{b}DEBUUT 50 KM FAT ASS FIFTY SOERENDONK 30 DECEMBER 2000{eb}
Na jaren op de traditionele afstanden gelopen te hebben wilde ik wat anders. Maar wat staat je te wachten? Is het pad van de ultramarathon niet een té moeilijke drempel om te nemen? Mijn eerste ervaring met de ultramarathon was 19 augustus 2000, waarin ik in het estafetteteam van AV Veteranen Nederland uitkwam (ben tot 2000 licentielid Veteranen Nederland geweest, nu abonnee lid). We behaalden daar de eerste prijs, die recht gaf op gratis deelname het jaar daarop. Ik heb toen gezegd volgend jaar graag mee te doen, maar dan als sololoper.
Al enkele maanden later las ik dat er een ultramarathon over 50 kilometer gehouden zou worden in Soerendonk. Wel geen 6 uur, maar toch een uitdaging, je moet toch érgens beginnen. We kregen een aantrekkelijk parcours van ruim zeven kilometer voorgeschoteld met een uitstekende verzorging van nog wel twee posten. De sneeuw van de kerstdagen was nog duidelijk zichtbaar aanwezig en zorgde voor een fraai landschappelijk plaatje. De eerste 4 ronden verliepen naar wens. Na 29 kilometer wees de klok 2 uur en 31 minuten aan, ruimschoots binnen de limiet die ik mezelf gesteld had. Net binnen de 5 uur finishen was mijn doel, ruim tien kilometer per uur moest te doen zijn. Met nog 21 kilometer te gaan zou eventueel verval gecompenseerd worden. De daaropvolgende ronde begon het licht te sneeuwen, wat later overging in regen. Een echte loper deert dit niet, die laat zich niet beïnvloeden door natuurgeweld. Hoewel in de laatste tien kilometer de bovenbenen, vanwege de aanslag op de spieren begonnen te protesteren, hoefde ik niet af te zien. Na 4:41’08 gelopen te hebben, passeerde ik nog frisogend (althans volgens belangstellenden) de finishlijn. De vuurdoop in het ultralopen was geslaagd.
In tegenstelling tot de klassieke marathons komen er op dit soort wedstrijden weinig toeschouwers af. Ik hoorde een van de weinige supporters het als volgt samenvatten: ‘Als je in een marathon finisht ben je een held. Doe je er zoals hier 8 km bovenop, dan geniet je in je eentje, een geluk dat je met niemand hoeft te delen’. Na andere wedstrijden heb ik altijd enkele dagen spierpijn, toen niet. Latere ervaringen zullen mogelijk hierin een oplossing geven. Dat ik de smaak te pakken had was duidelijk. De voortreffelijke verzorging met gezellige praatjes onderweg, het sociale aspect van even met iemand meelopen en de wedstrijd bespreken, geeft dit ultralopen een ontspannen sfeer. In de traditionele wedstrijden wordt snel een bekertje drinken van de tafel geritst, want er mogen geen seconden verloren gaan. Dit soort toestanden ontbraken gelukkig in Soerendonk.
{b}6 UURS-LOOP VALKENBERG RUN BREDA 13 MEI 2001{eb}
Ik had een foldertje van de 50 van Zolder en de 6 uur van Stein meegenomen met de bedoeling beiden of een van de twee te lopen. In januari echter kreeg ik een knieblessure die enkele maanden duurde. In clubblad de Veteraan las ik dat de Stichting Breda Runners for life onder aupiciën van AV Veteranen Nederland voor het derde jaar een 6-uurs loop organiseerde. Ik wilde hier dolgraag aan meedoen, temeer omdat ik Zolder en Stein gemist had. Mijn debuut op een 6-uursloop zou zich in bijna tropische temperaturen van 27º afspelen. Een uurtje voor de wedstrijd begon, heb ik eens goed rondgekeken hoe men zich voorbereid. Bijna iedereen kent elkaar, maakt een praatje, kletst nog wat over een voorbije wedstrijd, wenst elkaar succes, en heeft volop animo er een leuke dag van te maken. Er hangt een lekker ontspannen sfeertje. Tijdens het omkleden praatte ik wat met twee broers uit Antwerpen. Later hoorde ik de speaker zeggen dat er een tweeling meeliep, waarschijnlijk waren zij dat. Hun verhalen over gelopen wedstrijden, waar ze allemaal aan meededen, de prestaties, prachtig om te horen. Het werd snel acht uur. De regels werden door de speaker nog eens goed uitgelegd en daar gingen de zeventig sololopers en een twintigtal estafetteteams.
Zes uur aan één stuk hardlopen is dat niet saai en geestdodend, hoorde ik mensen uit mijn kennissenkring regelmatig vragen. Als ze er bij waren geweest, of nog liever hadden meegelopen zouden ze heel anders praten. Bij de verzorgingspost was alles te krijgen om je inwendige mens goed te verzorgen. Vooral in het begin werd veelvuldig door de speaker gevraagd om toch vooral veel te drinken. Ik had vóór acht uur al zoveel gegeten en gedronken dat ik pas na drie kwartier in de wedstrijd gezeten te hebben van de verzorgingspost gebruik maakte. En dat deed ik daarna bij iedere doorkomst. De eerste uren was de zon een aangename factor, maar allengs de strijd vorderde werd het voor velen ‘een koperen ploert’. Persoonlijk had ik er niet zo’n last van, de kou is voor mij erger. Na 2½ uur plaatste de organisatie een sproei installatie. Het zou de meiden van de sponzenpost enigszins verlichten, want die hadden het druk en deden voortreffelijk werk. Voor mij verliepen de twee eerste uren naar wens. Tussen het tweede en derde uur echter begonnen de benen te protesteren. Ik paste mijn tempo aan de omstandigheden aan en nam wat gas terug. Een streekgenoot Jos Hopman die ik tevoren verteld had dat dit mijn eerste 6 uren waren complimenteerde me regelmatig en zei: ‘Zo, dat gaat goed met jou’. Ik, nog heel bescheiden, zeker na de eerste twee uur riep hem toe: ‘We zitten pas op een derde, over twee uur voel ik me misschien anders, maar nu gaat het lekker’.
De tijd vloog voorbij vooral vanwege de uitstekende ambiance. Als Ton Smeets (die ik ondertussen van Soerendonk kende, en het parcours al had opgemeten) de microfoon overnam, werd je heel onderhoudend beziggehouden. Hij vertelde dat het ultralopen al vanaf 490 voor Christus dateert, nog vóór de eerste marathon gelopen werd enzovoort. De afstanden van 240 kilometer in Griekenland met zijn eigen ervaringen daarin. De ambulance en het infuus die wel eens nodig zijn, waarvan je op zo’n moment hoopt dat het jou nooit zal overkomen. Ook de onkunde van onze minister president Wim Kok, die met de moderne communicatiemiddelen zoals een computermuis nog niet overweg kan. Dit alles wordt gratis en smakelijk opgediend door Ton, wat een aangename afleiding is, maar zeker ook een stimulans om de 6 uur tot een goed einde te brengen. Bovendien werden we uitvoerig op de hoogte gehouden van het wedstrijdverloop. Ook life muziek ontbrak niet, de harmonie deed goed haar best, evenals de vele enthousiaste toeschouwers die de deelnemers aanmoedigden.
Na vijf uur voelde ik me weer zoals de eerste uren. De dip was over, het ging weer voortreffelijk en ik probeerde het laatste uur nog alles uit de kast te halen om mijn kilometerstand wat op te voeren. Met een afstand van 62 km en 232 meter was ik dan ook heel tevreden. Ben benieuwd naar de officiële uitslag, op welke plaats ik geëindigd ben. Weer geen stijve ledematen overgehouden, alleen een dag later twee blaartjes, dat was alles. Het debuut in het ultralopen was nu zeker geslaagd. Ik ga verder. Hulde aan de organisatie en Ton Smeets. Volgend jaar hoop ik terug te komen.
Postscript van de redactie: Dit artikel komt ook in Marathon Plus nummer 3 2001, dat rond 1 juni uit komt.