar Marco en ik in een ander leven ook al eens muziekjes draaiden om de kilometers door te kunnen komen.
Gerard heeft het nummer gevonden. De eerste klanken klinken: {i}‘Our Father’{ei}… Ik voel een rilling over mijn rug lopen. Bijna simultaan schiet mijn rechterbeen krachtig naar voren. {i}‘All of Heaven roars Your name’{ei}. Ik sluit mijn ogen en het overspoelt me. {i}‘Run faster, let this place erupt with praise’{ei}. Mijn tred wordt makkelijker en vloeiender, het tempo schiet omhoog. Tien per uur. Elf per uur. {i}‘Can you hear it, the sound of Heaven touching earth’{ei}. Gerard ziet wat er gebeurt en proclameert: ‘Yes!! Jij bent een overwinnaar! Je word gedragen door engelen!’ Ik heb 53 kilometer in de benen en ineens valt alle vermoeidheid van me af. {i}‘Spirit break out, break our walls down’{ei}. Ik ben ontketend! {i}‘Spirit break out, Heaven come down’{ei}. Twaalf per uur, dertien per uur. {i}‘King Jesus, You’re the name we’re lifting high, Your glory, shaking up the earth and skies’{ei}. Tegen de veertien per uur denderen we de haven binnen. {i}‘Revival, we want to see Your Kingdom here!’{ei}. Pake is op de haven. Lisan staat met haar voorlaatste bordje {i}‘He has overcome!’{ei}. Yes!! We gaan de haven door en komen langs tante Anneke Boom Feenstra. Het gaat héél goed!
Aanvankelijk had ik gezegd: de laatste 5 zijn voor mij en papa God. Maar ik had bij Oost al tegen Marco en Gerard gezegd dat ze tot het einde mochten meefietsen. Ik heb genoeg alleen gelopen voor vandaag. En nu mogen ze beiden getuigen zijn van de wonderbaarlijke wederopstanding van Patrick Witte. Mijn snelste kilometer gaat in 4:48. Het is kilometer nummer 57. ‘Waar haal je dit vandaan?!’, roept Marco, ‘Dat je dit kunt laten zien op dit punt is zo ongelooflijk knap!’. Ik weet niet wat ik op dat punt moet antwoorden. Alle eer en glorie aan de Vader, denk ik, maar besluit er op dat punt maar geen verhaal meer aan te wijden. {i}‘It is well with his soul{ei}, nog 5 kilometer’, had Gerard even daarvoor op Facebook gezet.{i} Through it all, it is well{ei}. Er is nog één {i}mountain in front of me{ei}; de Hogeberg. De laatste twee gaan tegen wind, maar het gaat mij voor de wind. Ik blijf gestaag lopers inhalen en weet allang dat ik het ga redden, al sinds de eerste maat muziek uit Gerards telefoon.
De laatste kilometer fietsen Gerard en Marco vooruit om me bij de finish binnen te kunnen halen, en krijg ik nog een paar honderd meter gezelschap van Joery, die nog even meeloopt. De finishstraat is voor mezelf. Ik neem het applaus in ontvangst en ga met gesloten ogen en gespreide armen over de finish. De klok staat op 5 uur, 45 minuten en 32 seconden. Een tijd waar ik vooraf zonder greintje twijfel of spijt voor getekend zou hebben. Een bovennatuurlijke tijd, gezien mijn voorgeschiedenis en trainingsomvang. En dan stromen de felicitaties binnen. Als eerste is daar Gerard, mijn held. En natuurlijk mijn ouders en pake, die ik een dikke knuffel geef. Lisans laatste bord luidt: {i}‘I’m no longer a slave to fear, I am a child of God’{ei}. We wisselen een blik uit die meer zegt dan 1.300 kilometers trainen of 60 kilometers racen. Alleen wij weten hoeveel we ervoor gelaten hebben om dit voor elkaar te krijgen, en we zien de vrucht ervan. Niet alleen in het lopen zelf.
Het overrompelt me een beetje, al die felicitaties. Mijn opa en oma komen langs, Bonita en Michael, Geeke en Joery – die het er om begrijpelijke redenen moeilijk mee heeft. Marco, wat ben ik dankbaar voor zijn kameraadschap tijdens deze tocht. Ik spreek wat andere lopers: mijn Phoenix-trainers, Martin Baptist, Remko Nagtegaal – die snelste Texelaar werd. Ruth en Marieke komen enthousiast aan. Leendert en Hibbe zijn er al, met hun Rafaël. Ik heb eindelijk tijd om Aaron en mijn Raphael even te zien. Als Donné binnenkomt is de Eldad-groep weer compleet. Ik geef ze allemaal een knuffel – Geert, Donné, Bernard en natuurlijk Arnaud. Zoveel kilometers samen getraind in aanloop, en voor ons beiden met zo’n onwaarschijnlijk mooi eindresultaat. Het is het einde van een paasweekend waarin de wederopstanding opnieuw een dagelijkse realiteit bleek. Een weekend waarin we zoveel ontvangen en zoveel uitgedeeld hebben. Een weekend vol {b}geloof, loop en liefde{eb}.
Patrick Witte
(pjotr_16 <> hotmail.com)
PS Mijn jongere zus Bonita Thompson-Witte heeft mooie foto’s gemaakt: https://www.oypo.nl/F1E3D369B1D88C61