Het was vijf weken en twee dagen geleden dat ik in Saint Nicolas de Véroce naar de wedstrijdorganisatie van de Montagn’hard ging om te zeggen dat ik niet meedeed. Nota bene 8 uur voor de start! De in eerste instantie zo onschuldig lijkende blessure aan de Piriformis stond deelname in de weg. Piriformis. Eerst kon ik het woord niet onthouden toen mijn fysiotherapeute het noemde, daarna leek het me een grappig scrabble woord en na drie weken kon ik het niet meer aanhoren. De bilspier dus.
Nou, die bilspier was dus niet genezen op 7 juli in de Alpen, maar bleef terug in Nederland ook nog een tijdje roet in het eten gooien. Het zou nog twee weken duren voor ik weer vrijuit kon lopen, nog drie weken te gaan tot de start van de 2e seizoenshelft, de Monschau Ultrarun. Samen met mijn begeleidster maakte ik een plan om weerbaarder te worden tegen blessures. Kracht en souplesse oefeningen in een juiste verhouding. Dat werkte prima. Met de dag werden mijn benen beter! Maar dat nam niet de trainingsachterstand in kilometers weg. Acht dagen voor “Monschau” werden mijn beenspieren goedgekeurd voor duurloop belasting.
Deze duurloop werd een ramp. Geen moment in de cadans kunnen komen en na 24 km geradbraakt weer thuis. Monschau leek heel dicht bij en een goede race heel ver weg. In de dagen daarna ging het steeds een beetje beter. De cadans kwam weer terug en de hartslag bleef lager. Op naar de Eifel!
Vorig jaar liep ik een mooie 4 uur 36 minuten, toen als toetje op een zwaar trainingsblok voorafgaand aan de UTMB. En wat nu? Lekker pijnvrij lopen, met een goed ritme en binnen de 5 uur was misschien wel de meest vage doelstelling ooit waar ik mee gestart was. De vroege zondagochtend was lekker koel. Een graad of 8, weinig wind en de brekende dageraad aan de horizon. Ideaal loopweer!
Na de start zit het tempo er prima in. De souplesse is er en na enkele kilometers een goede cadans. Via een lus van 14km over de Hoge Venen terug naar Konzen voor de 2e ronde van deze race, 42km door de Eifel. Het stadje Monschau door, langs het water en dan omhoog naar Widdau. Op 24,5km reikt m’n vader een bidon aan met sportdrank. “Het gaat goed” zeg ik tegen hem, maar realiseer me ook dat ik half juni voor het laatst langer dan 25km achter elkaar liep. Hoe zou dat nu gaan?
De klim naar Hofen is slechts heel even steil, maar voor de rest gewoon lang. Op dat steile stuk wandel ik even om mijn benen hier niet op te blazen. “Vorig jaar rende ik hier nog” schiet er door m’n hoofd. Na 200 meter wandelen pak ik de looppas weer op. Na de top volgt het glooiende deel richting Gut Heistert. Ik zit weer in het ritme. 30 kilometer, 35, het blijft goed gaan. Op 40 kilometer weer een bidon. Nu het laatste deel.
Vorig jaar werden mijn benen hier zwaar en zakte het tempo. In mijn geheugen zit de lange weg langs Kalterherberg en het slingerpad naar de voet van de laatste klim. Maar nu loopt het nog steeds lekker. De weg lijkt dit jaar veel minder lang! Ik hou ritme en snelheid vast. Lopen is zo genieten en ik kan met niet meer herinneren hoe je Piriformis spelt! De laatste klim haal ik nog 2 lopers in en dan door naar de finish. Na 56 kilometer en 1000 hoogtemeters kom ik in 4 uur en 23 minuten op de 11e plaats over de streep. Wat een verschil met….. Een aantal dieptepunten uit de afgelopen weken schieten door m’n hoofd!
Nu op naar de toekomst! Op 19 oktober start ik in Millau voor de Endurance Trail. Ik wil daar mijn PR uit 2015 verbeteren: 13 uur 35 minuten. En in december wil ik me nog verder voorbereiden op het WK 24 uur in 2019. Dat ga ik doen in het Franse Ploeren. Voor nu, stappen blijven maken, verstandig trainen en uit de handen van het blessurespook blijven!
Arjan van Binsbergen