Ontvoerd door de EHBO

Theo De Jong in de Drenthe-marathon.

EHBO-ers in hun gele hesjes, iedereen kent ze wel. Bij een beetje wedstrijd zijn ze er voor noodgevallen altijd bij. Tot op heden besteedde ik echter weinig aandacht aan ze. Maar dat zal vanaf nu anders zijn!
Na vier weken vakantie (slechts drie keer gelopen!) was de Univé Drenthe Marathon weer mijn eerste marathon. Natuurlijk had ik beter moeten weten en eerst even wat kortere afstanden moeten lopen, maar het kriebelde.
Het is een mooi parcours daar in Klazienaveen. Eerst twee korte rondjes door het dorp en dan vier rondjes van tien kilometer door het mooie Drentse landschap. Er is veel publiek en vooral de eerste ronde is er applaus en aandacht voor de lopers. Maar daarna verplaatst bij een groot deel van het publiek de aandacht zich toch meer en meer naar de barbecue en de drank en zijn de lopers vooral ook vermaak.

De eerste ronden gaan me goed af, de halve gaat in 1:56. Maar na 25 km gaan mijn spieren toch protesteren. En ik geef ze geen ongelijk. Vier weken lang niets doen en dan een marathon? Nee, dat pikken ze niet. Door kleine krampjes laten mijn benen na enige tijd weten dat ze er genoeg van hebben. Krampjes in de kuiten, in de bovenbenen, links, rechts, voor, achter, eigenlijk overal. Dus dan maar even wandelen, maar wel snel wandelen zoals zesdaagselopers uit de vorige eeuw dat soms fanatiek oefenden voor het geval dat rennen niet meer ging. Het wandelen is een weldaad voor mijn benen. Een kilometer rennen en dan een paar honderd meter snel wandelen.

Maar, op 1800 meter voor de streep, een serieuze krampaanval in mijn linker bovenbeen. Ik probeer te rekken, ga er bij zitten en strek mijn been tegen een lantaarnpaal. Gelijk komen er twee EHBO-ers op mij af, een vrouw en een man. De vrouw vraagt vriendelijk of het gaat. ‘Het is wel eens beter geweest, maar het gaat’ antwoord ik. ‘Het is kramp, maar ik red me wel’. De man, echt één van het doortastende type zegt: ‘kom, ga staan, dan zal ik ze even masseren’. En hij begint mijn hamstring en kuit hardhandig te kneden. ‘Au, dat doet pijn, stop maar, dit is genoeg’ zeg ik. Hij gaat hardhandig door en geeft als verklaring: “het moet naar beneden toe afgewerkt worden”. Dan, voordat ik er erg in heb begint hij aan mijn bovenbeenspier, net boven mijn knie. Dit doet hij zo hard dat ik misselijk word van de pijn, overgeef en bijna van mijn stokje ga. Ik leun tegen de lantaarnpaal, voel me verschrikkelijk beroerd en mijn bovenbeen doet pijn. De doortastende EHBO-er besluit dat ik niet meer verder kan. ‘Ik loop door’, zeg ik. Maar hij is te doortastend en ik te beroerd en hup, daar ga ik, de bus in, richting centrale post. Het lijkt wel een ontvoering. Zijn deskundigheid en rang in de pikorde laat hij nog even blijken door tegen de EHBO-er in de bus te zeggen dat mijn bovenbeenspier gescheurd is. Door zijn behandeling had dat inderdaad kunnen gebeuren.

In de bus masseer ik zachtjes mijn gepijnigde bovenbeenspier, die langzaam weer soepel wordt. En dan komt het besef. Het besef dat de wedstrijd voorbij is, dat ik op 1800 meter voor de finish uit de wedstrijd genomen ben! Dat kan niet, dat mag niet en dat wil ik niet. ‘Stop’ zeg ik, ‘ík wil terug, ik wil de marathon uitlopen’. ‘Nee meneer, dat kan niet, u wordt naar de centrale post gebracht, dat zijn de regels hier in Klazienaveen’, antwoord de EHBO-er in de bus. ‘Ja maar, ik wil de marathon uitlopen’. ‘Eerst naar de centrale post’ is het strenge antwoord.

Op de centrale post aangekomen klim ik zo vief mogelijk uit de bus en ga praten, pleiten en overreden. Het is niet gemakkelijk, maar ik krijg mijn zin en uiteindelijk brengen ze me terug naar de plaats waar ze me opgepikt hebben. Ik mag weer gaan lopen! De laatste meters gaan eigenlijk best wel goed. En ik kom (met dank aan de doortastende EHBO-er) als twee na laatste in 4:33:39 over de finish.
Een marathon uitlopen is een kwestie van doorzetten en vooral EHBO-ers ontwijken.

THEO DE JONG