De HONDERDSTE op Texel, om nooit te vergeten

Vincent Schoenmakers: “Na 100 wedstrijden is de overwinning nog intenser. Het is lopersgeluk, waar sentimenten nog een rol mogen spelen.”

Het moet zo ongeveer bij het 35 km punt geweest zijn, toen ik in stromende regen met de wind schuin op kop onze Belgische loopvriend Edwin Lenaerts passeer. Hij heeft er al 95 km opzitten, ik slechts 35. Wel een aparte gewaarwording, lopers passeren, waarvan in normale omstandigheden alleen de achterkant zichtbaar is. ‘Het gaat wat moeizaam, de benen protesteren, maar als ik rustig doorloop kom ik er ook’, lacht hij. ‘Knap zeg, al bijna 100 km aan het lopen en nog zo opgewekt en vrolijk een praatje maken’, zeg ik. ‘Je moet blijven lachen, het is tenslotte hobby en zelfs nu nog beleef ik er plezier aan’, antwoord de optimistische Belg die over 3 weken in Japan een paar honderd kilometer gaat overbruggen. ‘Dit is een aardige training, hoewel ik door de koude wind en regen bang ben voor onderkoeling’, zegt hij op het moment dat de regen met bakken uit de hemel valt. Ik ben het helemaal met hem eens: ‘dit is niet leuk meer, twee jaar geleden hadden we superweer, zonnetje erbij, tegen de 20 graden, dat is pas genieten’. We wensen elkaar succes. Ik passeer een jonge vent, waarschijnlijk een eilander, want hij wordt van alle kanten aangemoedigd. ‘Heerlijk weertje, lekker zeg die regen, beter dan twee jaar geleden, ik heb toen vreselijk afgezien’, roept hij met stralende blik uit zijn kletsnatte kop, terwijl ik me afvraag waar de man de inspiratie vandaan haalt. Het zij zo, verschillen moeten er zijn.

De vorige editie was mijn eerste Zestig van Texel. Ik heb toen echt ontspannen gelopen en in de zon genoten van het uitdagend zware parcours dat 60 km lang langs allerlei markante punten van het eiland voert. Dat Texel twee jaar later mijn 100e (ultra)marathon (gelopen tussen 60 en 65 jaar) zou worden kon ik toen niet weten. Nu ben ik er blij mee.

Met de andere Brabanders Theo en Regina overnachten we in de Potvis. De pastamaaltijd is heel goed verzorgd. De lezing is interessant, ik heb er veel van opgestoken. Niet dat ik me ooit in zo’n Grieks gevecht zal storten, nee helaas, het lopersvirus heeft pas op latere leeftijd toegeslagen. Koos kiest voor de theoretische benadering, de voorbereiding, niks over het hoofd zien, op alles voorbereid zijn. Ron is een loper die enkel zijn loopschoenen, gevoel en mentale instelling als hulpmiddelen gebruikt. Succes verzekert? In ieder geval afwisseling genoeg.

Tweede Paasdag. In tegenstelling tot vorige keer draag ik een lange tight, 3 shirts waarvan 2 met lange mouwen en een regenjasje. Aan de start worden nogal wat berekeningen gemaakt, ook mijn loopschema wordt gevraagd. ‘Misschien is het saai en heb je het al meer uit mijn mond gehoord, maar met het aan de start staan begint het grote avontuur. Immers iedere wedstrijd is onvoorspelbaar, er kan van alles gebeuren’, zeg ik. Natuurlijk ben ik gebrand om in mijn 100e wedstrijd goed te presteren, maar ik heb toch mijn bedenkingen. De Binnenmaas vorige week moest ik door griep afmelden en heb 3 dagen in bed doorgebracht. Toch voel ik me goed en denk goed hersteld te zijn.

Exact half elf zijn we weg. De eerste kilometers wordt er hevig gekletst. Tot het Horsmeertje is het warempel warm. Enkelen doen hun jasje uit, fietsbegeleiders hebben het druk. ‘Met dit tempo lopen we 5.50 en we hebben 6.15 gepland, het moet langzamer’, hoor ik iemand zeggen. ‘Doorlopen, het gaat nu lekker, mogelijk blijven we onder de 6 uur’, zegt een ander uit hetzelfde groepje. ‘Nee afspraak is afspraak 6.15, daar moeten we onszelf aan houden’, zegt de in mijn ogen meest indrukmakende loper.

Dan komt het strand. Ik zie Simon Pols die aan zijn tweede ronde bezig is. Hij gaat lekker, maar zegt dat het zwaarste stuk nog komt. Inderdaad, het tweede gedeelte van het eerste stuk strand lijkt zwaarder dan een cross parcours. Ik zigzag op zoek naar harde ondergrond. Die is er niet, ondanks mijn 55 kilo zak ik centimeters diep in het mulle zand. Er wordt geen woord gesproken, iedereen is aan het ploeteren in de zandhopen. Mijn tempo is eruit en ik word veelvuldig gepasseerd. Er passeert een jeep met Jan Nabuurs erin, de man die vorig jaar 2e werd op de 120 km. Hij is bij de 10 km uitgestapt. Dat moet een fikse mentale klap geven, lijkt me. Het tweede stuk strand is aanzienlijk beter, maar ik heb veel tijd verloren.

Gelukkig, paal 21, weer normale weg. Bij elk van de 11 verzorgingsposten neem ik banaan of koek en water, squeezy of cola. Ondanks dat het strand me veel kracht heeft gekost, wil ik versnellen. De omgeving van de Muij en de Slufter lenen er zich goed voor, mooie vergezichten en goed begaanbare weg. Ik speel aanhangwagen in een groepje 30/40 jarigen, neem geen kop en zet geen stap teveel. Moet kunnen, ze vragen netjes of ik het tempo aankan. Het resultaat is erna, 3.29 op de 35 km. Stiekem hoop ik onder de 6 uur te finishen, want het draait als een tierelier. Er staan veel supporters, verscholen onder paraplu’s, aan te moedigen. Er schiet een vrouw de weg op, pakt een loper voor me stevig vast, kijkt hem dwingend aan, geeft met volle hand een klap op zijn kont en zoent onstuimig zijn nat en kil gezicht. Het zal de partner wel geweest zijn en wat dan nog. Ik wil eruit flappen of ze ook nog lust heeft in de volgende loper, maar Texel is klein, ik weet me te beheersen. Ik passeer Sjoerd Slaaf, die de 120 loopt. Wonderbaarlijk dat deze heroïsche afstand toch nog vrolijke gezichten tovert. Het lijkt of ze lange afstanden lopen als spel beschouwen.

De euforische toestand tussen de 20 en 35 km, wordt wreed verstoord door de verschrikkelijk koude regen die tot zeker 50 km mijn humeur aardig verpest heeft. Ik kan niet in de spiegel kijken maar voel dat ik een asgrauw gezicht heb. De spieren in de bovenbenen worden voelbaar, ik drink extra veel om geen krampen te krijgen. Omdat ik alleen loop, foeter en verwens ik de loopomstandigheden van de laatste maanden. In het mooie plaatsje Oosterend zie ik een paraplu op me afkomen, de man eronder heeft me niet gezien. ‘Mijnheer, heb je even voor mij’, zing ik ondanks mijn klappertanden op de melodie van Frans Bauer. ‘Sorry, sorry’, reageert hij en vouwt zijn paraplu dicht, terwijl hij buigt als een knipmes.

De 50 km in 5.04. Mijn benen lijken als ijzer zo zwaar. Ik tel een kwartier bij mijn gekoesterde eindtijd. Er passeren 2 dames. Ze zeggen dat ik er nog fris bijloop. Dat is de buitenkant, ik laat ze maar zo wijs. ‘Nog even alles uit de kast halen’, hoor ik zeggen. Het lijkt of ik nog voldoende energie over heb voor een eindsprint. Alle pijn vloeit uit mijn benen, ik ben me bewust dat ik dit nu al 100 keer doe. In de laatste bocht voor de finish krijg ik een brok in mijn keel, toch nog in 6.07.42 over de meet. Fantastisch, prachtig, pijn geleden, maar de vreugde van wéér een overwinning deel ik met mijn medelopers die al binnen zijn. Zij weten hoe het voelt. Na 100 wedstrijden is de overwinning intenser. Het is lopersgeluk, waar sentimenten nog een rol mogen spelen.

Vincent Schoenmakers