Rotterdam 2005, een simpel verslag van een pacer.

Bijdrage van Theo de Jong over zijn ervaringen tijdens de marathon van Rotterdam.

Op 9 april werd alweer voor de 25 keer de marathon van Rotterdam gehouden. Bij het grote publiek betstaat, door alle media-aandacht de indruk dat dit de enige marathon van Nederland is. Op radio, maar vooral ook op TV wordt vooraf ruimschoots aandacht aan de marathon besteed. Wie kent niet het spotje van Felix Limo die loopchoenen in plaats van een feestjurk voor zijn moeder koopt. Bovendien vinden veel lopers dat Rotterdam dé plaats is om op de marathon te debuteren. Zo liep ook ik, vier jaar geleden, mijn eerste marathon in Rotterdam.
En nu ben ik pacer voor de groep van 4:00:00. In eerste instantie zou ik dat met Henry Okekrsen doen, maar Henry is nog steeds geblesseerd. Peter Verhulst is zijn vervanger.
Plaats van samenkomst van pacers en lopers is de lobby van het Hiltonhotel. Kijk, dan heb je het mooi voor elkaar, ontvangen worden in de lobby van een chic hotel. Bij aankomst zit Edwin van de Loop al diep in het pluche weggezakt. Ook ik vlei me neer in zo’n fraaie canapé. Helaas, het omkleden is in een ander ruimte. Even buitenom en dan eerste deur rechts meneer, werd ons uitgelegd.Wat een tegenstelling. Hier hangt het halve plafond naar beneden, is de vloerbedekking eruit gesloopt en staan er niet eens stoelen. Achterin ligt, om het beeld van afbraak te versterken, een stapel oude matrassen. En er is stof, heel veel stof. Dit was duidelijk de’andere kant van de glitter and glamourmedaille, de achterkant van het Hilton.
Tijdens het omkleden zijn er veel vragen van lopers. Welke kleren ze aanmoeten, of ze wel genoeg getraind hebben, hoe we het bij het drinken doen en hoe met het plassen moet. Veel vragen van enthousiaste, maar onzekere lopers. Veel debutanten en opvallend veel vrouwen.
In het startvak is het al een drukte van belang en vooral erg gezellig. Na het ‘You never walk alone’ (Rottterdam doen we het met 12500 mensen) van Lee Towers klinkt het startschot.
Het is druk, verschrikkelijk druk, zo druk dat het in het begin steeds zoeken is naar het juiste tempo. Inhouden, een stukje versnellen, om andere lopers heen en dan weer verder. Maar na twee km heb ik het tempo te pakken. 5:40 per kilometer, 28:20 per vijf kilometer. De eerste vijf gaan in 28:25. De lopers zijn allemaal goed gemutst en praten nog heel wat af. Straks na 35 km zal het echter doodstil zijn in de groep. Overigens een heel goede groep.
De tweede vijf km gaan in 28:31 en de derde vijf gaan in 28:09. Een mooie vlakke race dus. Bij de drinkposten lopen we steeds de eerste kramen met de grootste drukte voorbij. Na een korte drink/wandelpauze geef ik als een sergeant-majoor met luide stem aan dat we weer op pad gaan. Peter bewaakt dan de achterhoede, ik loop voorop. En na een minuut of wat heeft Peter de meute achteraan weer bij elkaar gedreven en komt dan ook weer voorop lopen. Na 1:59:42 zijn we op de helft en kunnen we de kilometers gaan aftellen, zeker als we voor de tweede keer de Erasmusbrug overgaan. Ondertussen geniet ik van de groep lopers, hun verhalen en, nog steeds, hun vragen.
Op het stuk naar de Kralingse plas zien we aan de andere kant van de afzetting de snelle mannen en vrouwen naar de finish snellen. Wij moeten dan nog 15 km. Ondertussen is het weer droog geworden en af en toe zelfs een beetje warm. Achter in de groep vallen nu gaten, waardoor de groep langer en langer begint te worden. Ik laat me terug vallen en probeer de lopers bij de groep te houden. Kom op, gaatje dicht lopen, zorg dat je in de groep blijft. Het helpt, het lange lint wordt ingedikt tot een min of meer hechte groep. De volgende kilometers tot aan de finish zal ik me steeds vaker moeten laten terug zakken om de lopers aan te moedigen. En dat werkt. En dat is nou net wat dat pacen zo leuk maakt. Je ziet dat de mensen het kunnen, maar ze weten het zelf nog niet en met een beetje aanmoediging ontdekken ze dat ze het tempo goed bij kunnen houden.
Het ooievaarsnest op een paal in het gazon, met daarop een verkleumde ooievaar trekt ieders aandacht. Dat leidt even af. We zitten al voorbij het 35 km-punt en een aantal lopers krijgt nu serieuze problemen. Ik probeer ze erdoor te helpen, maar ik zie enkelen jammer genoeg langzaam uit het zicht verdwijnen. Aan de voorkant groeit de groep echter steeds weer aan doordat ingehaalde lopers proberen aan te klampen.
We lopen nog steeds een uitermate vlak race. Uiteindelijk blijkt er tussen de langzaamste en snelste vijf kilometer slechts 49 seconden verschil te zitten. Dat mag je toch wel ‘vlak lopen’ noemen.
Het 40 km bord is voor velen een geschenk uit de hemel, nog maar twee kilometer. De lopers is de inspanning nu aan te zien. Met een grauw en bezweet gelaat, sommigen met witte zoutlijnen op de slapen, zuchtend, puffend en hijgend gaan ze door. Het publiek moedigt de lopers aan door te gaan.. Zeker hier in de buurt van de finish is het publiek lekker luidruchtig.
Bij het 41 km bord manen we de nog ‘frisse’ lopers toch vooral nu hun eigen weg te gaan en nog wat seconden van hun tijd af te snoepen. Anderen blijven pal naast en achter ons lopen. Ze zijn moe en lopen zwijgzaam met ons mee. Nog 500 m, nu durven ook zij te gaan. Peter en ik concentreren ons nu op de achterblijvers om ook die nog binnen de vier uur binnen te krijgen. En dat lukt bij een opvallend grote groep.
Na de finish is het heerlijk om al die gelukkige mensen te zien. Bezwete, vermoeide en uitgeputte mannen en vrouwen die hier in Rotterdam een wereldprestatie hebben neer gezet. 42 km in vier uur. En juist dat maakt het pacen tot zo’n plezierig werkje.

THEO DE JONG
viridis -@- planet.nl