Van het grasveld in Combloux tot de finishstreep in Millau

Arjan van Binsbergen: “De temperatuur in de middag neemt tropische vormen aan. Het zweet gutst uit m’n lijf. Bij alle posten is het drinken lauw. Wat had ik graag één koud drankje gehad….”

{b}Verslag van de Endurance trail Millau{eb}

Als je het seizoen 2018 moet beschouwen, heb je in oktober meer om op terug te kijken, dan naar uit te zien. Deze beschouwing stemt me positief: limiet WK 24 uur gelopen, als voorbereiding een degelijke 20 uur in de Transgrancanaria en een goede 11e plaats in de Monschau Ultrarun. Oh ja, en ik won de Bergrace Trailrun Experience. Maar van de 17 starters op deze marathon afstand was ik de enige die de finish haalde. Deze kanttekening zorgde dat de kurk op de champagnefles bleef bij thuiskomst.

Het valt direct op dat er maar één Ultratrail in dit rijtje zit. Deze trailrun droogte kwam niet alleen door de gedeelde focus met de 24 uur, maar zeker ook door het niet kunnen starten in de Montagn’hard, door een bilspierblessure. Waarom weegt een smet toch altijd zwaarder dan positieve uitslagen? Er moest nog iets gebeuren om van 2018 ook een goed trailrun jaar te maken.

Toen ik in juli besliste om niet te starten in de Motagn’hard zat ik op een grasveldje in het pittoreske Alpendorpje Comloux. Balen, balen, balen schoot door m’n hoofd. En weer zo’n rot blessure. Het werd tijd om anders te gaan trainen. Mijn lichaam sterker maken en weerbaarder tegen blessureleed. Of het door deze andere aanpak komt weet ik niet, maar ik stond vrijdag 19 oktober topfit aan de start in Millau voor de 101 km Endurance Trail.

Ik werd in de 2 startvakken vergezeld van nog zo’n 1400 lopers. Toen ik hier in 2014 en 2015 ook liep, waren het er 1000. De race had duidelijk aan populariteit gewonnen, ook getuige het groot aantal lopers met een ITRA index van boven de 800. Dat sterke deelnemersveld was ook goed te merken in de eerste kilometers na de start. Het was, na een half uur stilstaan, volle bak richting de eerste klim.

Vanwege de drukte op dit stuk, mag je in de eerste klim je stokken niet gebruiken. Dat bericht is niet bij iedereen doorgekomen blijkbaar want er zwaaien nogal wat punten in het rond. Oppassen dus! Na zo’n 30 kilometer wordt het licht en heb ik een goed ritme te pakken. Overigens ken ik geen andere wedstrijd waar zo veel lintjes en reflecterende strips hangen als hier. Waar je soms nog wel eens even goed moet kijken in het donker, gaat het navigeren hier vanzelf.

De kilometers verstrijken. Ik herken het vaste patroon weer. In de klimmen ben ik sneller dan de lopers om mijn heen, in de afdalingen leg ik wat toe. Maar de belangrijkste constatering is de kracht in mijn benen. En geen pijntjes. Komt dat nu allemaal door die nieuwe aanpak?

Dat mijn vorm goed is, blijkt uit het feit dat het eerste gevoel van vermoeide benen pas bij de ravito op 63 km de kop opsteekt. Bij het verlaten van deze post loop ik wat op met een Belgische loper. Volgens goed gebruik valt er in de afdaling een gaatje tussen ons. Plotseling zie ik hem staan. Knie kapot gevallen en een pijn vertrokken gezicht. Ik geef hem een paracetamol en help met het aanbrengen van de verband. Gelukkig zou hij de race wel uitlopen.

De temperatuur in de middag neemt tropische vormen aan. Het zweet gutst uit m’n lijf. Bij alle posten is het drinken lauw. Wat had ik graag één koud drankje gehad…. Ik weet dat de laatste klim de steile muur naar la Cade is. Nog maar één keer de soft flask vullen met lauw water. Straks aan de finish ga ik me te buiten aan koude drank. Cola, Spa Rood, als een Fata Morgana zie ik de grote, gecondenseerde, glazen voor me.

Bovenop la Cade de laatste ravito. De benen zijn aardig “vol” en na nog een lauw watertje dribbel ik verder. Tijd om deze race af te maken. In de afdaling denk ik nog even aan Combloux en de Motagn’hard. En aan de uren in de gym en al die oefeningen op het matje in de achtertuin. Of dit nu alléén het verschil heeft gemaakt weet ik niet, maar de laatste keer dat ik zo makkelijk een race van 100 km en ruim 5.000 hoogtemeters liep, is lang geleden. En met een tijd van net boven de 14 uur nog een prima tempo ook.

De laatste afdaling kent wat gladde stukken. Niet teveel dagdromen dus, maar scherp blijven. Dan verschijnt het bungalowcomplex en de finish boog rechts onder me. Missie volbracht. Niet het laatste trapje op rennen. Met vermoeide benen is de kans op vallen net even te groot. Die fout maakte ik in 2014. Die 2 seconden maken ook niet meer uit.

Over de streep volgt de ontlading. Een goede ultratrail brengt mijn seizoen weer in balans. 2018 is dus een goed jaar! Ik steek m’n armen in de lucht en ben blij met de 69e plaats. Mijn verzorgers zie ik links van mij staan. Als het goed is, komt nu dat koude drankje. Mijn moeder pakt vol trots de tas en zegt, kijk eens een colaatje. Hij is wat lauw, maar als je dorst hebt, zal hij best smaken. Tuurlijk, dank je wel!

Arjan van Binsbergen