Een verhaal over vriendschap en averechtse aanmoedigingen
{b}In een vroeger artikel op deze site meldde ik in een voetnoot dat mijn stadsgenoot en uitmuntend ultraloper Edwin Lenaerts binnenkort terug het langeafstandspad zou gaan ’bewandelen’. Ik had hem alleen niet zo vroeg – op nine eleven – verwacht!
Belt hij me op met de vraag of hij met mij mocht meerijden naar Meerssen, naar de Mergellandmarathon.
Ikke zwaar vereerd natuurlijk! Den Edwin! De finisher van de Spartathlon en van nog enkele van die fraaie loopjes in {i}mijn{ei} wagen! Natuurlijk kon dat!{eb}
Wij arriveren – ietsjes over twaalven – in de Molenveldweg bij sporthal Marsana waar we onze borstnummers oppikken. Even de bekenden groeten, en dan naar het kerkplein waar start -en aankomstlijn getrokken zijn.
Mijn illustere medereiziger had zich voorgenomen bij mij te blijven. Wat een eer, voor een eenvoudige jongen als ik, die zelden nog onder de 4 uur een 42 kan volbrengen!
Met gemengde gevoelens durfde ik evenwel geen ‘nee’ te zeggen tegen het spontane aanbod van zulke kampioen.
Hij zou bij mij ‘proberen’ te blijven, waren zijn woorden, die me daarbij de schrik op het lijf joegen! Proberen … ik voelde de nattigheid al komen. Zou ik me moeten forceren omdat ik me moreel verplicht zou gaan voelen om gelijke tred met hem te houden, en de schijn te wekken dat ik toch nog ruim onder de 4 uur kon eindigen, als ik dat wou ….
Tjonge toch, met zulke enge gedachten in mijn kaal hoofd aan de start van GEEN makkelijke marathon staan, neen, ik had me mijn derde deelname aan deze 42 anders en vrolijker voorgesteld.
Eén uur, het startschot, en weg waren we, voor het rondje van 25 K. Na amper één kilometer wist ik het al, en gebeurde het waarvoor ik gevreesd had : 5.25 minuten! Met andere woorden, goed voor een eindtijd van onder de 3.50 u. … en hulp! dat kan ik niet meer, zeker niet op dit parcours! Ik zat dus al in zak en as voordat mijn voorvoeten goed en wel de Zuid-Limburgse bodem hadden gestreeld. Dit moet fout gaan, dit wordt AFZIEN!
Wat doe je dan als ervaren marathonien met 139 caps : tempo milderen! Maar dat kon ik mijn maat toch niet aandoen, hij zou nog voor de 5 K krampen krijgen van mijn slome getrappel.
Dus doorgaan, wij zouden doorgaan!
Bij 10 K liepen we al 2 minuten voor op mijn schema van 6 minuten per km!
Toen we rond km 23 Hans B. en Susan M. inhaalden, dacht ik aan zelfmoord. Dit ‘schoon volk’ loop je niet ongestraft voorbij, spookte het doorheen mijn pijnlijke kale kop. Ik zou zeker op de Meerssense markt halthouden, en dus na 25 km de schoen aan Maarten geven. Onder de aankomstboog bleken die 2 minuten verdubbeld. Waanzin! Wat anders dan een martelgang van nog ruim 17 km zou mij nog te wachten staan!
Maar wat woorden vloeiend uit de mond van een kampioen al niet kunnen teweeg brengen : “Ge zijt goe bezig, Micha!” Boem! Een stoot van jewelste! De adrenaline stroomde mijn 55-jarige leden binnen als een tsunami, zo overdonderend. Vlak na de eerste aankomst-doortocht stond een bevoorradingspost. In plaats van te stoppen goot ik nog wat extra vocht achter de kiezen, inclusief mijn vaste druivensuikertabletje, en voorts boerden we naar de eerste van de zovele hellingen op het parcours.
Maar nauwelijks boven die bewuste molshoop knorde mijn nietsvermoedende haas :” Toch fijn aan zo’n joggingstempootje de marathondraad terug op te pikken!”
Daar ging mijn adrenaline! Ging? Daar spoot de adrenaline mijn spieren en vezels en knoken uit, als een pompier die de brandspuit plots op ‘full power’ zet! Geen greintje van dit oppeppend goedje restte nog in mijn getergde lichaam. Mijn 1.70 m van nog even voordien schrompelde terug tot nauwelijks boven de heup van mijn lakonieke metgezel.
En hij ging onverdroten verder met zijn complimentjes. Vlak bij ’t begin van een vals-plat van meer dan een kilometer dacht de onverlaat mij te moeten sussen met : “Toch fijn dat ik nog niks gewaar word. Het verste wat ik tot nog toe getraind had, was 28 km en ik ben toen moeten stoppen, het ging van geen kanten. , ik sta precies al verder dan ik dacht. Echt moeiteloos vandaag.”
Ikke : “Jaja, goed tempo, hee!”
Bij god, mijn bovenbenen voelden aan als lood en ze telkens omhoog tillen bij elke stap was titanenarbeid. Mijn gelaatsuitdrukking als ik naar de fantast naast mij keek, toen ik die woorden sprak, was sereen. Ik wilde niet tonen dat ik die {i}joggingspace{ei} niet aankon!
“Doorzetten, Micha, nog even en we zijn er!”
Je moet zoiets niet zeggen tegen iemand die alle kleuren van de regenboog ziet. Nog even! Nog 7 K! Iedere mijn-niveau-marathonloper weet dat dit {i}‘nog even’ {ei}met verzuurde benen nog een halve marathon waard is. Bij K 38 ‘veinsde’ ik dat ik mijn rug even diende te rekken, en stopte zowaar om kort een diepe buiging te maken, gevolgd door een 50 m-wandelingetje. Meteen zag ik mijn maat ook een bepaald kleurtje van de regenboog krijgen : groen, namelijk. Een marathonloper wandelt niet, zag ik in zijn minachtende blik.
Hij durfde blijkbaar niet anders dan ook even de wandelschoenen aan te trekken. Hij wist dat ik de chauffeur was, nietwaar!. En te voet van Meerssen naar Genk, is toch zo’n slordige 40 km. En misschien was dit toch nog effen te veel, met amper 28 trainingskilometers in de benen!
Om een lang verhaal kort te maken ….
Bij de meet laat je toch de oudste eerst over de streep lopen. Maar de gedachte alleen al dat mijn maat zich een strompelaar als ik voor zich zou moeten gedogen, bleek voor krullie niet te harden.
Met een ultieme jump lapt ie me nog 2 seconden aan mijn doornatte broekje : 4.05.04 tegen 4.05.06
Galanterie en eerbied voor grijze haren is helaas geen eigenschap van de hedendaagse jeugd meer. Respect voor een kaalkop des te minder.
Jammer.
Dit is de laatste die mij ge’haas’d heeft.
{i}Micha, het konijn.{ei}