Het niveau van Nederlandse prestaties in de 100 km Winschoten, 1976-1999

V
De finishlijsten van Nederlands oudste ultraloop, de 100 km in Winschoten, werden gebruikt om na te gaan of er ontwikkelingen zijn in het niveau van de Nederlandse ultralopers

UN-redakteur Martien Baars heeft een rustig voorjaar zonder de organisatie van De Zestig van Texel en dus stopt hij zijn vrije tijd en neus in allerlei algemene ultrazaken.
———

De finishlijsten van Nederlands oudste ultraloop, de 100 km in Winschoten, vormen uitstekend materiaal om na te gaan of er bepaalde ontwikkelingen zijn in het niveau van de toppers en subtoppers onder de binnenlandse ultralopers. September 1999 werd de 100 km in Winschoten voor de 24e achtereenvolgende keer georganiseerd, en hier is dat tijdvak onderverdeeld in 6 periodes van 4 jaar. De gemiddelde eindtijden zijn berekend van de eerste, de eerste drie en de eerste tien Nederlanders aan de finish. Alle gemiddelden werden afgerond op hele minuten. Het overzichtelijke beeld van de gemiddelden per 4 jaar is daarnaast aangevuld met de snelste en de langzaamste (gemiddelde) eindtijd per periode, om de extremen in kaart te brengen. De laatste periode 96-99 is iets afwijkend berekend vanwege de tropische omstandigheden van de RUN 99. Voor de beste Nederlander werd 1999 gewoon meegeteld in het gemiddelde over 4 jaar. Maar voor de beste drie werd voor 1999 het gemiddelde van de beste twee genomen, en het eerste tiental van 99 werd niet meegeteld omdat in dat jaar naar verhouding extreem veel uitvallers plus zeer langzame eindtijden voorkwamen.
Ter completering wordt tevens de gemiddelde leeftijd van de beste Nederlander vermeld, en worden de gemiddelde startvelden van Nederlanders en buitenlanders gegeven.
{fixed}
76-79 80-83 84-87 88-91 92-95 96-99
eerste nederlander 7.03 6.56 7.04 7.00 7.06 7.09
eerste 3 Nederl. 7.16 7.26 7.22 7.25 7.24 7.20 (99 eerste 2)
eerste 10 Nederl. 7.58 8.12 7.58 8.11 8.16 8.04 (zonder 99)
snelste 1e 6.46 6.51 6.49 6.40 6.58 6.54
langzaamste 1e 7.11 7.04 7.28 7.27 7.14 7.19
snelste 3-tal 7.05 7.11 7.14 7.13 7.21 7.07
langzaamste 3-tal 7.23 7.33 7.34 7.37 7.31 7.28 (= 2 p. 99)
snelste 10-tal 7.54 8.08 7.54 7.50 7.52 7.54
langzaamste 10-tal 8.04 8.18 8.06 8.26 8.45 8.13 (99: 9.43)
gem.leeftijd 1e Ned. 34 39 34.5 35.5 40 39
Ned. starters 59 51 50 58 76 59
buitenl. starters 28 40 52 48 169 116
{efixed}

Resultaten. De 100 km prestaties van Nederlandse lopers over de afgelopen 24 jaar vertonen geen duidelijke trend. Een toets van de eindtijd van de beste Nederlander over de afzonderlijke jaren levert geen significant verloop op (Spearman’s rangcorrelatie rs = 0.3 , n = 24, p >0.10). Ook het verschil tussen de gemiddeld wat snellere eindtijden van de beste Nederlander over de eerste 16 jaar vergeleken met de laatste 8 jaar is niet significant (Wilcoxon, p >0.10). Perioden met gemiddeld snelle eerste Nederlanders (80-83 en 88-91) gaan ook niet gepaard met snelle top-drie’s: met andere woorden, juist in die perioden was er een groot verschil tussen de nrs 1 en nrs 2 & 3. Als we de 3 beste Nederlanders gemakshalve als ‘landenteam’ beschouwen, valt op hoe constant de prestaties zijn. Kortom, het niveau van de toppers was eind tachtiger jaren al hoog, en is door de jaren heen ruwweg gelijk gebleven. Het snelste drietal finishers dateert uit 1976, meteen bij de eerste editie van Winschoten, en bestond uit de drie K’s onder de Nederlandse pioniers op de ultramarathon: Hans van Kasteren 6.45.48, Jan Knippenberg 6.58.49 en Joop Keizer 7.30.28. Tweede staat een veel recenter trio finishers, van de RUN ’96: Gerrit van Rotterdam 6.53.39, Wim Epskamp 7.07.58 en Dirk Westerduin 7.19.47. Het 2-na snelste trio finishers dateert uit 1980: Joop Keizer 6.53.29, Henk Bronswijk 7.14.20 en Hans Mikkers 7.26.12.

Het niveau in de breedte schommelt wat meer dan van de top-drie finishers. In de eerste 12 jaar waren de gemiddelde eindtijden van de eerste 10 Nederlandse finishers gemiddeld nog constant, met hoogstens 10-12 minuten tussen het beste en het slechtste jaar per periode van 4 jaar. Daarna worden de fluctuaties binnen de periodes steeds groter. Of dit aan extremere weersomstandigheden ligt is niet bekend, althans niet door mij onderzocht. Merk op dat het relatief grote aantal Nederlandse starters in de periode 92-95 niet resulteerde in een gemiddeld betere uitslag van de eerste 10.

Het aantal Nederlanders aan de start van Winschoten was meteen vanaf het begin hoog. De 10e editie van 1985 was de eerste keer dat er meer buitenlanders dan Nederlanders aan de start stonden. Na 1991, toen Winschoten de nieuwe RUN formule ging toepassen met een parcours van 10 km door het centrum, groeide het aantal buitenlanders spectaculair, mede door het organiseren van internationale kampioenschappen: de European Challenge in 92, 93, 94 en 99, de World Challenge in 95 en 97, en de World Veteran Challenge in 98. De groei van het aantal Nederlanders bleef daarbij achter, misschien mede omdat tijdens de meeste internationale kampioenschappen een limiet van 12 uur wordt gehanteerd die nogal wat scherper is dan de vroeger gebruikelijke 14 uur.

Voor 1991 wisten Nederlanders 6 keer de 100 km in Winschoten te winnen: 1976 Hans van Kasteren (6.45.48), Henk Bronswijk 1983 (6.51.18) en 1984 (6.49.11), Bruno Joppen 1987 (6.49.06) en 1989 (6.39.35), en Wim Akkermans 1988 (6.53.49). Na de instelling van de RUN in 1991 was een 3e plaats overall de hoogste klassering: Gerrit van Rotterdam (6.53.39) in 1996, een jaar dat Winschoten geen internationaal kampioenschap had.

Vanaf 1995 is Winschoten het NK 100 km. In de eerste 5 edities was 3 keer een veteraan de snelste Nederlander. Over alle 24 edities van Winschoten was dat 8 keer het geval: Henk Bronswijk in 83 en 84, Wim van Dijke in 91 en 92, Henk Noor in 94, Gerrit van Rotterdam in 95 en 96, en Wim Epskamp in 99.

In totaal is er in de historie van Winschoten 12 keer een sub-7 uur tijd door een Nederlander gelopen, door 8 verschillende lopers. De verdeling van die 12 keer over de 4-jaar perioden van Winschoten is als volgt: 2 – 3 – 2 – 3- 1 – 1. Al weer 4-5 jaar geleden zijn de laatste 3 sub-7’s door Nederlanders gelopen: Gerrit van Rotterdam in Winschoten 1995 (6.57.40) en 1996 (6.53.39), en Edward de Ruiter in Rodenbach 1996 (6.57.02). Andere markante sub-7’s in het buitenland gelopen zijn: Henk Bronswijk in Steenwerck 1982 (6.46.xx) en Torhout 1984 (6.43.38), en Bruno Joppen in Parijs 1987, tijdens de 3e WC (6.48.52, 2e vlak achter de Fransman Scelsi – ook een Bruno) en in Rodenbach 1988 (6.38.12 = beste Nederlandse prestatie). Ton Smeets gaat binnenkort een overzichtje maken van alle sub-7’s door Nederlanders gelopen.

Slotconclusie. De meest aansprekende 100 km prestaties van Nederlanders hebben in het verleden een zekere periodiciteit van 5-7 jaar gekend. Na de periode Hans van Kasteren rond 1976 (met 6.45), volgde de periode Henk Bronswijk 1982-84 (met tijden rond de 6.50), daarna de periode Bruno Joppen 1987-89 (met rond de 6.40), en tenslotte de periode Gerrit van Rotterdam 1995-96 (rond de 6.55). Tijdens de internationale kampioenschappen 100 km liggen de winnende tijden tegenwoordig rond de 6.20-6.30, een niveau dat lopers uit Nederland nog nooit gehaald hebben. Een meer realistische strategie is daarom te gaan bouwen aan een goed landenteam van zo’n 4-6 sterke lopers. Met een gemiddelde eindtijd van 7.20 voor de beste drie finishers kan een klein land zich op plaats 5-10 mengen in de internationale kampioenschappen.

Met dank aan Ton Smeets voor het ter beschikking stellen van de uitslagen van Winschoten 1976-1990 en aan Harm Noor voor de RUN uitslagen 1991-1999. Voor op- of aanmerkingen houdt de auteur zich aanbevolen (baars@nioz.nl, 0222-317716), mede met het oog op eventuele verwerking in een volgende versie van dit artikel dat mogelijk later dit jaar in Marathon Plus gepubliceerd wordt.

{b}Martien Baars, Texel{eb}